Bouw eens een bruine kroeg, dacht Frederik Willem Daem toen Tekens van leven, zijn oplawaai van een debuutroman, op verschijnen stond. Corona – het virus, niet het bier – vertraagde boek en bar, tot vandaag. In bar Tropicana peutert hij in bordkarton zijn café De Kauw, vrijhaven in een bedreigde wereld, los uit de schemerzone tussen pot en pint, waken en dromen.
| Frederik Willem Daem
WIE IS FREDERIK WILLEM DAEM?
• Wordt geboren in Jette in 1988
• Groeit op als ket in het skatersmilieu van Ganshoren en Brussel-Stad
• Studeert aan het RITCS, eerst voor regisseur en dan voor scenarist, maar vindt al tijdens zijn studie een roeping in proza schrijven
• Debuteert in 2015 met Zelfs de vogels vallen en wint daarmee de Debuutprijs 2016
• Richt samen met Jozefien Van Beek het cultuurmagazine Oogst (2016-2018) op
• Wordt deel van de hypergetalenteerde Brusselse kliek kunstenaars waartoe ook Wide Vercnocke, Lize Spit en Bregje Hofstede behoren
• Presenteert zijn eerste roman Tekens van leven aan de wereld in een kartonnen reconstructie van café De Kauw, het epicentrum van zijn boek
• Toont zich, geruggensteund door Victor De Roo, Jan Paternoster, Paulo Rietjens en Zwangere Guy, als Prutser
Woensdagnamiddag 11 maart. Het duurt nog een volle, hectische dag voor Covid-19 voelbaar zijn klauwen zet in de stad en het land, en beide tot afzondering zal dwingen, maar op de deur van Chez Henri in de Lakensestraat pookt een handgeschreven en inderhaast opgehangen A4’tje al voorzichtig in onze nog niet zo heel erg gealarmeerde geesten: “Vu les contagions de coronavirus, nous prenons la précaution de rester fermé jusqu’à nouvel ordre.”
Frederik Willem Daem is nog onderweg van bar Tropicana aan de KVS, waar hij het papieren Café De Kauw uit zijn nieuwste literaire worp Tekens van leven in drie dimensies optrekt tot een vierdaagse ontmoetingsplek en setting voor de boeklancering, en vloekt even binnensmonds. “Toen ik gisteren van Galeries weer naar huis ging, had ik al het gevoel dat de straat er zo rustig bij lag. Ik heb me toen afgevraagd of ik echt de enige dommerik was die nog normaal zijn gang gaat? Tja, dat Henri de deuren sluit, is wel te begrijpen, natuurlijk. Hij is 80, zit pal in de ‘doelgroep’. Ik zou het niet op mijn geweten willen hebben.” Maar goed, La Péniche op de Brandhoutkaai is open, “en daar ben ik nog nooit geweest.” Nieuwe bestemming, even warm onthaal.
EEN MENSENLEVEN
Chez Henri, La Péniche, maar ook de Welkom, Sportwereld en Au Petit Stella in Jette, De Raaf in Antwerpen… Het is naar dit soort volkscafés dat Frederik Willem Daem zijn café De Kauw heeft gemodelleerd. Die papieren constructie, waarin een stel verwante zielen in gezelschap zijn eenzaamheid koestert en vervloekt, plakt en geurt en roest en roezemoest zo dat de lezer er slechts in benevelde toestand weer de deur achter zich kan toetrekken. Tekens van leven slaagt erin om in goed 330 pagina’s te ademen, tot leven te komen, diep onder de huid te kruipen en daar een vuurtje te stoken, verwarring te stichten en een lege plek in het hart te krassen, waar het zich neerlegt voor de eeuwigheid.
Ja, zo goed is de nieuwe Frederik Willem Daem dat je de lambrisering in je rug voelt prikken, de vergeelde herinneringen aan de muur als de jouwe gaat beschouwen en de smaak van oud bier met geen Fristi weer uit je mond krijgt gespoeld. Na de triomf van zijn met de Debuutprijs 2016 bekroonde verhalenbundel Zelfs de vogels vallen is Tekens van leven een romandebuut als een mindfuck en cock shiatsu – googelen maar! – ineen.
Een boek dat Andreas, de in rook opgegane helft van een relatiebreuk, in een toestand tussen waken en dromen dropt. Een boek dat van het kleinste sproetje op de huid van zijn verloren geliefde Hertje pijnlijk en onherroepelijk leidt tot de pooltafel, de gokmachine, de twee “portretfoto’s van de herdershonden Bonnie en Clyde”, de gipsen Mickey Mouse-spaarpot, “het oude ventilatiesysteem in de donker wordende gele cirkel van de tabaksrook” en de oude Coca-Cola-telefoon in De Kauw. Een plek als een uitzondering, waar het “makkelijker leven was in dit nu wanneer de dronkenschap haar uiterste best deed alle nu uit zijn leven te verdringen.”
Waarom wilde je afspreken bij Chez Henri?
Frederik Willem Daem: Bij Henri ben ik ooit eens toevallig beland. Het is een café dat al keilang in zijn bezit is, en daardoor bol staat van het karakter. Ik hou ervan wanneer een café echt voelt als het verlengde van de bareigenaar. Je komt ook, vroeger zelfs letterlijk, als het ware bij hem thuis over de vloer en je hebt je dus te houden aan zijn regels. Henri is daar een heel zot voorbeeld van. De bareigenaar uit Tekens van leven heb ik naar hem geboetseerd.
Henri is allang met pensioen, maar nog elke dag houdt hij zijn café open. Bij gratie van de studio’s boven het café, die ook van hem zijn. Het café heeft hij niet nodig voor het geld, dat is een soort van hobby. Merkbaar. Ik heb er dagen gezeten dat ik er drie of vier man zag passeren. Die dan ook nog eens 1,20 euro bovenhalen voor een pint, alstublieft. “Allee, ’t is goed.” Commerciële zelfmoord, zou je denken. Maar het is zo’n zeldzame kroeg, en een van de plekken in Brussel en Antwerpen die allemaal op hun manier mijn fictieve café De Kauw hebben beïnvloed. Een plek waarvan ik weet dat als je hem laat overnemen, de ziel er noodgedwongen uit is. Daarover gaat Tekens van leven ook: is dit finaal niet het einde van een tijdperk?
Op de site van Chez Henri – de site! – staat te lezen: “Ici rien n’a bougé depuis les Chicago Bulls.” Toeval bestaat niet: je hebt je ooit laten ontvallen dat Michael Jordan, het legendarische nummer 23 van de Bulls je enige grote held is geweest.
Daem: Er hangt daar zelfs een poster van Jordan! Er hangen er ook heel wat van Éric Struelens, wiens vader er vaak kwam. En zoals dat gaat, zijn op de duur alle klanten geweldige basketbalfans geworden. Die posters zijn vaak ook het eerste wat een nieuwe baas van de muren haalt: ‘Met die pee heb ik nu eens niks.’ Of de foto van de Duitse herder van Henri. Die vliegt ook meteen. Terwijl al die details samen wel een soort van overzichtelijke chaos vormen. Zo’n café is een mensenleven, een ziel, te nemen of te laten.
En die bezieling dreigt te worden uitgevlakt om een pasvorm voor iedereen te worden?
Daem: Ja, zodat niemand er aanstoot aan kan nemen.
Verschillende cafés leggen samen de puzzel van
De Kauw. En jij bent ze gaan observeren?
Daem: Ik had van deBuren de vraag gekregen om een verhaal te schrijven over Antwerpen, waar ik toen woonde, voor hun citybooks-reeks. Er was een café waar ik soms kwam: De Raaf, een mythisch café omdat JMH Berckmans daar in 1990 nog een kortverhaal over had geschreven: ‘Café De Raaf nog steeds gesloten’. Ik ben er een maand lang gaan zitten, elke dag van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, om te integreren, op zoek naar hoe het leven er daar uitziet. Op z’n Gonzo’s. De gevraagde vijf pagina’s werden er veertig. Ik wist meteen dat het een ruwe diamant was, een representatie van een samenleving, een tijdsgewricht dat op zijn einde loopt. Ik ben dan niet gaan zoeken naar het kleine verhaal, maar heb in de breedte geschreven, en dat is het skelet van Tekens van leven geworden.
In die maand tijd wist ik ook al: Visse (de “soeverein van de pooltafel”, met een obsessie met snelheid, torenhoge schulden, buitenkansjes en Long Island iced tea, ks) is verdwenen, en Andreas komt in de kroeg en zal gaandeweg besluiten dat het misschien makkelijker is om Visses plek in te nemen dan zichzelf waarlijk bij elkaar te rapen en weer heel te worden.
Toen ik ben teruggekeerd naar Brussel, heb ik gezocht naar cafés om mijn nieuwe gewoonte voort te zetten en het verhaal te voeden met details. Zo zijn er heel wat die model hebben gestaan en personages hebben geleverd. Eckhart (corpulente gozer en verzekeringsmakelaar, mister Eckhart, ks) bijvoorbeeld is iemand met wie ik één avond in Au Petit Stella doorbracht en die naarmate het boek groeide een almaar grotere rol kreeg.
Dit boek heeft echt een totaal andere mens van mij gemaakt. Volgens mij is het ook dit boek dat me schrijver heeft gemaakt
Er komen wijze dingen uit.
Daem: De mens waarop hij gebaseerd is, deed ook echt aan dat barhoppen. Dat was zijn leven: van de ene naar de andere kroeg, op zoek naar gezelschap, omgevingsgeluid en de nabijheid van anderen. Hoewel dat tragisch klinkt, vind ik daar een enorme schoonheid in zitten.
Spinne is ook zo’n gefictionaliseerde stamgast. Da’s iemand die vroeger in In Den Hemel zat in Ganshoren. Ik herinner mij dat ik veertien was en van de Chiro naar dat café ging en dat die verhalen die in De Kauw de ronde doen, over hem werden verteld. Een zot met een tattoo van een spinnenweb en een stadionverbod, die elke agent in Jette, Ganshoren en Brussel-West bij naam kende. Ik was daar doodsbang van! (Lacht) Al die personages zijn mallen, opgebouwd uit grepen uit de werkelijkheid, waar ik de rest bij verzon.
BERCKMANS EN BLUE SOCKS
Het zijn samenraapsels, fragmenten van levensdie in Tekens van leven vlees en bloed om de tere botten gehangen krijgen. “Al die mannen en vrouwen die zochten naar een plek waar ze stil konden zijn terwijl er rond hen gepraat werd,” klinkt het in het boek. Een plek “waar het leven verderging zoals het dat genadeloos deed en zij even van de zijlijn konden toekijken hoe dat dan in zijn werk ging. Een plek waar ze konden verdrinken wat verdronken moest worden, zich tegenover niemand hoefden te verantwoorden en waar ze, als ze al een vraag gesteld kregen, de vrijheid hadden die te negeren, zonder dat dit voor hen enig gevolg had.”
In die omgeving komt Andreas terecht, als buitenstaander. Een beetje zoals Frederik Willem Daem. “In het begin werd ik gemonsterd, ja. Maar in deze tijden zie je wel vaker mensen op café achter hun laptop wegkruipen. De eerste keer dat de stamgasten je zien, denken ze van: ‘Ah, dat zal zo ene zijn’, maar toen ik daar plots elke dag opdook, wisten ze niet meer wat te denken. Er ontstaat een soort van entretien, ze gaan er na een tijd van uit dat je het er gewoon gezellig vindt, dat het niet over hen gaat. Tja...” (Lacht)
Heb je je ooit kenbaar gemaakt?
Daem: Nee, nooit! Dat zou mij van de vrijheid beroven om over hen te schrijven. Niet dat ik hen slecht portretteer. Integendeel, maar natuurlijk eigen ik mij hen op de een of andere manier ook toe. Ik misbruik hen in de zin dat zij mijn verhaal voller maken, het een andere wending geven. Daarvoor moet ik een bepaalde afstand kunnen bewaren. Anders zijn mensen te veel op hun hoede. Niemand wordt graag gereduceerd tot een personage, zij die
dat wel willen, zijn meestal niet interessant genoeg om over te schrijven.
Andreas kan zich zo tot de mensen in De Kauw verhouden, omdat hij een zekere overgave tentoonspreidt. En – zonder daar een oordeel over te vellen – het vergt overgave om je dagen te slijten aan een toog. Je waarlijk en volledig tot hen verhouden, zou betekenen dat je hetzelfde doet: door je laptop toe te klappen, je aan de toog te zetten en je mee lazarus te zuipen. Mijn schrijverschap zou de facto niet meer bestaan.
JMH Berckmans is eraan ten onder gegaan. Hij schreef literatuur als zweren op de huid, die tonen hoeveel een lichaam kan verdragen, voor het helemaal bezwijkt. Ondanks die grimmige tragiek koester ik vooral de echtheid en oprechtheid van zijn werk, die ik ook ergens in dat van jou herken.
Daem: Ah, waw, merci. Die oprechtheid was ook wel de bedoeling. Ik schrijf niet om oordelen te vellen, ik schrijf om de dingen te begrijpen, de optelsom die leidt tot het oordeel. Daarom ook dat dit werk mij zo dierbaar is: omdat ik snap dat het een metafoor is voor een samenleving die onder druk staat, voor mensen die zich bedreigd voelen.
Tekens van leven is in die optiek haast een apocalyptische roman: de stamgasten in het café voelen zich in hun identiteit bedreigd door een almaar sneller draaiende en onpersoonlijker wordende wereld. Daarom is dat café zo belangrijk voor hen. Het is een laatste toevluchtsoord waarop ze hun verlangen projecteren naar een samenleving die behapbaar is.
Ik denk dat we die angst en dat verlangen allemaal kennen. We mogen ons daar bewuster van zijn en de dingen niet gewoon aan hun lot overlaten. Als we dat wel doen, verliezen we iets. En dan bedoel ik niet louter de schoonheid waarvan we worden beroofd, Tekens van leven is geen blinde ode. Kijk naar Visse, een beetje een Berckmans-achtige figuur, die op een bepaald moment te ver heen is om nog te kunnen functioneren en niet anders kan dan verdwijnen. Hij verdwijnt waar het verhaal begint. Wat is er gebeurd met Visse? Hoe is het zover kunnen komen? Dat zijn de vragen die ik me stel. Je kan lang dingen onder de mat schuiven en er eens goed mee lachen, maar eigenlijk toont Visse wat er gebeurt als je de tendensen in de samenleving blijft miskennen.
Er zijn momenten geweest dat ik in het midden van de nacht begon te huilen door de ernst van alles om me heen, om nadien te glimlachen van geluk dat ik dat schrijven had, die nachten als toeverlaat
Ben je zelf ooit bang voor dat soort tragiek?
Daem: De tijd zal uitwijzen of ik neig naar een tragisch figuur. (Lacht) Natuurlijk drink ik ook eens graag, en ik kan keihard doorzakken. Maar ik wil mijn gebruiken en handelingen in vraag kunnen blijven stellen, ik ben voortdurend op zoek naar mezelf en waar ik mee bezig ben. Misschien schuilt daar die oprechtheid in? Maar ik kan niet los dat pad opgaan. Dat is wat er is gebeurd met Berckmans: op een bepaald moment is hij gestopt met zichzelf in vraag te stellen. Hij schreef waar hij het nog kon, maar almaar hermetischer, almaar meer losgezongen van zijn omgeving. Tot hij bijna onleesbaar werd en verdween.
In het motto schrijft Christine Brooke-Rose: “Whoever you invented invented you too.” Dat impliceert dat een boek ook zijn schrijver herschrijft.
Daem: Dit boek heeft echt een totaal andere mens van mij gemaakt. Volgens mij is het ook dit boek dat me schrijver heeft gemaakt. Dat eerste doe je gewoon, je weet niet beter. Maar als je beslist hebt je leven aan iets te wijden, rijst onvermijdelijk de vraag hoe je dat op de meest waardevolle manier kan doen. Ik kan niet zeggen dat ik weet wat dat inhoudt, maar ik heb veel geleerd over toewijding, over schrijven, maanden aan een stuk, en over hoe alles daarvoor moet wijken: vrienden, familie, je vriendin die op haar tandvlees zit...
Was het moeilijk om dat op te brengen?
Daem: (Onmiddellijk) Nee. (Lacht) Dat maakte me supergelukkig. Ook al was het bij vlagen ongelofelijk zwaar. In die laatste periode ben ik ook mijn vader (politicus en MIVB-voorzitter Werner Daem, ks) verloren. Op een bepaald moment zat ik in de situatie dat hij ziek in het hospitaal lag en ik schrijf altijd ’s nachts. Mijn leven bestond op dat moment uit van 11 uur ’s avonds tot 7 uur ’s ochtends werken, dan overdag in een halfslaap vertoeven, om 6 uur ’s avonds naar het ziekenhuis gaan, handschoenen, mondmasker en een pak aantrekken om mijn vader te zien, dan naar huis gaan, wat eten met mijn vriendin en weer schrijven. Dat, een halfjaar lang. Dat was kei-intens, maar tegelijk voelde ik mij zo levend, omdat al die dingen zo urgent waren. Er zijn momenten geweest dat ik in het midden van de nacht begon te huilen door de ernst van alles, om nadien te glimlachen van geluk dat ik dat schrijven had, die nachten als toeverlaat.
De keerzijde is dat mijn vader dit moment nu niet mee ervaart, en dat valt me heel zwaar. Dit gebeurt nu allemaal, het boek, interviews, het café... Terwijl hij zelf zo’n caféganger was...
Hij troonde je als kleine mee op ronde?
Daem: Ja, na het basketbal (bij de Blue Socks Jette, ks) op zondag trokken we naar de markt op de place du Miroir. Mijn pa ging dan zogezegd eten halen, maar dat was eigenlijk eerst commissies doen en dan om de haverklap aangeklampt worden door weet-ik-wie allemaal. Verschrikkelijk. (Lacht) En dan op café om pinten te kletsen. Ik kreeg dan een cola in mijn handen geduwd, en daar sta je dan, te hopen op een biljart of een flipperkast om je bezig te houden. Nu, dat gaat ook aan je voorbij als kind, van alcohol of zo besef je niks. Terwijl het daar wel om draait. Als mijn vader spuitwater had gedronken, hadden die zondagen nooit zo lang geduurd.
CHATROULETTE EN TWILIGHT ZONE
Die jongen met die cola in zijn pollen groeide via omwegen uit tot de schrijver die hij is geworden. Na een jeugd als skater ging hij aan het RITCS studeren. “Zo ben ik gaandeweg in de literatuur gerold. Eerst wou ik regisseur worden, en dan scenarist, tot bleek dat iemand nog altijd merde kon maken van wat ik had geschreven. Ik ben echt een totale controlefreak, ja. Ik ontwerp mijn eigen omslagen, mijn eigen binnenwerk, ik kies het papier, de letter… Ik doe alles zelf, met de hulp van zeer getalenteerde mensen natuurlijk, maar toch, ik kan moeilijk iets uit handen geven. Toen ik proza begon te schrijven, voelde ik: ‘Nu is alles van mij.’” (Lacht)
En met alles bedoelt Frederik Willem Daem alles. Tekens van leven pierewaait op de tonen van Roxy Music’s ‘Jealous guy’ van Roberto Baggio naar een stel Tupolevs, van een busterminal in het zuiden van Israël naar het Internationale Festival van de Creativiteit, en van teledildonica naar de bolmens van Aristophanes. Het boek waaiert uit naar alle hoeken van de wereld, van donkere krochten in het virtuele voorgeborchte tot een niet zo heel Italiaanse pizzeria. Het is een tour de force dat Frederik Willem Daem dat heen-en-weer tussen al die buitenwereld en het troebele epicentrum De Kauw zo vloeiend, met haast onzichtbare hand regisseert.
En alles begint bij die eerste zin: “Hoe het te zeggen?”
Daem: En dan grijp ik naar het meest banale, kleinste sproetje. (Lacht)
Vanaf dat stipje dijt Tekens van leven uit tot een waanzinnige trip die leidt van het ene naar het andere idee. Ik vind het opmerkelijk met wat voor een naturel je dat voor elkaar krijgt, zonder de leeservaring te laten stokken. Was het een moeilijke worp?
Daem: Toch wel, ja. Anders had ik er geen vijf jaar over gedaan. Daarbij heb ik eerst een groot volume geschreven. De eerste versie die ik naar de uitgeverij heb gestuurd, was oorspronkelijk dubbel zo dik. Dat heb ik afgewogen in het licht van het boek in zijn geheel. Voor mij is de oefening altijd dat de schrijver op de achtergrond verdwijnt. Op het moment dat hij de kop opstak, moest ik hem onthoofden.
Je moest zoals Visse verdwijnen uit het boek?
Daem: Precies, de lezer mocht niet blijven haken aan mijn aanwezigheid. De nadruk moest op elk moment op het verhaal liggen, omdat het hele boek ook net over die fictie gaat. Over hoe wij allemaal voortdurend een poging doen om onze eigen levens in een verhaal te gieten. Zonder dat narratief waarin we onszelf wijsmaken dat de wereld wél steekhoudt en dat we daar wél een plek in verdienen, zouden we verloren zijn. Uiteindelijk is dat ook waar Andreas doorheen het boek naar op zoek is. Dat is wat hij ons vertelt aan de toog: zijn verhaal.
Wij doen allemaal voortdurend pogingen om onze eigen levens in een verhaal te gieten. Zonder dat narratief waarin we onszelf wijsmaken dat de wereld wél steekhoudt en dat we daar wél een plek in verdienen, zouden we verloren zijn
Dat verhaal speelt zich af tussen slapen en waken. Meermaals overviel me het gevoel in een twilight zone te vertoeven waar werkelijkheid en koortsdroom nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn.
Daem: Ja, je zou het café kunnen zien als een soort van schemerzone waarin je niet deelneemt aan het leven en tegelijkertijd wel nog leeft. Of het leven draaglijk maakt. Die dunne lijn bewandelt Andreas.
Die lijn legt ook de tweespalt bloot tussen controle en het verlies daarvan. Er zijn verschillende momenten in het boek die die tweespalt ophangen aan het concept identiteit.
Daem: Exact! Voor mij gaat het voor een groot stuk over identiteit, over de mate waarin die een constructie is. Over hoe twee mensen die elkaar ontmoeten automatisch een verlies van identiteit in gang zetten. Of over hoe identiteit altijd maar lijkt steek te houden wanneer het zich tegen iets af kan zetten. Ik ben zogezegd pas Brusselaar wanneer ik tegenover een Antwerpenaar sta, pas Belg tegenover een Nederlander, of Europeaan tegenover een Brit. Dat principe pas ik ook toe op die stamgasten in het café.
Of op de extreme ideeën die af en toe in het café rondwaren, of de genderfluïditeit die via het webcamplatform Chatroulette in het boek sluipt…
Daem: Ja, die twee – een pleidooi voor genderpolitiek én gedachten over invasieve exoten – tegenover elkaar stellen was interessant. (Lacht) Het ene breekt een lans voor die onbeschreven zone tussen de Poetin-achtige man en de übervrouwelijke Barbiepop als elkaars tegenpolen. Voor de mogelijkheid om ook als man oprecht te kunnen zijn, kwetsbaar. Tegelijkertijd is dat een heel beangstigende gedachte voor al die mensen in dat café. En er is niemand die hun uitlegt dat het anders kan, ze worden alleen gevoed met angst, waardoor ze zich nog meer bedreigd voelen omdat ze de wereld rondom hen niet meer herkennen.
EEN TOOGVERHAAL
Het is daar dat 11 maart in het heden haakt: daar waar gedeelde smart halve smart wordt. En waar, in de “nouvel ordre” waarin Chez Henri nog steeds gesloten is, dat delen een onmogelijkheid is geworden. “Aan die toog wordt eenzaamheid verdrongen in het gezelschap van nog meer eenzaamheid, stond in het oorspronkelijke kortverhaal. In dat opzicht is een plek hebben om te zijn soms al genoeg. En net die plek heb je nu niet meer,” vertelt Frederik Willem Daem, die zijn café De Kauw vandaag alsnog in karton opricht in bar Tropicana. Als installatie. Als polyvalente ruimte, waar gesigneerd wordt. Als decor voor filmscènes die als tableaux vivants uit het boek tuimelen. En als droombeeld van hoe het er vroeger, “twee maanden geleden”, uitzag. Inclusief vogelepik, biljarttafel en toog.
Als je erbij stilstaat is die toog een essentiële plek, een plaats waar een grote democratisering plaatsvindt, waar aan de lopende band verhalen kiemen, waar het leven groter wordt gemaakt dan het is.
Daem: Aan die toog wordt wat iemand heeft meegemaakt weer gestructureerd tot een gebeurtenis, tot een verhaal dat wordt overgeleverd. Op een heel democratische manier, de deurwaarder naast de vuilnisman. Dat gaat nu sowieso verloren.
Een tafel is vier man. Dan ga je niet één iemand alleen zetten. Bier zal ook weer duurder worden in deze periode. En het feit dat je elkaar niet kan aanspreken, en eigenlijk gewoon in je bubbel van vier blijft, tja, mij zegt het niet veel. Weet je, na ons gesprek op 11 maart ben ik nog blijven plakken in La Péniche. Ik zou er nog eentje drinken met een vriend, maar ik heb de keet gesloten. (Lacht) Dat is waar het om draait.
Iets wat je overkomt. Daarin zitten misschien ook vaak de tekens van leven, waar we allemaal zo naarstig naar op zoek zijn.
Daem: Het zijn al die kleine, onverwachte zaken, ja. De som die groter wordt dan zijn delen. Maar evengoed is het gewoon een plek hebben thuis waar je sleutels liggen, of orde, of nachtrust. Geen muggen, da’s belangrijk... (Denkt na) Al zijn het niet alleen de goede momenten die je het gevoel geven dat je leeft. Verdriet is misschien zelfs nog veel waarachtiger. Ik heb mij nooit zo levend gevoeld als toen ik mij echt diep verdrietig voelde, omdat de wereld plots enkel daaruit leek te bestaan. Zo voel ik me ook als ik iets maak. Door te vallen en op te staan. De kern van alle schoonheid zit in de wetenschap dat niets makkelijk is.
FREDERIK WILLEM DAEM: TEKENS VAN LEVEN
De Bezige Bij, 331 p., €23,99
BOEKPRESENTATIE: CAFÉ DE KAUW NOG STEEDS GESLOTEN
4 > 27/6 (signeersessie: 4 > 7/6), De Kauw
Lees meer over: Expo , Frederik Willem Daem , Tekens van leven , De Kauw
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.