Marc Sleen zou eind dit jaar honderd geworden zijn en dat zal in Brussel gevierd worden met twee expo's en de vertaling naar het Brussels van een Nero-album. Wat er na dit feestjaar met het Marc Sleen Museum zal gebeuren en of de subsidiekraan helemaal dichtgaat, blijft onduidelijk.
| Het Marc Sleen Museum in de Zandstraat op de dag van de opening in 2009.
Stripauteur Marc Sleen, die overleed in 2016, werd honderd jaar geleden geboren. Zijn bekendste stripheld Nero bestaat 75 jaar. Een feestjaar dus, en dat werd eind maart op gang getrapt in Gent, de geboorteplaats van Sleen. “Nog het hele jaar zal er op verschillende plekken waar Marc gewoond of gewerkt heeft, feest gevierd worden, met tal van evenementen en vaak een wafelenbak,” zegt Catharina Kochuyt, weduwe van Sleen en voorzitster van de Stichting Marc Sleen.
Zo ook in Brussel, waar Sleen vlak na WOII neerstreek om zijn eerste Nero-tekeningen te maken voor De Nieuwe Gids. Die krant zat in de Zandstraat, waar sinds 2009 ook het Marc Sleen Museum gevestigd is.
Zowel het Sleen Museum als het aan de overkant gelegen Belgisch Stripcentrum zal de legendarische stripauteur dit jaar in de bloemetjes zetten met een tentoonstelling, vertelt Kochuyt. “Voorts komt er een vertaling in het Brussels van De zwarte toren.” In de jaren tachtig maakte Sleen een Nero-stedentrilogie, De Zwarte Toren gaat over Brussel, De bom van Boema over Gent en De Ring van Balderic over Antwerpen. Alle drie worden ze ter ere van de verjaardag in het dialect vertaald, waarbij voormalig politicus en huidig streektaalcoördinator Robert Delathouwer de Brusselse vertaling voor zijn rekening neemt.
De grootste van de twee tentoonstellingen, in het Stripcentrum, gaat eind mei open en draagt als titel '100 jaar Marc Sleen, een eeuw in verandering'. Curatoren zijn Nero- en Sleen-kenners Yves Kerremans en Noël Slangen, ook politiek commentator. “Sleen begon te tekenen in 1946 en is daarmee doorgegaan tot in 2002,” zegt Slangen. “Dat levert een uitgebreid tijdsbeeld op, maar ook een beeld dat niet meer altijd klopt met hoe wij nu naar bepaalde zaken kijken. Wij willen tonen hoe Sleen omging met thema's als roken, seksualiteit, misdaad, mensen met een migratieachtergrond en de positie van de vrouw, maar ook hoe andere stripauteurs en bijvoorbeeld tv-makers ernaar keken, en hoe de visie op die thema's in de loop der jaren veranderde.”
“Het museum kan nooit gesloten worden, in de kelder staat immers het atelier van Marc, en dat zal er altijd blijven”
Vapende Kate Winslet
Slangen verwijst bij wijze van voorbeeld naar de pijp rokende Madam Pheip uit de Nero-reeks. “Zij wordt in de expo onder meer vergeleken met Lucky Luke, bij wie tekenaar Morris na verloop van tijd de sigaret verving door een strootje. We kunnen er ook het beeld van een vapende Kate Winslet uit de recente tv-serie Mare of Easttown bij zetten.”
Ander voorbeeld is de figuur van Petoetje, zoon van een Papoea-stamhoofd. “Hier zie je een duidelijke evolutie in Sleens werk. Bij zijn eerste optreden droeg Petoetje nog een lendendoek en had hij heel dikke lippen, maar al snel krijgt hij normale kleren en wordt hij een volwaardig personage, de voorloper van Adhemar als uitvinder,” zegt Slangen. “Tegelijkertijd is Marc Sleen tot op het eind blijven hangen in stereotypen. We zullen ook laten zien dat hij wat dat betreft onvoldoende geëvolueerd is.”
Dat laatste zal wellicht ook terugkomen in de expo 'Congo Comics', die eind juni in het Marc Sleen Museum opent. Die gaat over Congo en Afrika, na Nero de tweede grote liefde van Sleen. Volgens Johan Stuyck, stripuitgever, docent en coördinator van de tijdelijke tentoonstellingen in het Sleen Museum, zal daar te zien zijn hoe Sleen Afrika afbeeldde, maar ook hoe de huidige generatie Afrikanen zichzelf tekent. “We zoeken daarbij niet zozeer de confrontatie,” zegt hij.
Voor deze expo werd de Congolees-Belgische striptekenaar Barly Baruti aangezocht als curator. Hij verzamelde acht, voornamelijk Congolese, stripauteurs om zich heen, onder hen drie vrouwen. “De meesten leven in Kinshasa. Zij tekenen wat hen daar vandaag bezighoudt.”
Subsidiekraan
De expo zal tot het einde van het jaar lopen. Wat er daarna met het Marc Sleen Museum zal gebeuren, weet niemand. De Stichting opende het museum in 2009 in het gebouw van de vroegere socialistische krant Le Peuple, dat aangekocht werd met geld van het Gewest. Vijf jaar geleden werd Sleens atelier, uit zijn huis in Hoeilaart, minutieus gereconstrueerd in de kelder.
Maar ondanks alle inspanningen om het werk van Sleen levend te houden, laten de bezoekers het afweten. Het vooropgestelde aantal van 25.000 werd nooit gehaald, ook niet nadat de toegang gratis was geworden. Van diegenen die binnenspringen, blijkt een flink aantal vooral op zoek te zijn naar het grote Stripcentrum aan de overkant.
Begin 2020 meldde het kabinet van minister Sven Gatz (Open VLD) dat de subsidiekraan na het feestjaar 2022 zou worden dichtgedraaid. “Dan is het over en uit,” zo werd gezegd.
Het museum krijgt jaarlijks zo'n 200.000 euro van het Gewest, uit het potje 'Imago van Brussel'. Dat bedrag wordt onder meer gebruikt voor de dagelijkse werking, tijdelijke tentoonstellingen en het onderhoud van het gebouw, maar ook voor de vergoeding aan het Stripcentrum, dat de administratie en de schoonmaak doet, en voor de betaling van de jonge stripauteurs die het museum sinds de zomer van 2020 bemannen.
"Wat vaststaat, is dat we niet doorgaan zoals nu. Maar sluiten doen we ook niet”
Knalgele Kubus
Om het kwakkelende museum, dat zonder beheerder zat, nieuw leven in te blazen, lanceerde de Stichting twee jaar geleden immers het project De Knalgele Kubus, onder leiding van Johan Stuyck. Jonge stripauteurs kregen er een werkplek voor één dag in de week en konden op die manier zorgen voor een permanentie op de vijf openingsdagen.
De Stichting, het Stripcentrum, de jonge tekenaars, iedereen lijkt heel tevreden over de huidige gang van zaken. Stuyck wil het project dan ook graag voortzetten. “We zijn ondertussen aan onze elfde resident. Ik ga ermee door. Als het stopt, hoor ik het wel.”
Vandaag klinkt het kabinet-Gatz iets minder stellig: de subsidies worden afgebouwd, maar hoe dat zal gebeuren, moet nog besproken worden, laat de woordvoerster weten.
De Stichting zelf gaat er ondertussen al vanuit dat het na het feestjaar afgelopen is met de subsidie. “Mocht er toch nog iets komen, is dat mooi meegenomen,” zegt Noël Slangen, die in het bestuur zit van de Stichting. “De Knalgele Kubus is heel geslaagd als stripincubator, maar het is niet de bedoeling om daar eindeloos mee door te gaan. Momenteel concentreren we ons op de feestelijkheden, maar in het najaar zullen we met enkele partners bekijken hoe we het museum in de toekomst, als er geen of veel minder subsidies zijn, een invulling kunnen geven.”
Dat het Marc Sleen Museum een tekenatelier zou worden van het Belgisch Stripcentrum, zoals eerder werd geopperd, is een mogelijke piste, zegt Slangen, ook bestuurslid van het Stripcentrum. “Er zijn er nog andere. Wat vaststaat, is dat we niet doorgaan zoals nu. Maar sluiten doen we ook niet.”
“Het museum kan nooit gesloten worden,” reageert voorzitster Catharina Kochuyt. “In de kelder staat immers het atelier van Marc, het fundament van het museum, en dat zal er altijd blijven.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Events & Festivals , marc sleen museum , zandstraat , Nero , Stripverhaal , belgisch stripmuseum , Guy Vanhengel , Sven Gatz , cultuursubsidies
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.