Voor de tiende keer in precies twintig jaar werken Raven Ruëll en Bruno Vanden Broecke samen aan een theatervoorstelling. Dit keer is er zelfs niemand anders bij betrokken, en weet behalve zijzelf ook nog helemaal niemand waarover Ouder Kind zal gaan.
Bruno en Raven: Boezemvrienden op en naast de bühne
Van In de eenzaamheid van de katoenvelden en Jan, mijn vriend over Het leven en de werken van Leopold II en Pakman tot Missie en Para: al schrijvend, regisserend en acterend zijn de boezemvrienden Bruno Vanden Broecke en Raven Ruëll al tot intense samenwerkingen gekomen. Deze keer lijkt het nog wat intenser.
Tekst, spel en vorm zijn van hen beiden en van hen beiden alleen. Eerst zouden de twee roodbaarden iets doen met een vader, een zoon en literatuur, maar plots ging een ander idee met hen aan de haal. Welk idee kunnen ook wij u hier niet vertellen. Daarvoor zal u moeten gaan kijken.
“Het is niet dat we het per se niet willen uitleggen, alleen zou het stuk dan voor veel mensen verkorven zijn,” legt Raven Ruëll uit. Een gesprek over hun lange vriendschap dan maar.
Die vriendschap duurt ondertussen twintig jaar en begon in Brussel.
Bruno Vanden Broecke: In 1998. Ik was net gestopt aan het conservatorium van Antwerpen omdat mijn moeder ziek was, toen Don Verboven van het regisseurscollectief Bronstig Veulen vroeg om zijn kleine monoloog Win for life te spelen. Raven, die toen in het tweede jaar van het RITS (het huidige RITCS, mb) zat, heeft dat gezien en het was direct koekenbak.
Raven Ruëll: Ik ben zelfs een keer of vijf gaan kijken. Dat ikzelf als jonge regisseur wilde werken met jonge acteurs was niet alleen een ideologische of artistieke keuze. Ik wilde ook samenwerken met mensen die mij genegen zijn en die er voor elkaar staan als het eens minder gaat. Het aantal avonden en nachten dat we in de Brusselse cafés hebben zitten praten over toneel is niet te tellen. Bruno zegt wel dat ik toen hevig was, maar als het aan hem lag hadden we toen zeven stukken op een jaar gespeeld.
Vanden Broecke: Raven kan nog altijd met een enorme bevlogenheid over theater spreken. Hij heeft zachtheid en nuance, en is het tegendeel van de dictatoriale regisseur, maar hij heeft ook altijd goed geweten wat hij wil. Dat is een heel mooie combinatie, want het omgekeerde heb je ook: mensen die eens gaan zeggen hoe het moet, maar als je dan doorvraagt totaal niet blijken te weten wat ze willen vertellen.
"Ik benoem de dingen graag, Bruno suggereert liever. Daarin zoeken we een evenwicht."
Heeft jullie temperament ook al tot conflicten geleid?
Ruëll: Met tien voorstellingen op twintig jaar kom je aan een hoog gemiddelde, maar eigenlijk is er ook een gat van een aantal jaar geweest waarin we niets samen hebben gemaakt en elkaar ook maar weinig zagen. Dat was na het repetitieproces voor Philoktetes (in 2010) dat moeilijk verliep. De stilte nadien heeft langer geduurd dan we wilden.
Als je allebei wegloopt van conflicten, kom je elkaar natuurlijk niet snel tegen. En de tijd die er dan overheen gaat, maakt alles alleen maar dramatischer.
Jullie eerste stuk samen was In de eenzaamheid van de katoenvelden van Bernard-Marie Koltès, met ook Johan Heldenbergh in de Bottelarij. Wat is los van klassiekers als Leopold II, Para en Missie de voorstelling die jullie het nauwst aan het hart ligt?
Vanden Broecke: Jan, mijn vriend voor Bronks. Daarin kwam alles samen. Raven heeft dat in één geut geschreven en wilde dat ik het speelde. Ik las het stuk en moest bleiten. Michiel Van Cauwelaert had een supermooie vorm bedacht waarbij de kinderen vlak bij het speelvlak zaten. Stef Aerts en Matteo Simoni hebben dat stuk blijkbaar nog gezien toen ze vijftien waren en zeggen dat het op hun netvlies staat gebrand.
Jullie hebben ook al ongeveer in alle formaties samengewerkt…
Vanden Broecke: Alleen zou ik Raven nog eens moeten regisseren. Maar dat gaat waarschijnlijk niet gebeuren, want ik wil altijd te graag meedoen en hij heeft mij niet nodig om goed te spelen. Ik vind het nu vooral spannend dat we voor de eerste keer samen schrijven. Met de hulp van het tekstverwerkingsprogramma Pages en de cafés van de Zoo en het station van Antwerpen en van de KVS, hebben we onze zeventig pagina’s bij elkaar gepend.
(Toont op zijn smartphone een glimp van de tekst, waarvan het motto ontleend is aan Walden van de Amerikaanse schrijver Henry David Thoreau: “De helft van onze wandeling is terugkeren op onze schreden.”)
Walden is een ode aan het wandelen die ik gelezen heb toen ik op de unief zat. Thoreau zou niet onder de indruk geweest zijn van onze wandelingetjes, hij deed lange tochten in zijn hof die zo groot was als de provincie Antwerpen. Hij wilde verdwalen, omdat mensen niet beseffen dat de helft van hun wandeling al een terugkeer is op hun schreden. Een ongelofelijke gedachte die ook van toepassing is op het leven.
Behalve een rode baard hebben jullie ook met elkaar gemeen dat jullie op jonge leeftijd jullie vader verloren. Speelt dat een rol in Ouder kind?
Vanden Broecke: Wat dankbaar is voor ons om mee aan de slag te gaan, is het feit dat alles wat wij gemeen hebben in deze tekst, samenkomt. We hebben een thematiek en een vorm gevonden die alles samenbindt, van begin tot einde. Dat moeten we nu nog toetsen aan het publiek. Als we ook de juiste spanningsboog kunnen trekken, kan het mooi worden.
Ruëll: We hebben het niet de hele tijd concreet over de vader-zoonrelatie, maar verlies is wel een van de belangrijke thema’s in ons werk samen. Jan, mijn vriend begon bijvoorbeeld met de beschrijving van iemands sterven. Maar het kan evengoed gaan om het verlies van een vriendschap en het hervinden ervan. Op jonge leeftijd een ouder verliezen is iets wat ons, zonder dat het ooit benoemd is geweest, bindt. Het zorgt misschien ook voor een grote drang naar communicatie bij ons twee. Dat sluipt ook in deze voorstelling, maar minder expliciet dan vroeger het geval zou geweest zijn. Ik benoem de dingen graag, Bruno suggereert liever. Daarin zoeken we een evenwicht.
Vanden Broecke: Toch ben jij het die mij de theaterwijsheid van Koltès aan de hand heeft gedaan: zeg niet “Je suis triste”, maar “Je vais faire un tour.”
Ruëll: Een groot schrijver als hij kan zoiets. Ik zal toch eerder schrijven ‘Ik ben triest’ om vooral niet verkeerd begrepen te worden.
Vanden Broecke: Ach, kom. Als je dat op de juist manier brengt - ‘Ik ga een toerke doen’ - dan weet het publiek heel goed wat je wilt zeggen.
“Begrepen, wij gaan een toerke doen en laten jullie verder werken.”
> Ouder Kind
24 > 30/1, KVS BOL
Lees meer over: Brussel , Podium , KVS , KVS Box , Raven Ruëll , bruno vanden broecke
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.