Smet: 'Argumenten Franse gemeenschap houden geen steek'

De Franse gemeenschap heeft een klacht ingediend tegen het laatste onderwijsdecreet van de Vlaamse regering. De bevoegde minister vindt dat Nederlandstaligen teveel voorrang krijgen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Onderwijsminister Smet stelt dat hij recht in zijn schoenen staat.

Als er plaatsen worden toegewezen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, gaat er absolute voorrang naar broers en zussen van leerlingen die al op de school zitten. Daarna gaat 55 procent van de plaatsen naar kinderen met een Nederlandstalige ouder. De Franse gemeenschap vindt dat dit haar belangen schaadt en dient klacht in bij het Grondwettelijk Hof. Dat schrijft De Standaard maandag.

"Wij willen dat het Nederlandstalig onderwijs meer allochtonen en anderstaligen opneemt zodat het Franstalig onderwijs er daarvan minder moet opnemen", zegt Paul Verwilghen, kabinetschef van Franstalig onderwijsminister Marie-Dominique Simonet (CDH), in de krant. "Vroeger gold voor Nederlandstalige scholen een lager quotum dan 55 procent en volstond een verklaring op erewoord over de kennis van het Nederlands. Nu moeten ouders objectieve bewijzen aanvoeren. Wij willen terug naar de vroegere situatie. Het Franstalig onderwijs zit met hetzelfde capaciteitsprobleem als het Nederlandstalig. De oplossing is echter niet de toegang te verstrengen, maar meer scholen te bouwen."

'Heel wat extra plaatsen voor anderstaligen'
Tot voor kort lag het quotum voor Nederlandstaligen op 45 procent. Dat werd verhoogd door Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) om te verzekeren dat Nederlandstalige ouders met hun kinderen in een Nederlandstalige school terecht zouden kunnen.

Minister Smet vindt alvast dat er met de regeling niets mis is. "Het Nederlandstalig onderwijs wordt niet afgesloten voor anderen," zegt hij. "Integendeel, je kan nu al stellen dat drie vierde van de leerlingen anderstalig is en slechts een vierde Nederlandstalig. De argumenten van de Franse gemeenschap houden dus geen steek."

Smet pleit ook voor het objectieve bewijs van Nederlandstaligheid. "Vroeger maakten mensen gebruik van de verklaring op erewoord om van de voorrangsregel te kunnen genieten. Terwijl zij helemaal niet Nederlandstalig waren," zegt Smet. "Dat is fraude en daarom hebben we besloten dat te objectiveren en een bewijs of testresultaat te vragen."

Volgens Smet neemt het Nederlandstalig onderwijsverhoudingsgewijs twee keer zoveel anderstaligen op als het Franstalig onderwijs. "Zeggen dat de Vlaamse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid ontwijkt is dus bij de haren getrokken," aldus de minister. "Wij creëren heel wat extra plaatsen voor anderstalige kinderen in Brussel. Het aantal Nederlandstalige kindjes neemt immers niet toe. Ik vind het dan ook niet gepast dat men de zaken nu voorstelt als zouden wij met deze maatregel anderstalige kindjes als groep benadelen, want het tegendeel is waar."

Bazooka-politiek
Brussels minister Jean-Luc Vanraes (Open Vld), binnen de VGC bevoegd voor onderwijs, vindt dat alleen samenwerking het probleem kan oplossen. "De bazooka bovenhalen door naar het Grondwettelijk Hof te stappen gaat aan de grond van de zaak voorbij," zegt Vanraes in een mededeling. "Brussel kan het capaciteitsprobleem in haar scholen oplossen en kwaliteitsvol onderwijs blijven aanbieden, indien alle partijen beseffen dat deze uitdaging het communautaire moet overstijgen."