De Odyssee, Mariah Carey, een Syrisch spookje en een dochter die strijdt met naamvallen en haar puberteit. De Brusselse stripmaakster Judith Vanistendael knoopt van dat alles en veel meer een prachtig weefsel aan elkaar in adembenemend aquarel: de vloeibare Penelope.
“Mijn vak is snijden,” getuigt Penelope vroeg in het beeldverhaal dat haar naam draagt. Het zou zomaar over haar schepper Judith Vanistendael kunnen gaan. Al ruim een decennium maakt de Brusselse werk dat diep snijdt en liefdevol littekens legt op de huid van de lezer. Haar beeldverhalen peilen naar verlangens, gemis, liefde, lijden, verlossing, gruwel, vervulling en leegte. En doen dat heel tastbaar, warm en diepmenselijk. Zo ook Penelope. De nieuwste Judith Vanistendael trekt groefjes in de ziel met een verhaal over een vrouw die strijdt met de vele rollen die ze in haar leven vervult: als echtgenote van dichter Otto, als moeder van de volwassen wordende Helena en als chirurg in een veldhospitaal in Aleppo. Daar redt ze levens, thuis wacht niemand haar nog op. Ze verdwijnt, ze verschijnt. En als ze dan toch weer bij haar gezin is, blijkt er een verstekeling uit de Syrische stad als een spookje te zijn meegereisd in haar rugzak.
“‘Oorlogschirurg blablabla, heeft moeite blablabla, heel moeilijk blablabla… Jeetjemina, wat een serieus onderwerp! Maar ja, dat zijn we gewoon van Judith Vanistendael.’ Tsjakka, volgende!” Judith Vanistendael giert het uit wanneer ze vertelt over een filmpje van een Nederlandse vlogger, die de najaarscatalogus van Scratch – de Nederlandse uitgeverij die samen met Oogachtend Penelope uitgaf – doorbladert en on the spot op de synopsis van Penelope reageert. “Ik dacht: ‘Oh nee, nu denkt iedereen: Judith Vanistendael, dat is kanker, terreur in Baskenland, oorlog in Syrië…’ Terwijl ik het altijd vreselijk vind als iets te zwaar is. Iets wat alleen maar onverteerbaar is, krijg je niet verteld. Voor mij zijn de beste boeken een combinatie van totale tragiek en totale lichtheid. Zoals het werk van Gabriel García Márquez, drama’s die tegelijk grappig en fantasievol en kleurrijk zijn. Of van Michel Houellebecq, een auteur die mensen tot leven brengt, in al hun schoonheid, met al hun gebreken. Hoe bitter hij ook overkomt, ik kan niet anders dan hem verdenken van een diepe liefde voor de mens. Ik hou van die menselijke verhalen.”
Iets wat alleen maar onverteerbaar is, krijg je niet verteld. Voor mij zijn de beste boeken een combinatie van totale tragiek en totale lichtheid
HET WEEFSEL
Penelope is net zo een boek. Een beeldverhaal van trillend vlees en jachtig bloed, van verscheurende ambitie en breekbare keuzes. Judith Vanistendael verbeeldt in Penelope niet alleen adembenemend mooi het lijden en de onuitwisbare gruwel, de hartenpijn en de leegte die in een mens kan groeien. Haar boek ontsteekt in die duisternis ook dwaallichtjes die samen een fonkelende vertelling maken. Penelope haakt prachtig in elkaar, als een weefsel waar zwaarte en lichtheid, humor en ontroering kleine in elkaar grijpende visioenen als een gebroken Mariabeeldje, Mariah Careys monsterkersthit, het werk van de Canadese kunstenaar David Altmejd en de Odyssee aan elkaar knopen.
De Odyssee, Judith!
Judith Vanistendael: (Lacht) Ik zag dat heel wat auteurs op een gegeven moment een klassiek verhaal onder handen nemen. Die klassiekers zijn referentiepunten, maar hebben we eigenlijk wel een flauw idee waar ze precies voor staan? Dan heb ik beslist om zo een verhaal maar eens echt te gaan lezen. Hard labeur, hoor, die Odyssee. Een beetje moeilijk, soms repetitief en langdradig, en dan ineens waanzinnig hedendaags. Ik was vooral verbijsterd over de positie van de vrouw. Hoe misogyn die samenleving was. De Grieken hebben de democratie uitgevonden – olé olé – maar het kwam zelfs niet in hun hoofd op om een vrouw daaraan te laten deelnemen. Dan heb ik me de vraag gesteld: welke relevantie heeft de Odyssee nu? Vier jaar geleden dan, voor de #MeToo-beweging.
Daar ga je wel op aangesproken worden.
Vanistendael: Ik heb in Frankrijk al verschillende interviews gedaan, en die gaan allemaal over #MeToo! Ik heb een vrouw als hoofdpersonage genomen, omdat dat de zaken op scherp stelt. In essentie gaat Penelope over de spanning tussen je zelfontplooiing en je gezin. Die zelfontplooiing is bij Penelope heel gewichtig, want ze redt mensenlevens. Dat is een prachtig alibi. Wie kan daartegen zijn? En de Odyssee was natuurlijk supergeschikt, omdat die het omgekeerde verhaal vertelt. Daar is het de man die vertrekt en de vrouw die achterblijft. Odysseus wil zogezegd heel graag naar huis, ondertussen is hij wel twintig jaar weg. En heeft hij seks met andere vrouwen, beleeft hij spannende avonturen en krijgt hij weergaloze banketten voorgezet. En zijn vrouw Penelope wacht en wacht en wijst alle aanbidders af…
Jouw Penelope wacht niet. Op tien jaar tijd onderneemt ze 32 buitenlandse missies. Gelukkig is er nog haar onnoemelijk liefdevolle man Otto.
Vanistendael: Otto is perfect! Zoals Penelope in de Odyssee ook redelijk in de buurt van fantastisch komt. Otto moest wel de meest liefdevolle vader en man zijn die je je kon voorstellen. Als hij vervelend zou zijn, goed, bon débarras. Maar nu heeft Penelope geen enkele reden om wat ze thuis heeft kapot te maken. Otto is echt iemand waarvan je denkt: ‘Daar zou ik onmiddellijk mee willen trouwen. Als Penelope weg is, kom maar af. En die dochter is eigenlijk ook supergeestig, geef die ook maar.’ (Lacht) Alleen de mama, die een tikje gemeen is maar vooral eenzaam en aandoenlijk, en Penelope’s tweelingzus zijn een beetje vervelend. Zij is Penelope zoals ze zou moeten zijn. Al heb ik Penelope liever dan haar zus. Ik word altijd wat ongemakkelijk van mensen die het allemaal voor elkaar hebben. Natuurlijk is dat ook maar een masker, iedereen strompelt door het leven. Maar toch. Misschien is dat omdat ik zelf het gevoel heb voortdurend op mijn bakkes te gaan.
DE AUTOBIOGRAFIE VAN DE EMOTIE
Dat doet ze met Penelope allerminst. Het is wonderlijk hoe ze het bloed in Aleppo weerspiegelt in dochter Helena’s eerste maandstonden. Hoe ze in de holte van een “abstracte Maria, zo een beeldje dat je kan kopen op de kerstmarkt” een mal voor alle moeders vindt. Hoe ze die holte in de “enge sculpturen” van David Altmejd, “als holle kristallen uit de kitschwinkel, waar hij viezig haar op kleeft” laat echoën. En in het gelaat van Penelope zelf, door het altijd nakende afscheid als een leegte uitgevreten. “Penelope was heel moeilijk juist te krijgen,” vertelt ze. “Haar zus was er onmiddellijk als personage. Net als de moeder en Otto. En de dochter was ook gemakkelijk, want ik had, toen ik vier jaar geleden met het boek begon, thuis een dertienjarige rondlopen die zich gedroeg als een leuke, onuitstaanbare puber. Maar Penelope niet, omdat ze eigenlijk iets verschrikkelijks doet. En ik wou dat dat niet zo overkwam. Dat je begrip kon opbrengen voor haar beslissing.”
Als een personage een verhaal dreigt voort te brengen dat ik niet wil, dan grijp ik in. Het zijn mijn poppen, ik kneed ze
Dat personage is gegroeid?
Vanistendael: Ja, Penelope was een verhaal aan het schrijven dat ik niet geloofde. In het begin was ze een pure bitch, met een streng kapsel, een haakneus en strakke kleren, maar dat was niet geloofwaardig. Dan heb ik gezegd: “Ja, sorry, maar dat spelletje gaat niet door. Ik geef je een andere neus en ik laat je andere dingen zeggen.” Ik ben wel de baas. Als een personage een verhaal dreigt voort te brengen dat ik niet wil, dan grijp ik in. Het zijn mijn poppen, ik kneed ze.
Ben je een controlefreak?
Vanistendael: Naar het schijnt. (Lacht) Anderen zeggen dat, dat ik obsessief met die boeken bezig ben. Voor mij voelt dat niet zo, ik heb vaak het gevoel alsof ik niks onder controle heb. Anderzijds weet ik wel dat ik bepaal wat er gebeurt. Dat idee van het personage dat het verhaal schrijft, nee, het zijn nog altijd jouw hand en jouw brein die het maken.
Over de gedichten van Otto, die Bernard Dewulf voor je schreef, heb je wel geen zeggenschap gehad?
Vanistendael: Nee, maar dat was wel Bernard Dewulf, hè! Ik was zo vereerd dat hij dit wou doen. En natuurlijk schrijft hij de perfecte gedichten. Otto is ook gebaseerd op hem, of toch op zijn teksten voor De Standaard. Ik ken hem niet, maar in mijn hoofd is Bernard Dewulf perfect. Als schrijvende papa en echtgenoot getuigen zijn stukjes van zo’n ongelofelijke liefdevolheid, schoonheid en warmte.
Ik vind de taal in het algemeen trouwens heel juist in Penelope. Ik schrik er altijd van hoe goed je erin slaagt om je dialogen natuurlijk te houden.
Vanistendael: Daar is hard aan gewerkt, hoor. De losse dialogen uit mijn vorige boeken zijn helemaal weg. Ik ben daar nochtans niet spontaan goed in. De voice-over, de innerlijke stem van Penelope, heb ik door mijn vader (schrijver Geert van Istendael, ks) laten nalezen. Hij lag op de grond van het lachen. Zo totaal melodramatisch-pathetisch-filosofisch was die tekst. Ik heb hem helemaal moeten uitpuren. Ik wou geen vulling. Alles, elke dialoog, elke tekstballon, moest betekenis hebben.
Een essentie die je probeert te vatten in – voor jouw doen – een luttele 150 pagina’s.
Vanistendael: Ja, aanvankelijk was dat een oplossing voor mijn schouder (die Judith Vanistendael tijdens haar kleurpotlodenextravaganza voor Mikel in de vernieling had getekend, ks). Ik ben al snel drie jaar bezig aan een boek, anderhalf jaar doe ik over het tekenen. Knettergek werd ik daarvan. Dat is echt een gevecht tegen mezelf. Dit boek was klaar voor ik er erg in had.
De vloeibaarheid van aquarel past ook mooi bij het verhaal.
Vanistendael: Vond ik ook, ja! Nu, dat leggen van die lagen over het beeld, dat had ik vijf jaar geleden niet gekund. Het zou één grote smurrie zijn geworden. Nu kan ik een vlek zetten en dat is de perfecte vlek. Dat is training, een soort flow, waarbij je hersenen bijna automatisch de keuzes maken die je moet maken. Dat creëert ruimte in mijn kop, waardoor ik aandacht kan hebben voor complexere dingen. Voor hoe ik de sequenties organiseer, voor de tekst, voor wat ik echt wil met het medium.
Wat wil je echt?
Vanistendael: Moeilijke vraag. Ik wil mijn verhaal gewoon zo goed mogelijk vertellen. Ik vertrek dan niet van wat er moet gebeuren, maar van hoe ik mijn personages zo ver krijg dat ze geloofwaardig handelen. Dat is niet alleen technisch, maar grondt ook in een broeierig instinct. Het heeft, mooi gezegd, te maken met de autobiografie van de emotie: zijn de feiten het verhaal of zijn de subtekst en de emoties die daaruit voortkomen het verhaal? Ik vind zelf dat mensen te vaak in feiten vertellen, voor mij zijn ze een vehikel om de echte inhoud verder te dragen.
HET GESCHENK
Die emotionele ondergrond geeft de onnoemelijke warmte die de beeldverhalen van Judith Vanistendael uitstralen. Het zijn verhalen op mensenmaat, opgehangen aan de eigen ribbenkast en geplukt uit dag en nacht. “Wat ik altijd probeer te doen, is een universeel verhaal te brengen waarin de rijkdom van de menselijke emotie en ervaring aanwezig is. En daarvoor ga ik gigantisch pikken uit mijn directe omgeving. Alles gebruik ik. Er staat een stukje dialoog in Penelope dat ik rechtstreeks van mijn man heb gejat. Komt daar die warmte vandaan? Dat weet ik niet. (Krijgt een ingeving) Weet je wat het misschien is? Mijn eerste uitgever, De Harmonie, heeft me ooit een boek cadeau gedaan: The Gift van Lewis Hyde, echt een revelatie. Hydes uitgangspunt is dat kunst alleen maar kan bestaan bij gratie van het publiek. Als kunstenaar kan je je in een hoekje van de kamer staan uiten tot je erbij neervalt, maar als niemand het ziet, sterft die uiting. Nee, kunst is bij uitstek een sociaal gegeven, je maakt iets voor een publiek. Dat is ‘the gift’, wat in het Engels zowel ‘talent’ als ‘geschenk’ betekent. Kunst bestaat met andere woorden pas als je het weggeeft. Dat idee sprak me erg aan. Mijn strips zijn mijn cadeautjes voor de mensen. En ik maak ze zo verleidelijk mogelijk, ik maak ze zo dat ze je raken. Misschien dat je daardoor een zekere warmte ervaart?”
Moeten wij je niet eens wat vaker bedanken voor die cadeaus? In onze seizoenspreview schreef ik dat het tijd wordt voor een resem prijzen…
Vanistendael: … en ik dacht: “Wat schrijft die nu?!” (Lacht)
Het viel me gewoon op dat elk nieuw boek van jou zo warm wordt onthaald, terwijl jury’s je werk zo vaak over het hoofd zien. Heeft dat te maken met het feit dat de kracht van je werk net in het onspectaculaire zit?
Vanistendael: Mijn papa krijgt ook bijna geen prijzen. “Dat is genetisch,” zeggen we dan. (Lacht) Maar het is niet aan mij om te zeggen dat ik prijzen verdien. Ik ben misschien te weinig aanwezig in de scene. En ik zit ook wat tussen het klassiek commerciële werk en het experimentele Frémok-werk. Met Toen David zijn stem verloor ben ik genomineerd voor drie Eisner Awards. Dat zijn waanzinnige nominaties, zowat de Oscars van het beeldverhaal. Alleen, mijn boek heeft daarna niet méér verkocht. Het had geen enkele betekenis. Alsof ik gewoon de afwas had gedaan. Ik zou graag meer verkopen, hoor. Dat lijkt me heel fijn, geen subsidies meer hoeven aan te vragen, zelfstandigheid hebben. Zo een hit en dan superveel verkopen en een zwembad kunnen zetten? Bring it on!
Lees meer over: Expo
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.