Michel Wingelinckx (57) werkte zich bij de politie op van agent tot commissaris. Buiten de uren legde hij de ene verzameling na de andere aan: van zand uit alle windstreken tot doorkijkhorloges. “Ik ben een verzamelaar, ik kan het niet laten.”
Commissaris Wingelinckx, verzamelaar van curiosa: ‘Ik kan het niet laten’
D at verzamelen Wingelinckx in het bloed zit, wordt meteen duidelijk als je zijn kantoor in het twaalfde commissariaat aan de Houba-Destrooperlaan betreedt. In het wandmeubel naast zijn bureau staan honderden glazen potjes gevuld met zand. Op zijn werktafel agaten, kobaltertsen en andere exotische gesteenten, waarvan sommige dienst doen als presse-papier.
Thuis in Jette heeft hij nog meer stenen. “Ontelbaar veel,” zegt hij. En ook een heleboel andere verzamelingen. “Ik spaar zegels, bankbiljetten en munten, bij voorkeur Romeinse munten.” Maar dat is lang niet alles. Wingelinckx heeft ook 3.500 boeken, 220 fototoestellen, 20 hamers en een uitgebreide messencollectie (‘mag eigenlijk niet’). Voorts verzamelt hij boeddha’s, gongs en andere oosterse objecten. In zijn slaapkamer hangen veertig maquettes van boten, die hij stuk voor stuk gemonteerd heeft in een houten kratje met een glazen plaat ervoor. En dan is er zijn meest recente verzameling: transparante horloges, waarvan hij er ondertussen ook al zo’n twintig heeft. “Ja, ik ben een echte verzamelaar, ik kan het niet laten. Ik begrijp ook niet waar het vandaan komt. Misschien is het een compensatie voor het gebrek aan moederliefde. Ik was thuis de tweede van vijf en zeker nadat mijn broer geboren werd, had ik het gevoel dat ik aandacht tekort kwam. Op mijn twaalfde begon ik stenen te sparen.”
Wingelinckx werd geboren in de Sint-Annakliniek in Anderlecht en bracht zijn eerste zeven levensjaren door in Ruisbroek. Daar ging hij, als Franstalige, naar een Nederlandstalige school. Daarna verhuisde het gezin naar een sociale woonwijk in Evere. Zijn vader werkte als arbeider bij Coca-Cola en bij het Zweedse SKF, producent van kogellagers. “Wat vooral invloed heeft gehad op mijn jeugd is het feit dat mijn vader een communist in hart en nieren was, van de strekking van Mao dan nog. Vandaag is hij 84 en nog altijd even overtuigd. Ook mijn moeder adoreerde de Chinese leider.”
Als kind werd Wingelincks dan ook zeer regelmatig meegetroond naar betogingen. In zijn bureau hangt een foto waarop hij als zevenjarige te zien is terwijl hij, samen met zijn zus, aan Ter Kamerenbos demonstreert tegen de Navo. “We betoogden tegen alles en nog wat, dat was de normaalste zaak thuis,” zegt hij.
Minder leuk vond hij het communistische zomerkamp in Albanië waar het gezin ooit naartoe trok. “Het was vreselijk. Terwijl mijn ouders en de kleinsten van het gezin in een soort hotel sliepen, moest ik met mijn zus in een pionierskamp slapen, samen met honderden Albanese kinderen die we niet verstonden.”
Op zijn achttiende verliet Wingelinckx het ouderlijk huis en zwoer hij meteen ook het hele communisme af. Hij kon het appartement van een bevriende schilder overnemen voor 2.500 frank. In het weekend werkte hij in een benzinestation, tijdens de week deed hij de avondshift in grootwarenhuis Bon Marché. “Ik wilde het combineren met universitaire studies en schreef me in voor geologie. Maar met al die jobs kwam er van studeren niet veel in huis.” In de Bon Marché ontmoette hij zijn latere echtgenote, die er werkte als adjunct-boekhoudster. Samen kregen ze drie kinderen.
‘Hele nacht op wacht’
Wingelinckx overwoog even een carrière als technisch tekenaar, maar schreef zich ook in voor het politie-examen. “Daarvoor moest je in die tijd vooral goed kunnen boksen.” Hij slaagde en kon na een opleiding van vier maanden aan de slag in het commissariaat aan de Grote Markt. “Dat was geen pretje. Als nieuweling werd je behoorlijk op de proef gesteld. Ik zal nooit vergeten dat ik een hele nacht op wacht moest staan voor het Stadhuis met een uzi. Eigenlijk had ik na twee uur afgelost moeten worden, maar er kwam niemand.”
Omdat hij al vlug inzag dat een officiersopleiding het werk interessanter zou maken, schreef hij zich in aan de politieschool. “Ik volgde de avondopleiding en dat was zwaar. Vaak had ik na een avond les nog een hele nacht dienst. Twee keer heb ik op het punt gestaan om te stoppen maar mijn vrouw heeft me telkens kunnen overhalen om toch door te gaan.”
Wingelinckx werd uiteindelijk officier in 1987. De eerste jaren was hij gestationeerd in het centrum, in 1992 werd hij, na een conflict, overgeplaatst naar het commissariaat aan Bockstael. “Een overplaatsing naar Laken werd toen nog beschouwd als een straf, maar ik vond het fijn.” In 1998 ging aan de Houba-Destrooperlaan het twaalfde commissariaat open. Wingelinckx werd commissaris en is dat vandaag nog steeds. Het dagelijkse ritje tussen zijn huis in Jette en het politiebureau legt hij bij voorkeur af op zijn Harley-Davidson (“daar heb ik er helaas maar één van”).
Het twaalfde commissariaat waakt over het noorden van Laken, van de Brugmannbuurt tot de Modelwijk en de Heizel. Of er de afgelopen vijftien jaar veel veranderd is in de buurt? “In de Modelwijk zijn nog meer torenflats bijgekomen. En het verkeer is overal veel drukker geworden.” Ook heeft Wingelinckx heel wat winkels zien verdwijnen. “Voor het veiligheidsgevoel is dat geen goede zaak. Op den duur lijkt het een soort woestijn.”
Met de criminaliteit valt het al bij al nog wel mee in zijn district. “We hebben vooral te maken met ruzies in de Modelwijk en autodiefstallen op de Heizel. Heel veel tijd en energie gaat ook naar de talrijke evenementen in de buurt. Hier gebeurt altijd wel iets. Rommelmarkten, een loopwedstrijd, het voedingssalon, een voetbalmatch, een concert van David Guetta, het circus Bouglione. En telkens slibt de Heizelvlakte dicht.”
574 staaltjes
Met zijn zandverzameling begon Wingelinckx in 1994. “We waren op vakantie met de motorhome in de buurt van Marseille. Het was stikheet en de airco werkte slecht. Toen we bij het strand van Fos-sur-Mer kwamen, zijn we recht de zee ingerend. Ik vond het ruwe zand prachtig en nam een potje mee.”
Vandaag heeft hij 574 staaltjes, zo leest hij af op zijn computer waarop hij het overzicht bewaart. Het zand is afkomstig uit de verste uithoeken, Mongolië, Florida, Zanzibar, de Seychellen. Op elk potje kleeft een sticker met daarop de vindplaats, het jaartal en de naam van de schenker. Het gros van zijn collectie heeft Wingelinckx immers gekregen. “Ik heb er nog nooit voor betaald.” Hij toont fijn, grijs zand met veel mika uit Karachi. “Gekregen van mijn Pakistaanse kruidenier.”
Wat hij zo mooi vindt aan zand? “De diversiteit en de kleuren. Kijk hier, roestig zand uit Algerije. Of deze, een mengeling van zand met piepkleine roze schelpjes uit Barbados.”
In zijn collectie zitten ook rariteiten, zoals zand waarmee tien jaar geleden het Atomium werd schoongemaakt en ook zand van op de Paaseilanden. “Daar heb je maar een heel klein zandstrand, dat streng bewaakt wordt. Mijn schoonbroer is er toch in geslaagd om een beetje zand in de zakken van zijn short te laten glijden.” Binnenkort brengt een kennis zand mee vanop de Mount Everest.
Wat nog ontbreekt aan zijn collectie is het zeldzame groene zand uit Hawaï. “En fijn grint uit Antartica, dat zou ik ook wel willen.”
Zijn zandverzameling is de enige die hij op kantoor bewaart. Dat moet ook wel van zijn vrouw. “Ton sable reste au commissariat, zegt ze.” Hoe het dan moet als hij over enkele jaren met pensioen gaat, weet hij nog niet. Maar hij is er gerust in. “Ik vind thuis wel een plekje.”
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Laken , Samenleving , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.