Brussel is weer een overdekte markt rijker. Om dat te vieren: een klein portretje van een ajuintje dat eigenlijk een look is en ook nog een prei.
Culinair Ontdekt: Oerprei
Lees ook: Culinair ontdekt: kemel
Al naar de nieuwe overdekte markt aan het slachthuis geweest? Moet u absoluut eens doen. In Kuregem is er markt op vrijdag, zaterdag én zondag en vooral die laatste weekdag loopt het er storm. Naast voeding en textiel, is er overigens ook altijd een hoek brocante. Markten zijn een zaligheid voor de consument. Alles is er goedkoper of beter dan in de grootdistributie en het is een ontmoetingsplaats voor de buurt. Ik zie altijd wel bekenden op de markt. In de supermarkten gebeurt dat haast nooit. Hoe zou dat komen? Misschien behoor ik tot de subcultuur van de marktmensen en zijn de supermarktkopers een ander volk?
Markten zijn de essentie van een stad. Dat leerden wij vroeger in de les geschiedenis. De steden zijn ontstaan door markten. Wie vandaag niet minstens een wekelijkse markt heeft, is de naam stad onwaardig.
In Brussel hebben we er gelukkig nog heel wat. Maar wat mij in een stad met zoveel marktcultuur verwondert, is dat wij tot voor verleden week geen enkele overdekte markt meer hadden. De hallen van Brussel werden in de aanloop naar de wereldtentoonstelling van 1958 afgebroken. Er staat nu een parkinggebouw aan de Hallenstraat. De Sint-Gorikshallen, dan: het is al decennia onduidelijk hoe het met dat gebouw verder moet. Er zitten infokantoortjes in of tentoonstellingen, een trendy barretje, maar het hele gebouw schreeuwt er om zijn taak als markthal opnieuw te kunnen spelen. Wat houdt de stad tegen? Er wordt meesmuilend gezegd dat het gebouw niet meer geschikt zou zijn om een (voedings)markt te bevatten. Wat is er zoveel slechter aan dit gebouw dan aan de honderden oudere en kleinere hallen die het stadslandschap sieren in Frankrijk? De Hallen van Schaarbeek? Moderne dans- en theaterprojecten, een salon voor ruimtetoerisme (ik verzin het niet: salon de l’astronautique de plaisance van 19 tot 21 juni). Het is moeilijk om zich iets meer elitairs voor te stellen. Ondertussen mogen Nadine of Mohamed hun boter, kaas en eieren op vrijdag kopen in de druilerige regen buiten het gebouw. Elders ter wereld koestert men zijn hallen. In Nederland komen er steeds nieuwe bij, zoals de spectaculaire markt van Rotterdam die verleden jaar openging.
Gelukkig is er Kuregem! De honderdjarige overkapping van een volle hectare groot was oorspronkelijk bedoeld om éénmaal per week een beestenmarkt in te houden, maar de andere markten zijn er gaandeweg een steeds grotere rol gaan spelen. Het is het meest complete marktcomplex in het gewest, met goederen van over de hele wereld. De nieuwe overdekte markthal is bijzonder sfeervol en origineel opgebouwd. De vleeshandelaren staan niet meer apart, zoals in hun oude, veel te krappe gebouwtje, en ondertussen is het ook buiten nog altijd aanschuiven voor een plek. Proficiat Abattoir!
Ik vond er maar weer eens een eigenaardige groente. Of is het een kruid?
Het gebeurt niet zo vaak dat men voedsel verkoopt met zijn wetenschappelijke naam vet gedrukt op de verpakking. Aan één van mijn favoriete kraampjes met tropische specialiteiten vond ik kleine mandjes met daarin een bolgewas: Allium ampeloprasum stond er zwart op wit op gedrukt. Met als verklaring in het Duits: Knollen-Ackerknoblauch. Gezondheid!
Ik heb die Allium ampeloprasum opgezocht en kwam vreemd genoeg bij de prei uit. Nochtans heb ik die leren kennen onder de naam Allium porrum. Het blijkt dat er in die takken van de plantenwereld weer eens grote reorganisaties zijn gebeurd. Men heeft besloten dat de prei niet genoeg verschilt van de wilde versie om hem als een aparte soort te beschouwen. Hij werd gedegradeerd tot variëteit en heet nu dus Allium ampeloprasum var. porrum L. Maar ook de ajuinfamilie, waartoe deze behoren, bestaat niet meer! Ajuintjes, look en sjalot zijn nu ondergebracht in de familie der Amarylidaceae, de narcisfamilie. Je moet op school dus nooit te veel van buiten leren, voor je het weet, is de kennis alweer veranderd.
In het Nederlands noemen we A. ampeloprasum “oerprei”. Het is een plant die van het Oosten van de Middellandse Zee stamt maar al heel lang geleden door de mens werd verspreid. Misschien is het wel één van de vroegste landbouwgewassen? Je hoeft prei ook niet echt te zaaien omdat deze hoge, opvallende plant (met kleurige bolvormige bloeiwijzen) nieuwe kiemplantjes geeft bovenop de bloem, nog zo makkelijk om verder uit te planten.
De bollen in dit mandje zijn zo’n twee centimeter dik. Maar ik lees dat de ‘tenen’ tot zes centimeter dik kunnen worden, daarom noemt men ze in het Engels ook wel elephant garlic. Maar mijn tenen waren dan wel van een micro-olifantje. Het mandje (het product komt uit China) is waarschijnlijk gemaakt van gedroogde stengels en bladeren van de plant zelf. De bollen zijn veel symmetrischer dan normale looktenen maar smaken behoorlijk zoals look, net iets minder agressief. Ze zijn dus beter bruikbaar in rauwe bereidingen. En ik zie dat er al een paar aan het uitschieten zijn. Als sierplant zullen ze ook niet misstaan. Smakelijk.
Culinair Ontdekt met Nick Trachet
Lees meer over: Resto & Bar , Culinair Ontdekt met Nick Trachet
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.