Voor Frank De Crits gaat er nog steeds geen dag voorbij zonder boeken lezen of gedichten schrijven. De Brusselse stadsdichter honoris causa wordt dit jaar tachtig en trakteert op een bundel baldadige dinggedichten.
| Frank De Crits, de Brusselse stadsdichter wordt dit jaar tachtig.
Voor wie vorige eeuw al in Brussel rondhing en af en toe eens een boek vastneemt, is Frank De Crits een begrip. De medeoprichter van wat nu Passa Porta heet, bezieler van de Middagen van de Poëzie en sterkhouder van het Brussels Dichtercollectief, figureerde vijftien jaar geleden overigens al eens in onze rubriek Chou de Bruxelles.
Ondertussen verzamelt de 79-jarige wel allerlei soorten gewrichtsaandoeningen die eindigen op -ose, waardoor het startpunt van zijn steeds schaarsere en kortere stadswandelingetjes sinds kort een serviceflat aan Bizet geworden is. Die beperkte mobiliteit steekt bij de man die het liederlijke leven van het stadscentrum gewoon was, maar gelukkig biedt zijn flat een brede kijk op de stad. Ook in het koppeke is alles nog kits met Frank De Cr…, in wiens bijzijn we de rijmelarij zullen vermijden. De Crits schudt de verhalen nog steeds uit zijn mouw, en ook zijn grapdrang is nog intact. Zo mogen we tijdens ons bezoek graaien in de pralinedoos op de salontafel die al lang leeg is, en belooft De Crits nog meer zoets zodra de royalty's van zijn nieuwe dichtbundel zullen binnenstromen.
“Stel dat ze je omver rijden en je belandt in de kliniek zonder boek”
Kleine grimmige gedichten bevat iets meer dan veertig korte gedichten over telkens een ander alledaags gebruiksvoorwerp – zoals het 'mes' (dat een bord doet schreien), de 'bril' (die zijn flaporen nodig heeft), of een 'kaart' (om een stad op aan te wijzen).
“Het idee om gedichten over zulke alledaagse voorwerpen te schrijven, is niet nieuw,” zo weet De Crits als geen ander. “Een aantal dichters heeft het mij voor gedaan, zoals Pablo Neruda (in zijn Odas elementales, red.), of de Franse dichter Francis Ponge met Les Choses. Maar ik deed het op mijn manier.” De gedichten mogen genieten van hun vrije verzen, maar moeten zich wel voegen naar een vast patroon: “De eerste vier verzen geven een beschrijving waar de lezer even in kan opgaan, in de vier verzen die daarop volgen, sla ik er dan soms ferm op los.” Daarmee bedoelt De Crits dat de onschuldige 'emmer' plots een instrument wordt voor verdrinking, de 'valies' een lijk blijkt te bevatten, en de 'verfborstel' helaas in een vitale lichaamsopening wordt gestopt. Voor zover daar tekeningetjes bij moeten worden gemaakt, kweet de Schaarbeekse illustrator Pieter Fannes zich van die taak.
De Crits heeft trouwens nog een paar bundels in de schuif liggen die nog niet gepubliceerd zijn. “Ik ben bijna dood, maar ik heb tijd,” zegt de dichter. “Niet iedereen heeft het geluk zo lui te kunnen zijn als ik.” Een van die ongepubliceerde bundels heet Les faits divers de Bruxelles. “Die bevat dichterlijke interpretaties van de fait divers die je vroeger dagelijks in de krant kon lezen, genre 'Man uit raam van café gevallen' of 'Man krijgt schop van zijn broer'. Zo heb ik zelf genoeg triestige verhalen meegemaakt in Brussel. Zoals dat van de Franse eurocraat die aan de drank raakte en op straat belandde. Op een dag drukte een vrouw op het knopje van haar automatische garagepoort om met de auto naar buiten te rijden. Over de man. Peike duud.”
Harde stiel
“Dichten is een hardere stiel dan steenhouwen of metselen,” beweert de man die nog elke dag schrijft met het zachte grafiet van zijn potloden. En toch beleeft de oude uit Oudenaarde er al zestig jaar plezier aan. Hij debuteerde in 1962, een jaar nadat hij in Brussel was aanbeland om aan de VUB filosofie te studeren bij de legendarische professor Leopold Flam. “Ik had genoeg fantasie om filosoof te zijn, maar door de mathematica van de logica ben ik nooit geraakt. Mijn eerste job was er dus een bij de Assurance Fédérale in de Violetstraat, maar die liet zich ideaal combineren met bezoekjes aan Herman J. Claeys' literaire café de Dolle Mol, waar ook Jeroen Brouwers, Julien Weverbergh, Herwig Leus en Angèle Manteau kwamen.” Om van compagnons als Eddie van Vliet, Freddy Smekens, Anneke Walravens, Daniel Buyle, Roger Rennenberg of Jan Struelens nog maar te zwijgen."
De tweede baan bij de documentatiedienst op het ministerie van Cultuur liet dan weer ruimte om gedurende dertig jaar de Middagen van de Poëzie te organiseren, en met Paul Buekenhout en Relinde Raeymaekers Het Beschrijf op te richten, dat zou uitgroeien tot Passa Porta. Tot op vandaag heeft De Crits altijd gedichten en een boek op zak. Een gewoonte sinds mei '68. “Toen belandde ik na een manifestatie in Nederland een tijdje in een 'huis van bewaring'. Ik was toen zo kwaad op mijzelf dat ik geen boek bij me had, dat het mij sindsdien niet meer is overkomen. Stel dat ze je omver rijden en je belandt in de kliniek zonder boek. Dat wens je toch niemand toe?”
Frank De Crits, Kleine grimmige gedichten, met illustraties van Pieter Fannes, Fluxenberg, 58 blz., 19,90 euro
www.fluxenberg.be
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Expo , Frank De Crits , stadsdichter , Passa Porta , Middagen van de Poëzie , Brussels Dichtercollectief , Kleine grimmige gedichten , chou de bruxelles
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.