Professor Eric Corijn mag dan met emeritaat zijn, als stadsactivist laat hij Brussel niet los en laat Brussel hem niet los. “In mijn dertigjarige onderzoek heb ik geleerd dat een stad geen land is, en die boodschap draag ik met steeds meer succes uit, want die geldt niet alleen voor Brussel.”
| Eric Corijn, hoogleraar op emiritaat, activist en deskundige stedelijke planologie.
De terugblik begint bij Vic Anciaux, staatssecretaris in de regering Picqué II, die op 21 november 1997 ontslag nam, omdat er volgens hem al te zeer gemorreld werd aan de taalwetgeving en door de arrogante anti-Vlaamse houding van één van de collega-ministers, de Franstalige liberaal Hervé Hasquin die ‘Anciaux uitlachte in zijn gezicht’.
Dat Anciaux een stevige Vlaamse reflex had mag als één van de boegbeelden van de ter ziele gegane Volksunie niet verbazen, maar hij stond niet alleen. Ook zijn Vlaamse collega’s in Picqué I en II Rufin Grijp (SP/SP.A) en Jos Chabert (CVP/CD&V) waren Vlaamsgezind, net als Dolf Cauwelier (Agalev/Groen) vanaf de oppositiebanken. Van Cauwelier is de uitspraak dat ‘een Brusselse dokter die geen Nederlands kent geen geneesheer is, maar een dierenarts’.
“Nu CD&V na dertig jaar naar de oppositiebanken verwezen is, zijn de communautaire scherpslijpers eruit,” zegt Eric Corijn. “Elke Van den Brandt, Sven Gatz en Pascal Smet zijn Vlaamse Brusselaars, geen Brusselse Vlamingen.
Deze regering laat de Vlaams-Waalse kwestie achter zich. Sven Gatz is minister van Meertaligheid, wat in feite een dissidentie is, want de Brusselse regering is hier niet voor bevoegd, maar ik sta ten volle achter de provocatie.
Luidde de vraag dertig jaar geleden nog hoe de verfransing van de Rand kon worden tegengehouden - de zogenoemde olievlek - dan gaat het vandaag over het doortrekken van de MIVB-tram naar Zaventem of de vraag of Vilvoorde en Dilbeek bij het hoofdstedelijk veiligheidsbeleid moeten worden betrokken.”
Wat is er in die drie decennia gebeurd?
Eric Corijn: De samenstelling van de bevolking is de voorbije dertig tot veertig jaar ingrijpend gewijzigd. Als je dat niet voor ogen houdt, kun je Brussel anno 2020 niet vatten en ben je als beleidsmaker op voorhand verloren. Een halve eeuw geleden telden de negentien gemeenten samen 1.070.000 inwoners. Brussel was een witte, liberale kleinburgersstad én de hoofdstad van België.
Halverwege de jaren 1990 was er een nettoverlies van 100.000 inwoners, maar er was veel meer aan de hand. Er hadden 300.000 tot 400.000 mensen Brussel verlaten en die waren deels vervangen door mensen die van ‘elders’ kwamen. Vanaf het einde van 1990 en het begin van de jaren 2000 hebben we dan de demografische boom gekregen, met als resultaat dat Brussel vandaag 1,2 miljoen inwoners telt.
Maar met de demografische boom is de oude, witte stad niet teruggekeerd, er vertrekken nog altijd meer mensen naar Vlaanderen en Wallonië dan dat er vanuit de twee gewesten naar Brussel komen. Er komen er tienduizend per jaar binnen, er vertrekken er 15.000. Brussel heeft een jonge bevolking met een hoge nataliteit.
En dan is er de buitenlandse instroom, waarmee ik niet de asielzoekers en de sans-papiers bedoel, maar de legale migratie vanuit de voormalige Oostbloklanden zoals Bulgarije, Roemenië en Polen. We moeten ons afvragen of we in dat geval van migranten mogen spreken, het zijn Europese medeburgers. Zijn de Limburgers die in Brussel neerstrijken dan ook migranten?
Waarom verlieten die 300.000 tot 400.000 Brusselaars de stad?
Corijn: De stadsvlucht van de jaren 1970 had te maken met de positieve effecten van de welvaartsstaat. Mensen uit de Brusselse volkswijken konden zich een betere woonst veroorloven en in combinatie met de publiciteit voor de auto en de toegankelijkheid van de stad per auto, werd dat de Rand.
Waar in het interbellum de suburbanisatie binnen de huidige negentien plaatsvond, zeg maar Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Agatha-Berchem en Evere, vond de suburbanisatie van de jaren 1970 plaats buiten de negentien. De politieke orde viel niet langer samen met de reële ruimte.
Wat betekent die stadsvlucht anno 2020?
Corijn: Er is geen groene gordel rond Brussel, dat is een mythe. De Rand is verstedelijkt. Mensen die vanuit Woluwe in Kraainem of in Dilbeek terechtkomen, merken niet dat ze de gewestgrens zijn overgestoken. Brussel en de Rand zijn één groot gebied geworden, waar de mobiliteitsproblemen in de communauté urbaine zouden moeten worden opgelost, maar dat heeft de grootste Vlaamse partij, de N-VA, niet gewild.
Of de Ring al dan niet verbreed wordt, of de stadssnelwegen vervangen worden door stadsboulevards en de viaducten afgebroken worden: dat zou op een duurzame manier opgelost moeten worden. Als iedereen met de auto naar Brussel blijft komen, zullen de Brusselaars nooit schone lucht hebben. Maar met stammentwisten los je die problemen niet meer op.
"De Vlamingen, politiek zelfs een overbeschermde minderheid, hebben zich al altijd multicultureel gedragen"
De Vlaamse gordel is niet alleen niet groen, hij is ook heel verscheiden. Kijk je naar Leuven, dan heb je daar een hoogopgeleid middenklassenpubliek. Als je naar het westen gaat, zie je een versplinterd gebied dat nog altijd een arbeidsmarkt biedt voor Brussel en het agrarische Pajottenland bevat.
In Vilvoorde en Tubize merk je de postindustriële ontwikkelingen. Je ziet: het Brusselse ecosysteem is groter dan het Hoofdstedelijk Gewest. De vraag is niet langer hoe we de olievlek kunnen stoppen, maar wel hoe we de samenwerking tussen VUB, ULB, KU Leuven en UCL regelen om een Brusselse Silicon Valley te vormen. Daar gaat het over.
Er is volgens u ook een spanning tussen de politieke orde en de Brusselse samenstelling van de bevolking.
Corijn: Als je de Brusselse bevolking in drie indeelt, dan heb je een derde niet-Belgen: mensen die geen Belgische identiteitskaart hebben. Van de resterende twee derde is ook de helft van niet-Belgische komaf. Ze zijn Belg door geboorte of omdat ze ervoor gekozen hebben. Dat betekent dat twee derde van de Brusselaars geen Belgische referenties heeft.
Het is niet omdat je een Belgische identiteitskaart hebt dat je Vlaming of Waal wordt. En om af te ronden is het een derde Belges de souche nog eens onderverdeeld in Franstaligen en Vlamingen, met eigen scholen en culturele centra. De socialisatiemechanismen die aangeboden worden, komen van twee minderheden, want ook de Franstalige Belgen zijn een minderheid.
En dat vormt een probleem?
Corijn: De Franse Gemeenschap heeft zich nooit als een multiculturele gemeenschap ontvouwd. Het is nochtans zonneklaar dat er verschillende culturen in het Frans zijn: de van oorsprong Franstaligen, de verfranste Vlamingen, de Marokkanen en de nieuwkomers, het zijn allemaal verschillende culturen.
"Het Frans is een interculturele voertaal geworden, zoals het Engels"
De Vlamingen die al vroeger een minderheid waren, en politiek zelfs een overbeschermde minderheid, hebben zich al altijd multicultureel gedragen. De Brusselnorm zette hen aan zich buiten het eigen publiek te begeven.
Maar ook hier zijn er twee strekkingen: er zijn de Brusselse Vlamingen die poneren dat gemeenschapsvorming gebeurt door toetreding tot de gemeenschap en dan de Vlaamse Brusselaars, die beseffen dat er in Brussel meerdere gemeenschappen zijn, meer dan de twee institutionele – en dat is al een unicum in de wereld – en dat de socialisatie zal moeten gebeuren tussen de gemeenschappen in en niet vanuit één gemeenschap.
Samenlevingsopbouw steunt in een stad niet op gemeenschapsvorming. En over wat een samenleving is, zijn de Belgische gemeenschappen het zelfs niet eens: de Franstaligen hebben een Belgische vorm van het Franse republicanisme die zegt dat de staat zich niet moet bezighouden met gemeenschappen, maar met individuele burgers die culturele rechten hebben. De Vlamingen zijn daarentegen veel etnocentrischer.
Maar het Frans is wel nog altijd de lingua franca.
Corijn: Maar een lingua franca is geen richtcultuur. Er ís in Brussel geen richtcultuur, de Franstaligen hebben lang gedacht dat zij dat waren. La francofonie is echter geen gemeenschap, maar een taal, de lingua franca. De prijs die ze hiervoor betalen is dat mensen die Frans spreken niet noodzakelijk Molière en Racine kennen of de grote data van de Franse Revolutie.
Het Frans is een interculturele voertaal geworden, zoals het Engels. De cijfers spreken boekdelen: in maar vijf procent van de Brusselse huishoudens wordt alleen maar Nederlands gesproken, en in 30 tot 35 procent uitsluitend Frans. Om een doeltreffend beleid te voeren moet je vanuit die verdeeldheid vertrekken, maar helaas verhindert de federale staat dat.
Volgens u heeft destijds de nationale, vandaag de federale staat Brussel mismeesterd.
Corijn: Elke Vlaamse school in Brussel heeft een meerderheid niet-Vlamingen. Dat betekent dat de school niet is ingebed in het dagelijkse leven van de kinderen, zoals in een monoculturele omgeving. De leraars kunnen de les niet beginnen met een verwijzing naar Thuis of Familie, de kinderen hebben in het beste geval een soap op RTL gezien, maar vaker nog hebben ze naar buitenlandse zenders gekeken.
Het Nederlands voor allochtone kinderen kan niet bedacht worden vanuit de Vlaamse cultuur of identiteit. Je kan het vergelijken met de katholieke scholen die ook een meerderheid niet-katholieke leerlingen hebben en dus niet meer kunnen werken vanuit de catechismus. Brussel heeft dringend meertalige scholen nodig. Scholen die wiskunde in het Nederlands geven, geschiedenis in het Engels en aardrijkskunde in het Frans. Die drietaligheid is nodig om te overleven in die nieuwe wereld. Maar de federale staat wil hier niets van weten.
Maar er is niet alleen de federale staat, ook de twee gemeenschappen doen, los van elkaar, elk hun ding.
Corijn: In de jaren 1970 heeft de nationale regering het nagelaten om in Brussel de gemeenten te fuseren, zoals ze dat in Gent en Antwerpen wel gedaan heeft. Het gevolg is dat Brussel een heel eigenaardige constructie is: het stadscollege heet hier regering, maar heeft geen persoonsgebonden bevoegdheden zoals cultuur, welzijn en onderwijs.
Die bevoegdheden, onontbeerlijk voor de socialisatie en integratie, worden uitgeoefend door de twee gemeenschappen die zich niets van elkaar hoeven aan te trekken – tot vier jaar geleden was er zelfs geen cultureel akkoord. De Franse en de Vlaamse Gemeenschap zijn niet verplicht om samen te zitten om een stadsproject uit te werken. Ze doen hun ding zoals Saudi-Arabië of Turkije decennialang gedaan hebben met de moskeeën.
Vileyne gedachten
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Politiek , Vileyne gedachten , Eric Corijn , planologie , emiritus , fileleed
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.