Charlotte De Cort is een Brusselse scenarist en regisseur. Ze schrijft met filmische flair over haar ervaringen in de stad die haar inspiratie leveren voor nieuwe filmcreaties.
De poëzie van een parkeerplaats
Nooit gedacht dat een stukje asfalt mij zo content zou maken.
Lange tijd wilde ik mijn wagen buiten bonjouren, maar door de nomadisch aard van mijn freelancebestaan als regisseur moest ik dat idee opgeven. Met principes alleen – zoals schone lucht en een kleinere ecologische voetafdruk – kom ik helaas niet op tijd voor veel van mijn afspraken, die soms ver buiten Brussel liggen.
Maar met een wagen – een grijze Skoda in dit geval: klein van gestalte, groot van motor – komt ook de strijd om een parkeerplaats. En ik zeg expliciet: strijd. Bijvoorbeeld strijd tegen de absurditeit wanneer ik als een gek twaalf keer het blokje om moet rijden alvorens een paar vrije vierkante meter te vinden - mocht Sisyphus vandaag leven, hij duwde geen rots de berg op, maar reed eeuwig rondjes in de hoofdstad.
Strijd ook tegen de hallucinaties. Al vaak meegemaakt dat ik denk een spot te spotten, om dan vast te stellen dat een garagepoort mij bedriegt.
“Mocht Sisyphus vandaag leven, hij reed eeuwig rondjes in Brussel”
BRUZZ-columniste
Ergens een jaar terug zit ik opnieuw gevangen in zo'n loop, tot ik een met klimop overgroeide deur verder in de straat opmerk, waar anders nooit een voertuig staat. Dus wat denk ik? Ik bel eens aan. Een vrouw doet open, wrijft in haar ogen en kijkt mij onderzoekend aan. Ik stel mezelf voor, en zij zegt haar naam: Myriam.
Ik meteen: of ik alsjeblieft haar staanplaats mag huren? Ondanks het krap bij kas zitten, zwaai ik zelfs met een briefje van vijftig euro, en als ze niet meteen reageert – harde onderhandelaar – zoek ik wanhopig naar extra geld in mijn zakken.
Myriam schudt van neen. Mijn kind, zegt ze moederlijk, dat hoeft niet.
Echt niet?
Echt niet.
Toch wil ik mijn schuld inlossen op een of andere manier. Moet ik anders de klimop snoeien? (Nooit eerder gedaan, maar soit, dat was het punt niet van mijn voorstel.) Dat vindt ze een goed idee: het maakt de plek properder en geeft een duidelijk signaal aan mijn rondreizende concurrenten: plaats bezet.
Natuurlijk moest het eens gebeuren: een ander – een indringer – op mijn nieuw verworven parkeerplaats. Als ik een paar weken later de straat inrijd, zie ik Myriam op de stoep staan zwaaien naar een zware Mercedes voor haar deur. De bestuurder, zo vang ik op als ik uitstap, scheldt haar uit en maakt brutale opmerkingen over haar donkere huidskleur, en rijdt vervolgens met piepende banden weg. Myriam en ik houden nadien elkaars hand vast: aangedaan, maar ook door elkanders aanwezigheid aangesterkt.
Nooit eerder gedacht: maar een parkeerplaats kan zoveel meer zijn dan een met verf afgebakende lap beton. In mijn geval werd het in al zijn grijsheid een poëtische plek waar mensen samen strijden tegen racisme en boertigheid; in die rechthoekige leegte werden anonieme burgers buren van elkaar – op oudejaarsavond stuurde Myriam me zelfs een berichtje om me een goede gezondheid te wensen.
Als elke parkeerplaats tot dat soort contacten zou leiden, hoe verschrikkelijk mooi kan Brussel dan wel niet zijn? Daarvoor sta ik gráág mijn plaats af en rij ik met plezier twaalf rondjes om.
Lees meer over: Column , BRUZZ Columnisten , Charlotte de Cort , parkeerplaats , parkeerbeleid
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.