Op vraag van de gemeente Schaarbeek voerden twee onderzoekers aan de UGent in 2019 een studie uit over het sekswerk van Nigeriaanse en Ghanese vrouwen in de Noordwijk. Woensdag maakten zij de resultaten bekend, die de gemeente en de actoren op het terrein meer inzicht moeten geven in de levensomstandigheden van sekswerkers en moet helpen om de sociale samenhang in de wijk te verbeteren.
| Al sinds de tweede helft van de negentiende eeuw vormt de Noordwijk een decor voor sekswerk in Brussel.
“Het sekswerk in de Noordwijk is beslist geen nieuwe uitdaging”, stak Schaarbeeks burgemeester Cécile Jodogne (DéFi) van wal op de persconferentie. Hoewel er al sinds de tweede helft van de negentiende eeuw prostitutie aanwezig is, ontbreekt de juiste informatie om aan de noden van de doelgroep te kunnen voldoen. Iets wat ook de sekswerkers zelf al aankaartten.
Daarom vroeg de gemeente UGent-onderzoekers Sarah Adeyinka en Sophie Samyn om hulp. Het concrete vertrekpunt voor hun studie was onder meer de moord op sekswerkster Eunice Osayande in de zomer van 2018 en het groeiende mensenhandelnetwerk. Adeyinka en Samyn baseerden zich voor de studie op de expertise van de vrouwen zelf. “Het beleid rond sekswerk wordt vaak opgebouwd vanuit heersende stereotypen over de doelgroep. Die stereotypen willen we ontkrachten door de vrouwen zelf aan het woord te laten.” Daarvoor gingen ze in gesprek met verschillende hulporganisaties, maar ook met 38 sekswerkers van verschillende leeftijden en van zowel Nigeriaanse als Ghanese nationaliteit. Zo kregen de onderzoekers een beeld van hun alledaagse realiteit in de rosse buurt van Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node.
Vier uitdagingen
Vanuit hun bevindingen identificeerden de onderzoekers vier hoofduitdagingen die het welzijn van de sekswerkers in gevaar brengen.
Eerst en vooral voelen de vrouwen in kwestie zich onveilig doordat ze regelmatig worden blootgesteld aan verschillende vormen van geweld en discriminatie. Vooral klanten vormen vaak een bedreiging, wanneer zij weigeren te betalen voor seksuele handelingen of deze handelingen afdwingen met geweld. "Bij de vrouwen zelf heerst een gevoel van straffeloosheid voor die daders: ze vrezen dat wanneer ze de politie bellen, niet hun geweldpleger, maar zij zelf in de problemen zullen komen, doordat ze niet altijd de juiste papieren bezitten." Dat wantrouwen wordt gevoed door verhalen en ervaringen die de vrouwen elkaar onderling vertellen.
Wanneer de sekswerkers met gezondheidsproblemen worstelen, weten ze vaak niet waar ze terecht kunnen voor hulp. "Ook voor ons als onderzoekers was dit niet altijd duidelijk, dus maakten we zelf een lijst op, die ook de vrouwen in kwestie zou moeten helpen." Sekswerkers die niet de juiste papieren bezitten, bezoeken dan ook enkel nooddiensten en hebben vaak geen vaste dokter.
Daarbovenop hebben ze te maken met stress in relatie tot hun beroep. De klantenschaarste in de sector, de komst van nieuwe, minderjarige meisjes via mensenhandel, de hoge huren van panden en verwarring rond de verschillende regelgeving van sekswerk in de twee gemeenten brengen hen in deze situatie.
Tot slot krijgen de vrouwen te maken met discriminatie, zowel omwille van hun beroep als omwille van hun afkomst. "Ze worden bespuwd, mensen gooien eieren tegen hun pand aan of gooien de ruiten in. Dit alles versterkt het - al dan niet veronderstelde - stigma rond sekswerkers."
De studie benadrukt dat de groep sekswerkers een heterogene groep is, ondanks hun gedeelde migratie-achtergrond. “Het betreft vrouwen die een verschillende migratiestatus hebben, van verschillende leeftijden en die ook vaak anders kijken naar hun sekswerk. Waar de ene betrokken wil zijn in het beleid omwille van de bewuste keuze voor het beroep, schaamt een ander zich en noemt zij het een tijdelijk noodplan."
Vanuit hun bevindingen besluiten Adeyinka en Samyn dat het huidige beleid in de carré-buurt de noden van de vrouwen niet erkent en dus niet werkt voor hen.
Hoe kan het anders?
Behalve kritiek, krijgen de beleidsmakers ook antwoorden van de onderzoekers. Zij formuleerden een reeks aan aanbevelingen om verder te werken aan het beleid rond sekswerk. Ze benoemen de nood aan een betere samenwerking tussen Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node, het Gewest en de federale regering en benadrukken "dat er geen eenvoudige en eenduidige oplossing bestaat."
"Vertrouwen is het sleutelwoord", aldus de onderzoekers. Hulp- en ordediensten kunnen beter meteen duidelijk communiceren over hun intenties en een cultureel gevoelige houding aannemen tegenover de Nigeriaanse en Ghanese vrouwen. Daarnaast kunnen ook een re-evaluatie van de aanpak in de zone en frequente interventies in de publieke ruimte een meerwaarde hebben.
Wat veiligheid betreft, stellen de onderzoekers politietrainingen voor in het omgaan met sekswerkers en bevelen ze culturele bemiddelaars en tolken aan. Dat moet de taalbarrière verhelpen en mogelijke misverstanden voorkomen. Ook pleiten de onderzoekers voor een veiligheidsprotocol dat toelaat om op een anonieme en toegankelijke manier klacht in te dienen. De vrouwen zelf vragen ook om regelmatige aanwezigheid van politie in uniform. Bovenal benadrukt de studie dat er steeds dialoog moet zijn met de sekswerkers in kwestie.
“We wachten op een reactie van Sint-Joost om hiermee samen verder aan de slag te gaan."
Om de bestaande hulpdiensten en -structuren toegankelijker en beter bemand te maken, pleiten de onderzoekers voor meer financiële middelen. Bovendien wijzen ze op de nood aan gratis en anonieme gezondheidszorg en specifiek aan informatie rond seksuele gezondheidszorg.
Bij beslissingen wat de wetgeving rond sekswerk betreft, zouden de sekswerkers zelf meer inspraak moeten krijgen. "Die regulering moet bovendien gebaseerd zijn op de noden van de vrouwen, die op een respectvolle manier gemonitord kunnen worden", klinkt het. Hierbij hameren de onderzoekers op het belang van de samenwerking tussen Schaarbeek en Sint-Joost om een gemeenschappelijke regulering op te stellen, in plaats van de huidige verschillende aanpak die vaak voor verwarring zorgt bij de doelgroep.
Als laatste wijzen de onderzoekers op maatregelen die mensenhandel tegengaan, zoals een gezamenlijke Europees beleid en een meer proactieve aanpak om slachtoffers op te sporen, waarin de gespecialiseerde anti-mensenhandelcentra een grotere rol moeten krijgen. "Bovendien mag het aangeven van een mensenhandelaar geen voorwaarde zijn om als slachtoffer bescherming te krijgen." Voor de vrouwen die dat wensen, kunnen gespecialiseerde trajecten op poten gezet worden om naar realistische jobalternatieven te zoeken.
(Nog niet) aan de slag
Hoe helpt deze studie de gemeenten en de Noordwijk nu verder vooruit? “De studie dateert van 2019, het spreekt dus voor zich dat we met enkele van de aanbevelingen al aan de slag gingen, samen met de politiediensten bijvoorbeeld”, zegt burgemeester van Schaarbeek Cécile Jodogne (DéFi). “Het gaat ons nu vooral om het beter begrijpen van de vrouwen en hun situatie, zodat we ons beleid daar zo goed mogelijk aan kunnen aanpassen. We kunnen uiteraard niet alles oplossen, daar zijn er de middelen niet voor.”
Volgens Jodogne opent het onderzoek in ieder geval poorten naar de samenwerking met Sint-Joost. “We wachten nu op een reactie van hen om hiermee verder aan de slag te gaan. Zo kunnen we samen werken aan aangenamere leefomstandigheden voor zowel de sekswerkers als de inwoners van de buurt.”
Burgemeester van Sint-Joost-ten-Node Emir Kir (PS) was uitgenodigd voor de presentatie, maar kon niet aanwezig zijn. Zijn woordvoerster Murielle Deleu bevestigt dat hij in dialoog blijft met Schaarbeek en zijn akkoord gaf om de presentatie ook in Sint-Joost te organiseren, samen met de lokale hulporganisaties van Sint-Joost. “Alleen is daar nog geen concrete datum voor.”
Lees meer over: Schaarbeek , Sint-Joost-ten-Node , Samenleving , Veiligheid , Nigeriaanse sekswerkers , sekswerkers Noordwijk , studie