Sinds hij het solopad op wandelde, gaan alle deuren open voor Sam De Nef. Ook die van de Ancienne Belgique, waar de jonge Antwerpse troubadour langskomt met zijn debuutalbum Dawn/dusk. Daarop begeeft hij zich in de twilightzone tussen klassieke singer-songwriter en folkie met een hoek af.
Sam De Nef zette zichzelf in het zoeklicht toen hij tijdens de eerste lockdown in de living van zijn buurvrouw Linde Merckpoel liedjes mocht spelen terwijl ze live radio maakte. Vervolgens werd de jonge Antwerpenaar getipt door zijn zingende stadsgenoot Tamino. In volle pandemie beroerde hij vervolgens harten in The Tunnel van StuBru, met zijn naar het Engels vertaalde covers van Nederlandstalige popklassiekers van onder meer Louis Neefs, Armand en Will Tura.
“In het eerste leerjaar kwam er een gastje uit Kosovo in mijn klas terecht,” vertelt Sam De Nef bij een kop zwart goud in de Brusselse Bar Beton. “Zijn ouders waren eerst naar Engeland gevlucht voor de oorlog, en daarna in België beland. Hij werd mijn beste vriend, maar hij sprak alleen maar Engels. Zo was ik al van kleins af vertrouwd met die taal. Ik was vroeger ook een fervente basketter, en luisterde naar Engelstalige hiphop. Op een bepaald moment dácht ik zelfs in het Engels. (Lacht) Ik vind Nederlands supermooi. Wim De Craene, Ramses Shaffy, die kunnen op zo’n simpele manier zulke mooie dingen zeggen. Maar dat is een vak apart, mij lukt dat niet. Je begint dan ook ineens AN te spreken, en dat voelt raar aan. Ik vond het sowieso een leuke oefening om die nummers te vertalen.”
Ik ben een dromer, al heel mijn leven heb ik problemen met me concentreren. Misschien maak ik daarom muziek, dat is een moment waarop je alles loslaat
24 is De Nef, een jonge kerel die gevormd is door klassieke singer-songwriters. Het is niet moeilijk om Bob Dylan, Leonard Cohen, Nick Drake of, recenter, Elliott Smith te herkennen in de songs die zijn album Dawn/dusk sieren. “Daar zit mijn grootmoeder voor iets tussen. Toen een vriendin van haar ziek werd, vroeg ze om een cd’tje te branden met haar favoriete liedjes. Leonard Cohen zat daarbij. Ik was een jaar of vijftien, zestien, er ging een nieuwe wereld voor mij open.”
Afghaanse windhond
Sam De Nef behoort tot een nieuwe lichting Vlaamse troubadours met een hoek af. Denk aan Porcelain ID, Loverman en Pauwel, artiesten die een veelal akoestisch klankpalet naar eigen goeddunken ombuigen en die allemaal gemeen hebben dat ze hun groep achter zich gelaten hebben in de grote sprong naar het solopad. Bij Sam De Nef was dat het garagebandje Danny Blue and the Old Socks, waarmee hij in 2018 tot in de finale van De Nieuwe Lichting raakte.
“Tijdens de lockdowns moest ik plots alleen muziek maken, en ik ontdekte hoeveel je kan overbrengen met gewoon een stem en een instrument,” zegt hij. “Ik vond dat thuis zitten en niets doen ook een heel romantische periode. Voor mij was het een scharnierpunt, ik heb beseft hoe goed het voelt om muziek te maken over simpele dingen. En hoe belangrijk de mensen rond mij zijn.”
Dat familiale leerde hij ook appreciëren in Servië, bij de familie van zijn vriendin Jovana. “Haar vader is ex-profvoetballer Dejan Mitrovic, die ooit nog bij Antwerp heeft gespeeld. Ze is in België opgegroeid, maar ze heeft ginds nog veel familie. We zijn er al vaak naartoe gegaan. Haar grootvader speelt Servische folkmuziek. Het nummer ‘Olja’ gaat over Jovana’s grootmoeder, een supercoole vrouw, die anderhalf jaar geleden gestorven is. Ze hebben een buitenhuis aan de rivier de Sava, een paalwoning waar ze vrienden en familie uitnodigen om samen muziek te maken en te zingen. Allemaal ongelofelijk straffe muzikanten, die gewoon voor elkaar muziek spelen in de woonkamer.”
De Nef was zo door die gemoedelijkheid gepakt, dat hij er voor zijn bachelorproef aan de PXL een documentaire over draaide. “Dat huiselijke, en die muziek, ik was er helemaal weg van.” Traditionele klanken die niet meteen tot in zijn eigen muziek zijn doorgedrongen, maar wel de sfeer. “Ik wilde dat Dawn/dusk heel tastbaar klonk en dichtbij, alsof je mee in de ruimte zat. Dat heeft iets ontwapenends, vind ik.”
Die ruimte waar zijn songs zijn gestold, ligt niet aan de oevers van de Sava, maar in een flat in Deurne, waar hij samen met zijn vriendin is gaan wonen. “Ik ben opgegroeid in een huis met een tuin in Edegem, dichter bij de stad kruipen was even wennen. Ik heb er lang geen muziek kunnen maken. In mijn ouderlijke huis werd ik voortdurend getriggerd, door een foto, of een schilderij.”
De Nef is eigenlijk een natuurjongen, zo blijkt. De foto van de hagelwitte Afghaanse windhond op de hoes van zijn debuut, is genomen in de Ardennen. “Het snelste landdier ter wereld,” lacht De Nef. “Als die door de bossen liep, leek hij een magisch wezen. Snel en supersierlijk. Mijn songs zijn op een klassieke singer-songwriterleest geschoeid, maar in de productie wilde ik daar een magische laag aan toevoegen. In mijn hoofd zijn dat een soort van sparkles die erover dwarrelen.” De Ardennen zijn om nog een andere reden belangrijk voor De Nef. “Ik ging er vroeger vaak naartoe met mijn vader, maar die is tien jaar geleden overleden in een ongeval. Wellicht ook daarom heb ik er zo’n emotionele band mee. Als ik er kom, voel ik meteen een soort connectie. Ik snap die omgeving.”
Broederliefde
Het is een connectie die hij met zijn jongere broer Brent deelt. “Wij hebben een speciale relatie. Nadat onze vader gestorven is, zijn we nog hechter geworden.” Beide broers sleutelden bijvoorbeeld samen aan ‘Apollo’, en de tekst van ‘Passerby’s ghost’ is volledig door Brent gepend. “Hij is geen muzikant, maar hij levert wel ideeën. Ik vind het ook niet raar om zijn teksten te zingen, ze geven mij net zo goed een persoonlijk gevoel.”
“I’m up in the morning / The day is still dawning / But I’m hanging up from the ceiling / I can see myself breathing,” uit ‘Passerby’s ghost’ is dus een lyric van zijn broer. “Ja. Hij heeft heel hard geoefend om zo te dromen, en nu gebeurt het vaak dat hij zichzelf zo observeert. Heel fascinerend.” (Lacht) Of hij dat gevoel herkent, als artiest? “Daar heb ik nog niet over nagedacht. Ik probeer zoveel mogelijk mezelf te zijn in wat ik naar buiten breng. Songs schrijven is een manier om mezelf te leren kennen.”
Op De Nefs debuut-ep Lonely day, crowded year werkten de twee broers al samen aan ‘Requiem for a dreamer’. Heeft hij die dromer ten grave gedragen? “Al heel mijn leven heb ik problemen met me concentreren,” zegt De Nef. “Ook op school was ik een dromer, ik zat voortdurend te tekenen en vergat alles. Ik heb ook lang rilatine genomen. Vooral andere mensen vonden het een probleem dat ik niet in de realiteit zat. Misschien is het de reden waarom ik graag muziek speel. Dat is een moment dat je alles loslaat.”
Lees meer over: Muziek , sam de nef , dawn/dusk , Ancienne Belgique