Ondanks de heropening morgen blijft de toekomst van Fuse hoogst onzeker. De politiek lijkt aan te sturen op een verhuis, maar daar loopt de nachttempel zelf allerminst warm voor. “Dat opent de doos van Pandora voor andere clubs in het Brusselse.”
Na de klacht van de buurman behoort nachtclub Fuse weer tot het rijk der levenden, maar of de reanimatie ook op lange termijn soelaas biedt voor de Brusselse technotempel blijft hoogst twijfelachtig.
De voorwaarden die Fuse opgelegd krijgt van Leefmilieu Brussel zijn immers niet gering. De nachtclub mag twee keer per week haar deuren openen, maar de decibelmeter moet tijdens het eerste en laatste uur lager dan 95 liggen. Op de tweede verdieping gelden nog strengere geluidsregels.
Het aantal openingsdagen wordt teruggeschroefd naar 90, en, belangrijker: Fuse moet binnen de twee jaar werken laten uitvoeren om de isolatie verder op te schroeven, anders moeten de eigenaars op zoek naar een nieuwe locatie.
“Dat is eigenlijk onmogelijk”, reageert artistiek leider Steven Van Belle aan BRUZZ. “Nog meer werken uitvoeren, brengt de stabiliteit van het gebouw in het gedrang.”
“Bovendien zouden we een jaar moeten sluiten en dat is, in combinatie met de werken, financieel onhaalbaar. De club zelf verliest ook een groot deel van zijn charme, het resultaat zou een box in een box zijn.”
De “best bewandelbare piste” die Fuse samen met de Brusselse nachtraad onderzoekt, is de nachtclub laten erkennen als immaterieel erfgoed. “Eerst moet Fuse wettelijk beschouwd worden als culturele plek, want vandaag is het, juridisch gezien, niet meer dan een café met luide muziek. Eenmaal erkend als erfgoed, komen er openingen wat betreft de leefmilieuwetgeving.”
Taskforce
De vraag is of die oplossing ook op politiek niveau gehoor zal krijgen, zeker nu er een taskforce wordt opgericht die “de verplaatsing van Fuse naar het centrum van Brussel binnen de twee jaar moet ondersteunen”, klinkt het bij de woordvoerder van Brussels minister van Leefmilieu Alain Maron (Ecolo).
Daarmee lijkt de Brusselse regering zelf aan te sturen op een verhuis.
Maar Van Belle is formeel: "Ik wil niet uit de Blaesstraat”. Hij beoordeelt het plan ook als onrealistisch. "Een geschikte plek vinden in het dichtbevolkte stadscentrum en die ook nog eens verbouwen en vergunnen, en dat alles in twee jaar tijd? Onmogelijk.”
‘Doos van Pandora’
Eén ding is alvast duidelijk: de saga rond Fuse maakt duidelijk dat rond het nachtleven een robuuster wettelijk kader moet komen.
Van Belle: “Anders is Fuse mogelijk de eerste in een rij clubs die moet sluiten, en bestaat over vijf jaar geen enkele Brusselse nachttempel meer. Nu voelt elke buur met klachten zich gesterkt om van leer te trekken. Dit is de doos van Pandora."
Clubsterben
Een bescherming als immaterieel erfgoed, waar Fuse op aandringt, kan een deel van de oplossing zijn, maar een structureel antwoord op de kwestie is het allerminst. Dat zegt Stijn Oosterlynck, hoogleraar stedelijke sociologie aan de Universiteit Antwerpen. Hij kadert het lot van Fuse in een internationaal fenomeen – clubsterben – dat ontstond in de clubhoofdstad van Europa, namelijk Berlijn.
Even terug in de tijd: clubs en discotheken zijn in Europa opgekomen in de jaren 80 en 90, toen grote steden nog worstelden met leegstand en verloedering van het patrimonium.
Clubs konden profiteren van dat vacuüm, want kapitaalkrachtige bewoners zochten het stadscentrum niet op. Die hielden zich liever op aan de buitengrenzen.
“Maar die hoge middenklasse is teruggekeerd naar de centrumwijken, onder andere omdat steden pronkten met de clubs, en met het aantrekkelijk maken van de ruimere omgeving, door het aanleggen van parken bijvoorbeeld. Degenen die kwamen, stelden op den duur natuurlijk hun eisen op vlak van milieu en geluid, waarop het bestuur vaak inging, om burgers en kiezers tevreden te houden."
Met andere woorden: nachtclubs, die mee het imago van steden hebben opgepoetst, zijn de dupe geworden van hun eigen succes, aldus Oosterlynck.
"Alle clubs naar de periferie duwen, is ook geen oplossing. Al vrees ik dat Fuse dat lot wel beschoren is"
Tour & Taxis
Oosterlynck wil dat debat - milieuwetgeving versus een zwak juridisch ingebed nachtleven - maar al te graag voeren.
“Want het beleid heeft vooral aandacht gehad voor de woonfunctie van steden, minder voor andere invullingen van een stad.”
Hij krijgt bijval van socioloog Eric Corijn (VUB). “Het nachtleven moet combineerbaar blijven met het stedelijk weefsel. De buren moeten beseffen dat een stad niet alleen van de bewoners, maar ook van de gebruikers is en een multifunctionele rol vervult.”
De sleutel voor Fuse ligt volgens Corijn in het vinden van een locatie waar de infrastructurele voorzieningen afgestemd zijn op een maximale beperking van de overlast, waarmee hij de lijn van de Brusselse regering volgt. Concreet denkt Corijn aan Thurn & Taxis, een site die weliswaar niet in het stadscentrum ligt, maar wel makkelijk bereikbaar is. “Misschien kan zo’n plek inspirerend werken voor Fuse.”
Ook Oosterlynck denkt dat een nachtclub als Fuse verzoenen met een dichtbevolkte stad nooit een volmaakt huwelijk zal opleveren. “Met technische oplossingen komen die iedereen tevreden stellen, lijkt me erg moeilijk. Maar alle clubs naar de periferie duwen, vind ik evenmin een oplossing. Al vrees ik dat Fuse dat lot wel staat te wachten.”
‘Wrange nasmaak’
Fuse maakt zich ondertussen op voor een tijdelijke heropening.
“Pas na dit weekend ga ik de impact op de sfeer en beleving deftig kunnen inschatten”, zegt Van Belle. “Ik begrijp dat Leefmilieu Brussel de letter van de wet moet toepassen, maar het laat een wrange nasmaak na, zeker omdat het voorstel van woensdag qua decibels nog strenger was dan eerst. Dat is voor een club een groot verschil."
Lees meer over: Brussel-Stad , actua , culture , Fuse , Eric Corijn , Steven Van Belle , Pascal Smet , Alain Maron , stijn oosterlynck