In 1914 zag ze als zesjarige hoe Duitse soldaten te paard Brussel innamen. Ze maakte twee wereldoorlogen en de depressie van de jaren dertig mee, en ze was al een dame van zestig toen de jeugd in mei 1968 op straat kwam. De oudste inwoner van het Brussels Gewest en nu dus ook van het hele land, Elisabeth De Proost, werd begin februari 110. “Ik ben nog altijd jong, van karakter dan.”
| Elisabeth De Proost (110), de oudste inwoner van het Brussels gewest.
Lees ook: Oudste Brusselse viert 110de verjaardag
Donderdag 20 augustus 1914. Op en rond de Bergensesteenweg in Anderlecht zingt het rond dat de Duitse troepen eraan komen. Een bende buurtkinderen haast zich om een glimp van die vreemdelingen op te vangen. Elisabeth De Proost, zes jaar, is erbij.
“We waren natuurlijk nieuwsgierig. Toen zagen we eerst hun mooie paarden, en vier ulanen (ruitersoldaten, red.), met indrukwekkend blinkende helmen op. Dat maakte grote indruk.”
Nu is De Proost 110, en zowat de enige Brusselse die dat nog kan navertellen. Ze werd in 1908 als enig kind geboren van een koppel in de Biestebroekstraat, in een industriële wijk vlak bij het kanaal. Haar grootouders waren binnenvaartschippers, haar ouders werkten allebei in fabrieken in de buurt. Ze bleef haar hele leven in dezelfde wijk wonen. Tot haar 106de woonde ze zelfstandig, sindsdien verblijft ze in het rusthuis Ten Prins.
Begin februari kwam Anderlechts burgemeester Eric Tomas (PS) daar langs om Elisabeth te feliciteren voor haar verjaardag. Ook vorig jaar was ze al de ouderdomsdeken van het gewest, maar ze is nog maar de derde Brusselse die die symbolische kaap rondt. Hoewel haar ogen en oren het stilaan laten afweten, doet haar geest het nog prima. Dat bleek ook toen de burgemeester zich vergiste in haar geboortedatum. “U heeft al te diep in het glas gekeken, meneer de burgemeester,” zei ze volgens L’Avenir. “U bent nog altijd even brutaal,” repliceerde Tomas lachend.
Spaanse griep, bevroren kanaal
Elisabeth bleef enig kind, maar speelkameraadjes waren er genoeg. In de Biestebroekstraat woonden ook haar grootouders, tantes en nonkels, neefjes en nichtjes. Ze zal het nog een paar keer herhalen: “Iedereen bleef bij elkaar in de buurt wonen. We kenden elkaar allemaal, hadden gezelschap aan mekaar, en af en toe natuurlijk ook een discussie. Maar de hele familie was vlakbij."
In de maalstroom aan herinneringen van een 110-jarig leven is het moeilijk om data te plakken op flarden uit de kindertijd, maar Elisabeth diept ze makkelijk op, terwijl de laatste decennia een oogwenk lijken.
Over de vluchtelingen die tijdens WO I soms in haar school verbleven, waardoor de lessen opgeschort werden. “Ze hebben ons het jaar laten overdoen, omdat we te veel gemist hadden.” Over haar moeder die in 1918 de gevreesde Spaanse griep overleefde, maar wel jarenlang graatmager bleef.
Over de winter dat het kanaal verschillende weken dichtvroor, en Anderlechtse arbeiders op klompen zo van een handige shortcut naar hun fabrieken voorzag. Of over haar kranige oma die ook als weduwe alleen datzelfde kanaal bleef bevaren en twee keer mensen van de verdrinkingsdood redde. “De meeste mensen konden niet zwemmen, ik ook niet.”
Elk weekend ging de jonge Elisabeth met familie of vrienden naar het centrum. Om te wandelen, en om te kijken wat er in de mode was. “Iedereen ging te voet, dat was de gewoonte. On entretenait ses jambettes. Het enige vervoersmiddel dat wij kenden, was de tram. Maar die namen we pas later.”
"Ik ben niet in het wit getrouwd. In de arbeidersklasse was dat niet de gewoonte"
Op achttien jaar begon ze te werken. In een schoenenfabriek in Koekelberg deed ze de boekhouding en de loonadministratie. “Er zijn dingen die je haarscherp bijblijven,” zegt ze. “Ik moest op hetzelfde uur beginnen als de arbeiders, vroeg in de ochtend. Ik nam een open ‘tram chocolat’ (zo noemde iedereen de bruinkleurige trams van een Brusselse buurttrammaatschappij, red.) die de arbeiders uit Vlaanderen oppikte."
"En die zat bomvol, ik raakte er dikwijls gewoon niet op. Op een ijskoude dag – het had gevroren, weet ik nog – was ik tien minuten te laat. De chef had het lef om te zeggen: ‘Je had maar een vroegere tram moeten nemen.’ Toen dacht ik: ‘Je doet al het mogelijke om op tijd te komen, en dan kaffert die me uit. Ik ga op zoek naar ander werk.’” Speelde ook mee: dat ze op haar nieuwe werkplek een centiem meer kon verdienen.
Dansen houdt je jong
In die periode begon ze op zaterdagnamiddag te dansen, en dat zou ze tot haar 95ste blijven doen. “We dansten de Weense wals. Die zagen we altijd in de bioscoop, in de feestjes in de films. Ook de Scottish, uit de tijd van mijn ouders.” En de charleston? “Ja natuurlijk, maar die kwam pas later.” In haar kamer in het rusthuis hangt een foto van een bruinharig meisje in een typische charlestonoutfit – zijzelf in 1928.
Een ondernemer die een grote danszaal opende in het centrum, surfte mee op de hype na de geboorte van kroonprins Boudewijn in 1930. In de Baudouin ontmoette Elisabeth haar toekomstige man. “Mijn vriendin was vertrokken met haar flirt. Ik was alleen, deed een tour d’horizon en zag een mooie jongen die ik niet kende (glimlacht). Hij had een hoofd vol golvend haar.” Praten werd er die eerste keer nog niet gedaan.
Elisabeth: “De week nadien keek ik wel meteen of hij ook terug was. De derde keer vroeg hij me: “Gaan we een wandelingetje maken in het park? Toen zijn we helemaal tot het Ter Kamerenbos gelopen. Tijdens de daaropvolgende wandelingen spraken we over alles en nog wat. Hij luisterde meer in het begin (lacht).”
In 1937 trouwde Elisabeth met haar grote liefde Louis, in de kerk van Sint-Guido. Niet in het wit, want côté ouvriers was dat niet de gewoonte. “Maar ik heb wel een parelgrijze jurk gekozen, ik wou toch iets speciaals.” Ze gingen in de Wayezstraat wonen, dicht bij haar familie. In 1942 kregen ze een eerste kind, een meisje.
Duitse bombardementen
Op zondag 3 september 1944, bijna exact dertig jaar nadat ze als ukkepuk Duitse soldaten de stad had zien binnenrijden op de Bergensesteenweg, zag ze geallieerde bevrijders via diezelfde weg hun intrede maken. De tweede wereldoorlog in Elisabeths leven liep ten einde.
“We zijn met de hele familie gaan kijken. Zelfs mijn grootmoeder, die toen diep in de tachtig was. Een Amerikaan omhelsde haar en heeft haar op zijn tank gezet. Ze was zo trots als een pauw (lacht).”
Maar de Duitsers gaven zich nog niet gewonnen. Op 29 januari 1945 bombardeerden ze met hun gevreesde V1’s en V2’s het toenmalige ziekenhuis van Anderlecht, niet ver vanwaar het gezin Moens-De Proost woonde. Bij het bombardement vielen 2 doden en 148 gewonden. Het is de eerste herinnering van Elisabeths dochter Christiane, intussen een kwieke 75-jarige. “Ik was bijna drie en herinner me dat mijn ouders me naar de kelder hebben gebracht. Ze hebben me laten slapen op zakken vol steenkool.”
"Ik had nooit gedacht zo lang te leven. Je leeft van dag tot dag. Ik denk vaak: dit is toch niet mogelijk. Maar ik zeg geen nee! In relatief goede staat, dat vooral"
Bij een ander bombardement kreeg het gezin niet genoeg tijd om te vluchten. Christiane: “Ik zie nog altijd mijn roze bedje. Mijn ouders hadden zich verstopt achter een paneel, en mijn vader hield een kussen over mij om me te beschermen tegen de glasscherven toen de ramen braken.” In 1948 kreeg Elisabeth een tweede kind, een jongetje.
De mooiste herinnering uit haar leven? “Toen ik mijn man heb leren kennen. We waren heel gelukkig samen.” Dertig jaar geleden stierf Louis, na vijftig jaar huwelijk. “Ik was in shock. Ik kwam drie maanden lang niet meer buiten, ik vergat te eten. Ik liet me gaan, franchement. Uiteindelijk riepen mijn kinderen me tot de orde.”
Elisabeth herpakte zich na een jaar en trok met een buurvrouw eropuit. “Ik had nooit gedacht zo lang te leven. Je leeft van dag tot dag. Ik denk vaak: dit is toch niet mogelijk (lacht). Maar ik zeg geen nee! In relatief goede staat, dat vooral.” Christiane: “Mijn moeder heeft nog nooit gezegd dat ze oud of bejaard is.” Elisabeth, gedecideerd: “Ik ben nog altijd jong. Van karakter dan.”
Het geheim van zo’n lang leven? “Liefde, dat vooral. En optimistisch zijn, aanvaarden wat er gebeurt.” Dochter Christiane: “Als er iets niet goed ging, was haar slogan ‘ça ira mieux demain’.” In een eerder interview gaf Elisabeth 'blijven dansen' nog als tip mee. “Ja, dat klopt, dat zou ik voor geen goud gemist willen hebben. Elke zaterdag gingen we dansen, mijn man en ik. Ook daarna ben ik blijven doorgaan.” Christiane: “Nu lukt het niet meer, maar op haar 100ste verjaardagsfeest danste ze nog de wals.”
Lees ook de aanverwante artikels "Naar verhouding meeste 100-plussers in Brussel" en "Mens kan maximaal tussen 120 tot 130 worden".
De Ronde: Anderlecht
Lees meer over: Anderlecht , Samenleving , De Ronde: Anderlecht , senioren , WOI , WOII , Anderlecht , Elisabeth De Proost
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.