Vijf jaar geleden stroomden er onverwacht veel vluchtelingen en asielzoekers toe in het Maximiliaanpark aan Brussel-Noord. Met maar liefst 39.064 mensen die voor het eerst internationale bescherming vroegen, is 2015 een uitschieter in de statistieken. Burgers van overal schoten te hulp met tenten en voedsel, gezinnen openden hun deuren.
| Vluchtelingen en Asielzoekers in het Maximiliaanpark.
Ook al raakte migratie wat ondergesneeuwd in de coronapandemie, vandaag komen nog steeds mensen aan. Het burgerplatform BxlRefugees is intussen uitgegroeid tot een professionele organisatie met meer dan zestig mensen in dienst. Ze vangen vluchtelingen niet langer op in tenten, maar in panden en hotels die leegstaan door corona. Hoe stelt wie toen arriveerde het nu, wie spoelde later aan? Hoe blikken ze terug en waar kijken ze naar uit?
‘Ik hoop in 2021 mijn motivatie terug te vinden’
Mehdi Kassou ving talloze vluchtelingen thuis op. Eentje stal zijn hart: een veertienjarige Eritrese jongen, die hij in zijn eentje aantrof tussen onbekende mannen. Al Zuber is nu achttien: “Ik hoop na acht jaar mijn ouders weer te zien.”
“Toen ik hoorde dat vluchtelingen in Brussel buiten sliepen, ben ik na mijn werk meteen gaan helpen,” vertelt Mehdi Kassou. “Ik heb tenten verzameld, die avond nam ik drie Iraakse mannen mee naar huis. Die eerste keer ben je wat op je ongemak, daarna niet meer.” Hij gaf zijn job bij een telecommunicatiebedrijf op en is inmiddels coördinator van BxlRefugees. “Ik heb honderd mensen thuis opgevangen. Eén jongen is deel van mijn gezin geworden. Op een avond zag ik hem moederziel alleen tussen volwassen mannen staan. Piepjong. Hij had niets, zelfs geen rugzak.”
“Ik was veertien en had die nacht buiten geslapen,” glimlacht Al Zuber Mohammedali (18) schuchter bij die herinnering. “Ik was al blij dat een Egyptenaar een rustig plekje en wat karton voor me had gevonden. Van meer durfde ik niet te dromen. Mehdi wilde me onderdak aanbieden, maar vond dat ik eerst naar het ziekenhuis moest. Ik kon geen woord zeggen zonder hoestbui. Ik weigerde, maar hij drong aan. Vijf dagen ben ik er opgenomen. In Italië had ik 's winters nachten op de grond geslapen in een dunne trui, mijn vest was gestolen. Een vrijwilligster noemde me daarna ‘Jongetje ‘nee, dank u'. Omdat ik alles weigerde wat ze aanboden. Ik was toen verloren in mijn hoofd, had al zo lang geen enkel recht.”
Al Zuber spoelde aan in Brussel na een lange, onmenselijke reis. “Eritrea wordt het zusje van Noord-Korea genoemd. Mijn nonkel is zonder enig spoor verdwenen. Om te vermijden dat het leger me zou inlijven, heeft mijn vader me op mijn tiende naar een Somalisch gezin gestuurd.” Van Somalië trok hij verder naar Libië. Daar sloot een bende hem op in een gevangenis, waar hij veel gruwel zag en meemaakte. Al Zuber ontsnapte, nam de boot naar Italië en overleefde de overtocht nipt.
Het Verenigd Koninkrijk was zijn einddoel. “Waarom wist ik zelf niet. Ik wist niets. Mehdi overtuigde me om hier asiel aan te vragen. Hij zorgde er ook voor dat een Palestijnse jongen zich over mij ontfermde in de onthaalklas. Hij wilde niet dat ik me alleen zou voelen. Ik heb bijna een jaar bij zijn gezin gewoond. Met zijn zoontje Sammy heb ik mijn Frans geoefend. We leerden samen over België.”
Intussen spreekt Al Zuber vloeiend Frans, is hij meerderjarig en woont hij al even alleen. Een grote sprong, maar in zijn warme studio oogt hij breekbaar. “Ik hoop volgend jaar te slagen voor mijn vijfde middelbaar. Een diploma is van belang, ik wil geen jaar verliezen.” Iets voor zichzelf wensen voor 2021 is nog altijd moeilijk. Hij krijgt tranen in zijn ogen. “Ik zou volgend jaar zo graag mijn ouders terugzien. Om weer gemotiveerd te zijn om mijn en hun dromen te verwezenlijken. Als mijn ouders mij als kind alleen hebben weggestuurd, dan is dat toch omdat ze wilden dat ik een beter leven dan zij zou leiden? Ik wil weer voelen waarom ik vertrok.”
"Ik wou mezelf kunnen zijn: zachtaardig"
Als Hussein Rassim nu voorbij het Klein Kasteeltje wandelt, wijst zijn dochtertje Ellea (3) apetrots: 'Papa's kasteel!' De Iraakse muzikant zocht een ander leven in Brussel en vond er de liefde. Na een gezin volgt misschien volgend jaar zelfs een tweede carrière.
Hussein kan veel redenen geven waarom hij zijn geboorteland verliet. Dat hij gevaar liep als vertaler voor het Amerikaanse leger was er slechts één van. “Ik voelde me er niet thuis. Irak was te gewelddadig, voor iets van niets kon je er een pak slaag krijgen.” Hij wilde zichzelf kunnen zijn: zachtaardig.Toen hij hoorde dat landgenoten via de zee Europa probeerden te bereiken, aarzelde hij geen seconde. Hij twijfelde nog tussen Finland en België, maar een Amerikaan drukte hem op het hart: “Kies voor Brussel, de stad zal bij je passen.” De man kreeg gelijk. Ook al sliep Hussein vier nachten buiten in het Maximiliaanpark, hij voelde zich meteen verbonden met wie hij er trof: andere vluchtelingen, vrijwilligers en muzikanten. “Mensen die verschillen omarmden, net wat ik zocht.”
Via hen ontmoette hij ook een muzikante uit Bordeaux, Juliette Lacroix. Hij sprak geen Frans, zij geen Engels. Hij speelde oed, een snaarinstrument dat veel gebruikt wordt in muziek uit het Midden-Oosten, zij klassieke cello. “Maar ik kende één oriëntaals liedje,” vertelt Juliette. Hussein glimlacht: “Het liedje dat ik voor mijn vertrek voortdurend speelde.” Aan één nummer hadden ze genoeg om elkaar te vinden.
Maar ze leefden gescheiden. Hussein woonde in het Klein Kasteeltje waar hij geen bezoek mocht ontvangen, zij werkte in Bordeaux. Na een jaar pendelen raakte ze zwanger van Ellea en was Juliette al lang gevallen voor de stad waar haar geliefde zo goed aardde.
Vandaag kaapt hun dochtertje alle aandacht in hun gezellige appartement in Anderlecht. En veel tijd, glimlacht Juliette. Die is er, nu door corona al hun concerten wegvielen. Juliette voorspelt een “renaissance” in 2021. “Ik zie overal kleine knopjes ontluiken waaruit iets nieuws zal ontstaan. Diepgeworteld, zoals bij Hussein.” Hij haalt een oed tevoorschijn. “Zelf gemaakt. Ik heb ontdekt dat ik ook graag met mijn handen werk.” Juliette herkent de passie. Haar vader is viool- en cellobouwer, het sterkt Hussein. “Misschien wordt dat wel mijn tweede carrière.” Maar eerst willen ze de magische energie die op een concert kan ontstaan weer voelen. “Zodra het kan, spelen we weer.”
"Ik hoop mijn kinderen eindelijk weer te zien"
Zubaiyda Abutoha (44) was lang de Palestijnse vrouw die met veel pijn in het hart het Hamasregime ontvluchtte. Vandaag is ze steeds vaker weer de vrolijke moeder die aftelt tot ze haar zes kinderen weer in haar armen kan sluiten.
Zubaiyda kan blijven vertellen. Over haar oudste, Mohammed (nu 24), haar steun en toeverlaat die ze al zo lang mist, of over haar tweede, Ahmed (22), die nog steeds niet weet wat hij wil. Over haar oudste dochter die het haat om een meisje te zijn en over de veertienjarige Karim die in haar afwezigheid de mannenstem kreeg die hij altijd wilde. Of over haar twaalfjarige Budil die niet zonder haar knuffels kon, of haar jongste Jumana (10) die in alles op haar lijkt.
Maar ze klapt dicht als we vragen waarom ze hen achterliet en al haar hoop zette op België. Het moslimfundamentalistische Hamas heerst met ijzeren hand in Gaza, klinkt het stil. “Iedereen volgt uit angst. Doe je dat niet, dan is het er onleefbaar.” Ze werd mishandeld voor haar kritische geest. Toen ook haar kinderen daarvoor moesten boeten, was haar grens bereikt. Maar ze stond alleen. “Mijn man verliet me, mijn broer dreigde in mijn knieën te schieten als ik niet plooide.” Een buitenlands congres bood een onverwacht ticket naar een betere toekomst. “Mijn kinderen moedigden me aan. De oudsten zouden voor de kleintjes zorgen. We dachten snel weer samen te zijn.”
“Ik hoopte hier bescherming te vinden voor mijn gezin, maar ik zag overal mensen buiten slapen in het park,” herinnert ze zich haar eerste avond in Brussel. “Dat durfde ik niet.” De volgende ochtend in de lange rij asielzoekers na een nacht in het station brak er iets. “Het leek alsof ik kwam bedelen voor een waardig leven.”
De eerste nachten in een tijdelijk kamp vond ze de hel. Dat verbeterde toen ze samenwoonde met andere moeders met kinderen in een centrum, ook al was het confronterend. “Je op anderen richten helpt om je eigen problemen te vergeten.” Ze zocht werk, stuurde geld op naar Gaza en wachtte. En bleef wachten. Ondraaglijk vond ze het toen haar oudste moederziel alleen Covid-19 kreeg. Toen ze haar kinderen geen nieuwe spullen voor het schooljaar kon gunnen. Toen de achttiende verjaardag van haar dochter geen reden was voor feest, maar voor paniek. “Als meerderjarige zou ze niet meer naar hier mogen komen.”
Toen ze in oktober hoorde dat ze asiel kreeg en meteen haar kinderen belde, begrepen die eerst niet of ze goed of slecht nieuws had. “Zo hard huilde ik,” lacht ze. Nu ze ook voor haar dochter een oplossing denkt te hebben, wil ze hen zo snel mogelijk naar hier halen. “Ik heb hen al gewaarschuwd dat ze hier met zijn allen in één kamer zullen moeten slapen. Een huis zoals in Gaza is hier onbetaalbaar. Het kan hen niet schelen. Als we maar weer samen zijn.”
“Volgend jaar hoop ik Belg te worden”
Nu hij als bemiddelaar met vluchtelingen werkt, voelt Irakees Zaid Alseefo (30) zich hier stilaan thuis. “De geknipte job voor mij. Ik herken mijn verleden en mijn toekomst.”
Toen Islamitische Staat de macht greep in Mosul, zag Zaid geen andere oplossing dan vluchten. Na een langere tussenstop in Turkije wilde hij naar het Verenigd Koninkrijk, niet naar België. “Maar ik had geen geld meer. Toen ik in Brussel aankwam, botste ik op een grote burgerdemonstratie om vluchtelingen welkom te heten. Dat voelde goed.”
Aan het tentenkamp in het Maximiliaanpark bewaart hij goede herinneringen. “Toen een vrouw hoorde dat ik muzikant was, bracht ze me de volgende dag een gitaar. Een man begon spontaan met mij te spelen. Die week maakte ik hier vrienden, iets waar ik ongelooflijk naar snakte.”
Hij moest lang wachten op papieren. De dag dat hij ze eindelijk kreeg, trilde hij over zijn hele lijf. “Alsof jarenlange stress uit me wegvloeide. Eindelijk uit wachtstand, eindelijk iets opbouwen. Ik kon niet wachten om verder te studeren. Ik hoopte leerkracht te worden, het was een zware dobber dat dat niet kon. Maar ik was blij om te kunnen werken.” Hij was even werkloos, dat mocht niet te lang duren. “Dan heb je geen enkele reden om je verantwoordelijkheid op te nemen. Het herinnerde me aan het Turkse kamp waar ik niet mocht werken, dan verlies je alle zin. Ik wil me net wél nuttig maken.”
Zijn job als bemiddelaar in het opvanghotel van BxlRefugees kwam als geroepen. “Soms wordt een vluchteling hier razend omdat zijn kleren niet gewassen zijn. Dan kom ik tussenbeide, omdat ik begrijp waar hun woede vandaan komt. Als je leven totaal geconditioneerd is, alles voor jou wordt beslist, knapt er soms iets.”
“Ik kan hen hoop bieden, zij bieden mij een blik op mijn afkomst. Volgend jaar hoop ik de Belgische nationaliteit te krijgen. Nu ben ik hier nog altijd een bezoeker, ik wil hier echt thuis zijn.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Samenleving , Veiligheid , Maxililiaanpark , vluchtelingen , asielzoekers , Mehdi Kassou , Coronajaar 2020
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.