Bernard Fenerberg speelde als zeventienjarige een hoofdrol bij de redding van veertien joodse meisjes en hun begeleidster. Hij kon ze uit de handen van de Gestapo houden. “Ik zei tegen mezelf: die meisjes zullen ze niet krijgen.”
| Bernard Fenerberg speelde als zeventienjarige een hoofdrol bij de redding van veertien joodse meisjes en hun begeleidster uit de handen van de Gestapo in WOII.
Bernard Fenerberg (96) ontvangt ons samen met zijn dochter Patricia in zijn appartement vlak bij het Brugmannpark, in een woonkamer vol kunstwerken. Aan de muren hangen zijn eigen schilderijen, een passie die hij na zijn pensioen ten volle opnam. In diezelfde woonkamer stromen echter ook vaak de verschrikkelijke beelden van de oorlog in Oekraïne binnen. “Hij volgt het heel intens op televisie, hoewel hij ervan afziet,” zegt Patricia. Haar vader knikt. “Het grijpt me enorm aan wanneer ik de vreselijke taferelen zie die zich daar afspelen. Maar ik moet het zien.”
De roots van Fenerberg liggen deels in het huidige Oekraïne: zijn vader Joseph is geboren in de Oekraïense stad Drohobytsj, die op dat moment nog toebehoorde aan Polen. Zijn vader en zijn moeder, Rachel, waren joodse Polen, die op jonge leeftijd hun geboorteland verlieten en elkaar ontmoetten in Parijs. Zijn moeder vluchtte naar Frankrijk door antisemitische pogroms in Polen na de Eerste Wereldoorlog, zijn vader kwam er terecht na verschillende omzwervingen – hij werkte voordien onder meer als mijnwerker in Charleroi. Hun zoon Bernard werd ook geboren in Parijs, maar het gezin verhuisde naar Brussel toen hij één jaar oud was, en hij zou altijd in de stad blijven wonen.
Op veertienjarige leeftijd ging hij aan de slag als leerling-bontwerker. Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Als joods gezin, vier jaar na Bernard uitgebreid met dochter Clara Fanny, was de situatie van de Fenerbergs vanzelfsprekend uiterst beangstigend. “Begin 1942 werd mijn vader opgeroepen voor verplichte tewerkstelling, in een cementfabriek in het noorden van Frankrijk, voor de bouw van de Atlantikwall,” zegt Fenerberg. Hij zou zijn vader nooit meer terugzien. Joseph Fenerberg werd na zijn tewerkstelling in Frankrijk gedeporteerd naar het concentratiekamp Auschwitz, waar hij stierf.
Later in 1942 vonden er verschillende razzia's plaats in Brussel, waar het gezin gelukkig aan ontsnapte, maar het was duidelijk dat hun situatie onhoudbaar werd. Ze beslisten om onder te duiken. “Mijn zus werd ondergebracht in een klooster in Heverlee, mijn moeder trok in als kokkin bij een adellijke familie, bij de graaf en gravin d'Aspremont Lynden,” vertelt Fenerberg. Als zestienjarige moest hij dan al zijn eigen weg zoeken. Hij klopte voor hulp aan bij de onderpastoor van de parochie Onze-Lieve-Vrouw van de Onbevlekte Ontvangenis in Anderlecht, Jan Bruylandts, die hem aan een veilig onderkomen hielp. Fenerberg kreeg via zijn goede vriend Toby Cymberknopf, met wie hij ook samenwerkte bij een bontwerker, contact met het Belgische partizanenleger. Hij kon zelf nog niet toetreden tot het gewapend verzet, daarvoor moest je ouder dan achttien zijn. Fenerberg zou echter zolang niet hoeven te wachten, door een eerste heldendaad die hij eind mei pleegde, en die zo uit een avonturenroman – of bij momenten zelfs uit de Britse serie 'Allo ‘Allo!' – lijkt te komen.
Dikke Jacques
“Die dag in mei ging ik 's middags eten bij de huishoudster van priester Bruylandts, maar toen ik aankwam, zat ze te huilen,” vertelt Fenerberg. “Ze vertelde me dat de Gestapo was binnengevallen in het klooster van de Allerheiligste Verlosser aan de Clemenceaulaan, waar op dat moment veertien joodse meisjes verborgen zaten, samen met een jonge joodse vrouw die hen begeleidde. Ze waren verraden, mogelijk door 'Dikke Jacques' (bijnaam van Icek Glogowski, een beruchte joodse verklikker, red.), en zouden de volgende morgen door de Gestapo meegenomen worden. De nonnen hadden gesmeekt om toch tenminste de tijd te krijgen om hun spullen bijeen te rapen, en de Gestapo-agenten hadden verrassend genoeg toegezegd. Toen ik dit hoorde, heb ik bij mezelf gezegd: 'die meisjes zullen ze niet krijgen'.”
Hij overlegde met zijn vriend en collega Cymberknopf. Ze namen contact op met een vriend van die laatste, Paul Halter, commandant bij het Belgische partizanenleger en spraken 's avonds af bij het klooster. Halter kwam daar aan met drie andere weerstanders. “Een van de kloosterzusters opende wantrouwig de deur op een kier. Paul zette meteen zijn voet in de deuropening en haalde zijn revolver boven om haar te dwingen om ons binnen te laten. We konden de zusters duidelijk maken dat we geen Duitsers waren, dat we daar waren om de verborgen meisjes te redden.” Twee kinderen konden door hun moeders worden opgehaald en de twee jongsten, die met moeite konden wandelen, werden door Halter en een andere weerstander in veiligheid gebracht.
Fenerberg en Cymberknopf waren verantwoordelijk voor de andere tien meisjes en hun begeleidster. “Het plan was om ze eerst onder te brengen in het appartement waar ik met mijn moeder en zus had gewoond, dat leegstond sinds we waren ondergedoken. Om geen argwaan te wekken, verdeelden we ze in kleine groepjes. Voor ons vertrek bonden we de zusters vast, om de redding op een kidnapping te doen lijken en zo de verdenking van hen af te wenden.” Fenerberg en Cymberknopf hielden die hele nacht de wacht bij de meisjes, waarna ze opgehaald werden door verzetslieden van het Joodsch Verdedigingscomiteit (JVC), gespecialiseerd in het verbergen van joodse kinderen.
Niets over verteld
Fenerberg pauzeert een moment, waarop dochter Patricia even tussenbeide komt: “Weet je dat hij mij en mijn broer hierover niks heeft verteld, tot we het te weten kwamen in 1995?” Op een dag in dat jaar rinkelde de telefoon ten huize Fenerberg. Iemand vroeg van de andere kant van de Atlantische Oceaan of ze met Bernard sprak. “Gelukkig zat ik tijdens dat telefoongesprek,” glimlacht Fenerberg. Het was een van de geredde meisjes, die nu in de VS woonde, en die te weten was gekomen dat hij een van haar redders was zoveel decennia eerder.
“Het grijpt me enorm aan wanneer ik de vreselijke taferelen zie die zich in Oekraïne afspelen. Maar ik moet het zien”
Naar aanleiding van een event over verborgen joodse kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog, zou de vrouw binnenkort naar Brussel komen. Ook enkele andere geredde 'meisjes', van wie er sommige ondertussen grootmoeders waren geworden, zouden naar Brussel afreizen vanuit hun woonplaatsen in de VS, Venezuela en Curaçao. Bovendien vernam Fenerberg dat alle meisjes en hun begeleidster na de op zijn initiatief opgezette reddingsoperatie de oorlog hadden overleefd. Een emotionele samenkomst vond plaats later dat jaar, waarbij ook Toby Cymberknopf en Paul Halter aanwezig waren. In 2003, zestig jaar na de feiten, zette ook de gemeente Anderlecht een herdenkingsevent op poten. Er kwam een gedenkplaat op de gevel in de Clemenceaulaan, waar vroeger het klooster van de Allerheiligste Verlosser was gelegen.
Omdat hij zich in mei 1943 op dergelijke wijze had onderscheiden, kreeg Fenerberg dan toch de mogelijkheid om als zeventienjarige tot het gewapend verzet toe te treden. In de maanden nadien stak hij onder meer een koolzaadveld in Ruisbroek in brand, zodat de Duitse oorlogsmachine het koolzaad niet zou kunnen gebruiken. Bij andere operaties moest hij onder meer Duitse officieren ontdoen van hun wapens, die de verzetslieden nodig hadden voor zichzelf, en gingen ze op zoek naar verklikkers zoals 'Dikke Jacques'. Fenerberg bleef actief tot er plots enkele keren niemand meer kwam opdagen op de plaats van afspraak en hij het contact met het verzet verloor. Paul Halter was al een tijd voordien gevangen genomen en naar Auschwitz gedeporteerd. Hij zou als een van de weinige Belgen het concentratiekamp overleven, stond later mee aan de basis van de Auschwitzstichting en zou tot aan zijn dood voorzitter van die stichting blijven.
Kort na de bevrijding van Brussel, in september 1944, was Fenerberg herenigd met zijn moeder en zus. Later in zijn leven getuigde hij over zijn ervaringen voor een breed publiek, onder meer op scholen, opdat de volgende generaties niet zouden vergeten wat zich hier allemaal heeft afgespeeld. “Al is het niet gemakkelijk om kinderen van nu echt te laten ervaren hoe het was voor ons,” zegt Fenerberg. Hij zette ten slotte zijn belevenissen tijdens de oorlog ook op papier: in 2013 verscheen zijn autobiografische boek Ces enfants, ils ne les auront pas! – Récits de guerre et de résistant d'un ketje de Bruxelles.
Bekijk de docureeks 'Onverzettelijk Anderlecht', een eerbetoon aan moedige Brusselaars die zich tijdens WOII tegen de Duitse bezetter verzetten.
Lees meer over: Anderlecht , Samenleving , Onverzettelijk Anderlecht , Bernard Fenerberg , jodenvervolging , WOII , Gestapo
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.