Luc Bernaerts na 25 jaar kruisboogpassie: 'Het moet een plezier blijven’
Bernaerts' thuis ligt in Jette. Zijn 'tweede verblijf': onder de kerk van Sint-Jakob op de Koudenberg op het Koningsplein. Het is een ruimte met witgekalkte gewelven; privémuseum, sportlokaal, vergader- en gelagzaal in één. Net als elke dinsdag is Bernaerts al 's ochtends op post. "Donderdag wordt er geschoten, dinsdag is de dag van de archivaris-conservator. Een dag die zo voorbijvliegt: altijd is er wel iets te doen."
"Nu vijftien jaar geleden hebben we hier een onderkomen gevonden. Met dank aan de Stad Brussel en toenmalig burgemeester François-Xavier de Donnea. De burgemeester van Brussel is trouwens onze chef-deken, omdat de gilden indertijd deel uitmaakten van de burgerwacht. De koning is onze hoge beschermheer omdat we een Koninklijke Gilde zijn, en de hertog van Arenberg is hoge chef-deken. Dat zijn de membres d'honneur, maar spijtig genoeg hebben we te weinig membres-donneurs, donateurs. Want afgezien van een kleine subsidie van de Franse Gemeenschap zijn we volledig op onszelf aangewezen. We zijn allemaal vrijwilligers. Inkomsten zijn er van het lidgeld, de gelagzaal, rondleidingen en de initiaties in het schieten."
Oorkonden, affiches, postzegels, een mannequin met wapenuitrusting en een met het traditionele rood-witte uniform van de gilde dat gedragen wordt tijdens de jaarlijkse Ommegang. Allerhande kruisbogen, een groot houten beeld van Sint-Joris de drakendoder, memorabilia,... Stuk voor stuk getuigen van een rijke geschiedenis. De gilde zet dan ook de traditie voort van het Grand Serment des Arbalétriers - erkend door het handvest van 4 mei 1381 - én van het Serment van Sint-Joris, in 1388 opgericht door de hertogin van Brabant.
"Nadat we hier onderdak hadden gevonden, zijn we het museum beginnen uitbouwen om de geschiedenis van onze gilde te vertellen en uit te beelden. Van 1381 tot nu. Er waren leden die thuis voorwerpen of documenten hadden liggen, en ook in het Jubelpark hebben we dingen gerecupereerd. Vervolgens zijn we rommelmarkten gaan afschuimen, en nu ook het internet. Er komt maar geen eind aan."
"Dat ik er zo gepassioneerd door ben geraakt, is wellicht een reactie. Een reactie op de om zich heen grijpende drang naar het nieuwe. Maar nom d'une pipe, men doet in Brussel veel voor al wat modern is, maar wat met het verleden? Zoals vorige zomer, toen hier midden op het Koningsplein moderne sculpturen werden neergepoot die de zuivere lijn van het classicistische ensemble denatureerden. Voor zoiets zijn er parken, of andere pleinen. Maar historische plekken? Die glazen kubus op de Kunstberg: ik vraag me echt af of die er wel op zijn plaats staat. Misschien ben ik ook wel te oud geworden om het allemaal te begrijpen."
Hier spreekt een geboren en getogen Brusselaar. Een Brusselaar die dankzij zijn vader al jong kennismaakte met het Serment.
"Mijn vader was arts, folklorekenner én schrijver van boeken over Brussel. Als kennis van Jean Copin, de toenmalige ondervoorzitter, kwam hij hier geregeld lezingen geven over Brussel en de bekende auteurs die hier verbleven. En ik mocht als snotaap mee om de diaprojector te dragen."
"Van vader heb ik de passie voor Brussel geërfd. Altijd heb ik me hier goed gevoeld, hoewel ik met het ouder worden steeds meer gebreken zie. Ik heb ook voortdurend vaders klaagzangen over de bruxellisation mogen horen. 'Men heeft de Kunstberg helemaal verwoest, men heeft dit afgebroken, dat weggesmeten...' Nooit iets anders gehoord. Tja, Brussel is altijd een stad in evolutie geweest."
"Lid ben ik pas geworden enkele jaren voor mijn prepensioen, nu zowat 25 jaar geleden. Paardrijden begon een beetje zwaar te wegen, ik was op zoek naar een andere hobby. Al gauw gepassioneerd geraakt, ook. Merkwaardig, omdat mijn professionele leven zich altijd op managementniveau in een industrieel milieu heeft afgespeeld. Toch was er toen al een link. Ik zat in de brandbeveiliging, en de kruisboogschutters waren indertijd de eerste pompiers uit de geschiedenis van de steden van de Nederlanden. Omdat ze deel uitmaakten van de militie."
Archivaris is Bernaerts bij toeval geworden. Het kwam door zijn goede vriend Daniel Natan, die zeventien jaar lang secretaris is geweest en vandaag een handje is komen toesteken. "Van Daniel heb ik een beetje de geschiedenis geleerd. 'Zou dat nu wel allemaal waar zijn wat hij mij vertelt?' Ik ben uit nieuwsgierigheid in de familiebibliotheek gaan snuffelen. En het bleek allemaal te kloppen. Zo - en ook door een duwtje in de rug van onze voorzitter - ben ik begonnen met de reconstructie van de geschiedenis van onze gilde en haar verwevenheid met Brussel. En nu bestier ik al jaren ons museum. Passie voor de sport en passie voor de geest van de kruisboogschutters van Brussel, die de stadswallen hebben verdedigd. Gelukkig maar dat mijn vrouw ermee kan leven; zij houdt zich zelfs bezig met alles wat onze garderobe betreft."
In China
Meneer de archivaris troont me mee voor een kleine demonstratie. Op de schietstand van twintig meter, iets wat die andere nog overlevende Brusselse kruisboogschuttersgilde niet heeft. Hij demonstreert een sport die lang heel populair is geweest en waarin nogal wat geld omging. Een lesje over de geschiedenis van de kruisboog krijg ik erbovenop.
Bernaerts' kruisboog weegt zowat vijftien kilogram. Opspannen gebeurt met een hefboom, een gek. Die is nodig omdat de lanceerkracht tussen 120 en 140 kilogram ligt. "Vanwaar de naam gek, zot? Indertijd had de kruisboogschutter op het slagveld een hulpje nodig om de boog op te spannen. Dat was de dorpsgek. Het wapen was toen wel minder gesofisticeerd en minder precies dan nu. Het tegengewicht dat je hier ziet, is een uitvinding uit de achttiende eeuw. Het schieten, dat is eerst kracht zetten om de boog op te spannen, daarna puur concentratie als bij yoga."
Bernaerts mist net het maximum, de tien. Onmiddellijk legt hij er een tweede pijl op. "U hebt een machine in gang gestoken. Ik heb zin om nog een tweede, een derde, een vierde, een... af te schieten. Uren aan een stuk. De passie voor het schieten is even groot als de passie voor het vertellen, de geschiedenis. Het is een drug."
De inslag van de pijl is bepaald indrukwekkend. "Zo'n pijl is dodelijk. Daarom zijn er strikte regels voor het gedrag op de schietbaan, en het is in principe de kapitein of zijn luitenant die erop toeziet dat ze gerespecteerd worden. Alcohol is uit den boze, dat spreekt voor zich. De leden zijn ook zelf wel gedisciplineerd genoeg om die regels na te leven. Het kruisboogschieten is een plezier en dat moet het blijven."
"Wat ik nu doe, heeft zijn oorsprong in China, zo'n 250 jaar voor Christus. Ten tijde van de kruistochten was de kruisboog ook al bekend in de moslimwereld, en de kruisvaarders hebben hem meegebracht naar onze contreien. Niet de ridders - hun erecode wilde dat er gestreden werd met het zwaard, man tegen man. Het was dus het schorriemorrie dat de kruisboog heeft meegebracht. Daarop heeft ook de burgerij de kruisboog omarmd, om zich te beschermen tegen diezelfde bandieten. En daaruit zijn de gilden gegroeid."
"In de kruisbogen zelf heb je Lada's en Rolls-Royces. Ze zijn ook niet op elke straathoek te vinden: er zijn nog maar drie, vier oude Belgische ambachtslui die ze vervaardigen. Een deftige kost al gauw 1.200 euro, voor een kanjer mag je rekenen op tweeduizend euro. Dat is veel geld, ja, en daarom geven we potentiële leden eerst de kans om de sport met een kruisboog van de vereniging te ontdekken."
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Samenleving , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.