Column Freddi Smekens: Deugeneet
Lees ook: Column Freddi Smekens: Fleereflooiter
In ons Brussels vertoont die deugeneet overeenkomsten met ne vagger, in die zin dat beiden iets sympathieks over zich hebben. Van één ding kunnen we zeker zijn: nen deugeneet geeft op zaain of heur maneer koleur on ons leive, in tegenstelling misschien tot ne vagabond, want in dat geval gaat het om een personage waarvan de stoute kantjes ni afgevaaild zaain. Een echt Ketje zal dus in het algemeen meer hebben van nen deugeneet dan van nen echte stouterik of, in het slechtste geval, e klaain rotzakske.
Hierbij wil ik even aanstippen dat het haast onmogelijk is om de hele tijd, dag in, dag ooit dus, nen deugeneet te zaain. Zeker niet omdat we bij dat alles niet vergeten, waarde lezer, dat deugeneeteraa in vele gevallen een zekere energie vergt van de deugeneet in kwestie, en uiteraard ook van de persoon of personen die met hem of haar te maken hebben. Ook de aandacht van de andere blijven vasthouden is niet altijd evident. Zo bestond mijn meest recente deugeneeteraa erin in het lang en in het breed uitleg te geven over de oorsprong van het woordje deugeneet.
Toen ik, na een exposé van iets meer dan twintig minuten, er eindelijk toe kwam de ware herkomst van het woord deug(e)niet uit de doeken te doen, was de opluchting van mijn toehoorders dan ook bijzonder groot. "Mè 'nen deugeneet'," sprak ik, "wille we faaitelaaik van eemand zegge da hij of zij ni deugt." Het hoeft geen betoog, waarde lezer, dat er haast een klein applausje af kon, zó blij dat men was dat ik eindelijk afgerond had en tot een plausibele conclusie was gekomen. Heel even nog had ik zin om uit te pakken met "Zaain er nog vroege?", maar ik bedacht me gelukkig op tijd.
Zoals hierboven al aangestipt, kan men den deugeneet ni blaaive ooithange. Toch moote we de sloepende deugeneet in ons van taaid tot taaid neki wakker schudde. Kwestie van alert te blijven en de saaiheid van ons dagelijkse leven te bekampen. We mogen daarbij wel niet uit het oog verliezen dat we op elk moment een koekje van eigen deeg door een andere deugeneet voorgeschoteld kunnen krijgen. En da's mo good oek, zou ik zeggen.
Een goede oefening om te begrijpen wat een echte deugeneet betekent, is proberen na te gaan wannier we vè de leste ki den deugeneet ooitgehange hemme. Velen van ons - althans, dat hoop ik - zullen daar niet zoveel last mee hebben. Voor de anderen is er een troost: wee nuut gienen deugeneet geweist es, kan er altaaid en op elk moment iene weudde.
Natuurlijk wil ik niemand aanzetten om niet te deugen. Maar laat mij er gewoon van uitgaan dat deugdelijkheid, met geduld ontwikkeld en opgebouwd, ook met mate aangewend moet worden. Maar goed, eeder zaain gedacht op da gebeed nateurlaaik. De aandachtige lezer zal merken dat bij die laatste opmerking den deugeneet in maa wei kleirwakker geschaute es.
Mij viel ooit de eer te beurt as nen echten Taail Ooilespeegel omschreven te worden. Van toen af kon mijn reputatie van deugeneet niet meer stuk. Toch zou ik deze Brusselse Kroniek graag op een ernstige manier afsluiten, maar het delicate onderwerp ervan laat mij dat helaas niet toe. Nog 'n chance, zou ik zo zeggen.
Ten slotte nog een paar omschrijvingen die met onze deugeneet verwant zijn. Elke rechtgeaarde Brusselaar kent ongetwijfeld het subtiele bronzen beeld van De Vaartkapoen nabij het kanaal. Die Vaartkapoen is een rasechte deugeneet. Maar de deugeneet waarin ik mezelf het meest herken, zit nog op de lagere school. Ik vertaal hier graag een merkwaardige dialoog in het Brussels. "Awel!" roept de schoolmeester uit, "er stoet niks in a schrift van reikene! Hoo komt da?!" Waarop onze deugeneet maar één antwoord kan verzinnen: "Da komt omda 'k on huufdreikene doon, miester."
Freddi Smekens
Lees meer over: Samenleving , Freddi Smekens
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.