Negen op de tien Brusselse kinderen met specifieke behoeften vinden een plek in het Brusselse buitengewoon onderwijs, maar het aanbod voldoet niet in alle types aan de vraag. Dat schrijft het BISA in een analyse van het Brusselse buitengewoon onderwijs. Daaruit blijkt ook dat kinderen doorgaans verder moeten reizen om naar school te gaan dan kinderen in het gewoon onderwijs.
Kinderen in Brussels buitengewoon onderwijs leggen langere afstand af op weg naar school
In de laatste focus van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) maken de analisten van het BISA een stand van zaken op van het buitengewoon onderwijs in Brussel. "Is er een evenwicht tussen de vraag en het aanbod?", vragen zij zich daarin af. Daarvoor werden de cijfers van het schooljaar 2019-2020 onder de loep genomen. Er waren dat schooljaar 7.826 Brusselse kinderen die ingeschreven waren in het buitengewoon onderwijs.
Daarvan gingen ongeveer negen op de tien kinderen naar een school in het Brussels Gewest, terwijl 1.800 leerlingen van buiten Brussel ingeschreven waren in het Brusselse buitengewoon onderwijs, goed voor ongeveer een vijfde van het totale aantal leerlingen in het Brusselse buitengewoon onderwijs.
Plaatstekort in bepaalde types
"In het algemeen beantwoordt het aanbod van het buitengewoon onderwijs aan de vraag: er zijn meer plaatsen dan Brusselse kinderen ingeschreven in het buitengewoon basis en secundair onderwijs", schrijven de analisten.
Maar dat geldt niet voor elk type buitengewoon onderwijs. Dat schooljaar moesten 664 kinderen uit het Brussels Gewest naar een school buiten Brussel, voornamelijk in Vlaams- en Waals-Brabant (samen goed voor ongeveer 500 kinderen).
"In type 3 (gedragsproblemen) en type BA (leerproblemen) zijn er minder plaatsen dan er Brusselse kinderen zijn die dat type onderwijs volgen, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. Sommige van deze leerlingen zijn daarom genoodzaakt zich in te schrijven in een school buitengewoon onderwijs buiten het Brussels Gewest."
Anderzijds is het aanbod in sommige types groter dan de vraag. Het gaat om type 6 (visuele handicap), type 7 (gehoorstoornis) en type 9 (autismespectrumstoornis zonder verstandelijke beperkingen). In die types buitengewoon onderwijs is het aandeel niet-Brusselse kinderen dan ook groter in de Brusselse scholen.
Grotere mobiliteit
De analisten van het BISA hebben ook gekeken naar de mobiliteit van kinderen in het buitengewoon onderwijs in Brussel. Voor het basisonderwijs gaat 31 procent van de leerlingen naar een school in de woongemeente, voor het secundair onderwijs gaat het om 12 procent. In het gewone basisonderwijs gaan meer dan twee keer zoveel kinderen naar een school in de eigen gemeente, in het gewone secundair onderwijs is dat 38 procent.
"Met andere woorden, de mobiliteit van kinderen in het buitengewoon onderwijs is veel groter dan die van kinderen in het gewoon onderwijs", schrijven de analisten. "Het lagere aantal scholen en de grote verscheidenheid verklaren het lagere percentage leerlingen die in hun eigen woonplaats buitengewoon onderwijs volgen in het Brussel."
Wanneer de analisten ook naar de buurgemeenten kijken, blijkt dat 69 procent van de kinderen in het Brusselse buitengewoon basisonderwijs naar school gaat in de woon- of buurgemeente, 49 procent voor het buitengewoon secundair onderwijs.
"Rekening houden met de buurgemeenten plaatst de vereiste mobiliteit van leerlingen in het buitengewoononderwijs in perspectief. Toch moet gemiddeld een derde van de Brusselse kinderen in het buitengewoon basisonderwijs en een op de twee kinderen in het buitengewoon secundair onderwijs verder reizen dan de gemeente waar zij wonen of de aangrenzende gemeenten om naar school te gaan."
In het Brussels Gewest vertenwoordigt het buitengewoon onderwijs 3,5 procent van de scholen. Van alle Brusselse kinderen gaat 3,4 procent naar school in het buitengewoon onderwijs.
Lees meer over: Brussel , Onderwijs , buitengewoon onderwijs , BISA