Een man met groene ogen en grijzend haar die geeuwt in de ochtendzon. Een dozijn kinderen die me verschrikt aankijken. Ze durfden iets niet te zeggen, besef ik pas twintig passen verder. De kasseien, altijd scheef gelegd, ook recht slecht voor je hakken. Een man met een meisje aan zijn hand. Ze praten met plezier, spelen bijna een choreografie al stappend. Er fluit een merel. De gek, zich in deze betonnen jungle verstoppen. Wil hij niet in Laken of aan Koekelberg tussen de parkieten zitten?
Celia schiet met scherp: een dag
"Aan de kassa een man met enorme schouders, afgetekende vette spieren, een iron-pumping marcelleke"
Vijf mannen op een terras in de ochtendzon. Benen gekruist aan de enkels, werkbroeken met vuile witte T-shirts, allemaal, houding en kleren in uniform. Te huur per dag. Allemaal witblond. De nieuwe inwijkelingen zijn blond. De verkoopster van de lingeriewinkel: exuberante kleren, sixtiesbril, kinderwagen. Ze roept naar me van de overkant. Altijd die mengeling van extravert en verlegen.
Een hond blaft naar iedereen. Ik zet me schrap wanneer ik voorbijstap, maar hij zwijgt.
Aan de kassa een man met enorme schouders, afgetekende vette spieren, een iron-pumping marcelleke. Ik zal me de wolk van tristesse om hem heen wel inbeelden? Troosteloze potjes rijstpap, yoghurt, vlees: allemaal proteïne.
De politica die je hartelijk begroet. Ze kent elke Nederlandstalige Brusselaar. Er zijn er zo nog, denk je. Waarom is er nog geen ‘burgemeesteresse’ in Brussel zoals Femke Halsema in Amsterdam? Hoelang nog?
De barista die de schrijver-cineast bedient die hier altijd zit.
Hier, het ene Aziatische restaurant waar altijd Aziaten zitten te eten.
Een vrouw stommelt een café uit. Ze draagt een Rode-Duivelsshirtje en -hoedje, haar grijzende haar in een paardenstaart, waarom kijkt ze zo verloren in het niets?
De kleuter die je zag groot worden: aan de borst van zijn moeder, leren lopen op de centrale lanen, nu scharrelend om haar ouders. Je denkt aan jouw kind. Wat maakt haar anders? Dat kostbare paspoort?
Het gebouw dat ik mis als een mens. De laatste avond op de dakverdieping elk nachtelijk uitzicht over de stad indrinkend: Atomium, Stadhuis, lanen, mijn stad. Het zicht dat al schrijvend weer eens opsteekt. Het is bijna half weg en voor de zoveelste keer denk ik: laat het zo. Open. Een stuk lucht midden in onze stad, als een symbool, een ademteug.
De twee studenten die koffiezetten, me lachend verwelkomen zoals elke keer en me een beetje thuis laten voelen. De beste macchiato van de stad.
De vrouw met het kind die ik van ergens ken, maar van waar ook weer, we knikken. De man die in de vuilnisbak kijkt, ik aarzel te lang om hem iets toe te stoppen en heb dan spijt. De andere die zelf komt, aandringt, per dag roder wordt, is hij wel gezond? - ondanks je irritatie.
De nachtelijke massa van mooi, luid, te opdringerig. De stad raast als de branding en de stad schreeuwt. De vrouw slapend op een matras voor de Beursschouwburg.
Het mollige handje rijzend naast haar, het zo herkenbare gebaar van een baby die zijn moeder zoekt. Je stopt en legt wat geld. Het is niet genoeg, het is nooit genoeg. En Samusocial is verdorie afgeslankt. Ze zijn Brusselaars, zoals zij allemaal, zoals u en ik.
COLUMN Celia schiet met scherp
Lees meer over: Brussel , Column , COLUMN Celia schiet met scherp , Celia Ledoux
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.