Op de markt van het slachthuis vond ik tussen de yams en de taro’s enkele lange bladeren van een vetplant, wel veertig centimeter lang.
Culinair Ontdekt: Aloë
Lees ook: Culinair ontdekt: kemel
Ik dacht eerst dat het agave was, zo groot waren de bladeren, met stekels op de zijkant. Maar agave (Agave spp.) kun je niet eten. Drinken wel, want van het suikerhoudend sap uit één soort, de maguey, wetenschappelijk Agave tequilana, maakt men sinds de tijd van de Azteken pulque, agavewijn. Die wijn wordt dan verder verstookt tot tequila, dat de Margarita-cocktail zijn basissmaak geeft. Verder haalt men uit een aantal soorten agave sisalvezels; één werd door de indianen zelfs als schoonmaakmiddel gebruikt. In Suriname heette die plant dan ook ingisopo: indianenzeep. Maar neen, het was geen agave. “Aloë vera” zei de jonge verkoper. Wat doet die op een markt in voedingsmiddelen, vroeg ik mij af.
Thuisgekomen in mijn kasten gaan snuffelen: vuistdikke boeken met tropisch fruit of groenten, niks over aloë’s. Des te meer in ‘alternatieve’ cosmetica- en geneesbronnen. Het zijn vetplanten die in een rozet vanaf de grond groeien of aan korte stammen. Aloë’s behoren tot de Asfodilfamilie, de Xanthorrhoeaceae (maar botanisch is die indeling nogal eens verward, vroeger zaten ze in de Leliefamilie). De Aloë’s zijn van nature thuis in Arabië en op mythische plekken zoals Socotra of de Drakensbergen van Zuid-Afrika. Agaves zijn zo’n beetje de Amerikaanse versie, maar behorend tot een andere familie.
Aloë vera is slechts één van de soorten die voorkomen. Er is geen wilde vorm meer van bekend. Het is nog een bescheiden aloë die in menig huiskamer in potten staat, maar hij kan dus ook bijzonder groot worden, te merken aan de bladeren op de markt. Ik had al drankjes gezien op basis van aloë en natuurlijk al gehoord dat de plant gebruikt wordt bij brandwonden of zonneslag, om op de huid te smeren. Tot één of andere traditionele keuken schijnt de aloë alvast niet te behoren. Men vermeldt dat de plant een krachtig laxeermiddel bevat, dat behoort niet tot mijn idee van culinair genieten. Aloë is om te smeren, niet om te eten. Maar dan ga je op het net zoeken...
De laatste jaren wordt er blijkbaar heel wat geëxperimenteerd met euh… aloëfagie, aloë-eten. Meestal in drankjes, maar ik lees ook over mensen die het blad pocheren, er sausjes van maken, in de yoghurt snijden en meer van dat fraais.
Ik sneed een blad dwars door. Zelden zoiets moois in de plantenwereld gezien. Aloë is een succulent, een vetplant, In droge gebieden kan hij overleven door zeer veel water op te slorpen tijdens zeldzame regenbuien en het daar dan enkele maanden mee te doen. In dit geval zit het water in de bladeren (bij andere succulenten kan dat ook in de stengels of de wortels zitten). Het zit gevangen in een gel die bijna glashelder is. Je kan het weefsel in blokjes snijden en het zonlicht schittert erdoor als evenveel prisma’s. Ik proefde ervan en vond het alles behalve aangenaam. Het is vies slijmerig en smaakt helemaal nergens naar. Achteraf begint je tong een bittere nasmaak te krijgen. Na een paar uur zit ik nog met een branderig gevoel op tong en lippen.
Als je het web mag geloven, is er een hele aloëhype ontstaan onder gezondheidsfreaks. Genoeg om de federale gezondheidsdienst van Amerika wakker te schudden. Zij zijn het plantje van dichterbij gaan bekijken en concludeerden dat het absoluut kankerverwekkend is. Toch bij ratten en muizen. Hoogoplopende emoties bij de gezondheidswinkels! Dat kon toch niet waar zijn, en iedereen weet toch dat...
Kankerverwekkend, punt. Dat wil niet zeggen dat je geen aloë meer mag smeren op je huid, en zelfs de drankjes zijn waarschijnlijk redelijk safe, omdat het in dat geval om hoog bewerkt, sterk geraffineerd aloësap gaat. Maar van het rauwe spul blijf je beter af. Zoek een andere hype, er zijn er meer dan genoeg. Het is wel spijtig want stukjes aloë zijn zo mooi, dobberend in een drankje of als garnituur op een bord.
Spijtige ontdekkingen zijn de laatste jaren niet van de lucht. Kennen jullie de vogelnestvaren (Asplenium nidus-avis)? Hier is dat een gewaardeerde kamerplant, in Fidji of de Filipijnen een lunch! Ze worden geplukt wanneer het jonge blad nog gekruld is als een bisschopsstaf. Ook de veelvoorkomende adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) werd vroeger gegeten, ook hier in Europa. In Engeland sprak men van fiddleheads, omdat de jonge scheut inderdaad wat lijkt op de krul van een vioolnek. Ik heb varens geproefd in Fiji en op het eiland Niue, waar er bijzonder veel groeien. Ze werden rauw gegeten of gekookt en dan geserveerd met kokosroom. Ota vakalolo heette dat daar. Het was een culinaire ontdekking. Ik had mij voorgenomen om eenmaal terug in België propaganda te maken voor meer varen in ons eten. Maar begin jaren 1990 kwam dan het nieuws dat varens ook kankerverwekkend zijn. In ons land mogen ze in ieder geval niet meer verkocht worden voor de keuken. Van een desillusie gesproken.
Nu ja, zullen we ons verdriet dan maar verdrinken in een glas margarita? Smakelijk.
Culinair Ontdekt met Nick Trachet
Lees meer over: Resto & Bar , Culinair Ontdekt met Nick Trachet
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.