Victor oekraiense asielzoeker

Victor, Oekraïense asielzoeker: ‘Ik kan alleen maar hopen en mijn best doen’

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
09/11/2013

“Mijn leven mag dan niet al rozengeur en maneschijn zijn, toch heb ik het hier oneindig beter dan in Oekraïne. Mijn aanvraag is al eens een keer afgewezen, maar ik geef niet op.” Victor, Oekraïens asielzoeker, al negen jaar tussen hoop en vrees.

V ictors aanvraag voor papieren is nog steeds lopende. Victor – de man wil niet met naam en toenaam in de krant – doet me zijn verhaal met horten en stoten. Zijn gêne is begrijpelijk. Het hoort ook bij zijn persoonlijkheid. Hij praat niet graag over zichzelf. Liever dan te pochen luistert hij, wacht hij af. Om te zien of de persoon in kwestie het waard is om zijn vertrouwen aan te schenken. De aanwezigheid van een Luxemburgse vriend, die Victor bijstaat wanneer de nood hoog is, helpt. Het genot van een koude Duvel eveneens. “Wow! Het bier hier. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik voor het eerst een bierkaart vastpakte op de Grote Markt. Bestaat dat, zijn dat allemaal verschillende bieren? Ongelooflijk! Veel bier, lekker bier. Maar geen Kriek voor mij, dat is voor de vrouwen.”

Het Oekraïne dat Victor heeft achtergelaten is het platteland, in het westen. Een dorpje nabij de stad Chernivtci, dat ook wel eens Klein Wenen wordt genoemd. “Het bestaan was er hard, ontiegelijk hard. Mijn vader heeft bijna zijn hele leven als houthakker gewerkt. Dag in dag uit, van half acht in de ochtend tot half zeven ’s avonds. In weer en wind. Meer dan eens bij min 20, min 30 graden. En het loon was allerminst om over naar huis te schrijven. Werk is er genoeg in Oekraïne, maar betalen... En dat terwijl het leven er even duur is als hier. Noem het gerust maar slavenarbeid. Ikzelf heb ook twee jaar als houthakker gewerkt, daarna heb ik er de brui aan gegeven.”

“Een toekomst had ik er niet, ik ben naar hier gekomen op zoek naar een beter leven. Naar Brussel, omdat een vriend van mij hier woonde. Zo had ik tenminste toch iemand om op terug te vallen. Voor de rest was het een avontuur, waarin ik me blind heb gestort. Ik moest en ik zou weg uit Oekraïne gaan. Niet met het vliegtuig, neen. Wel compleet illegaal, incognito. Met de bus. Meer dan eens heb ik me moeten verstoppen tussen de valiezen, onderweg naar België, dat voor mij vreemde land.”

“Ik kende geen woord Engels, geen woord Frans. Enkel wat Duits dat me van mijn schooltijd was me bijgebleven. Frans heb ik ondertussen beetje bij beetje geleerd. Onder meer door woorden op te schrijven die ik links en rechts overdag zag en door op te zoeken wat ze betekenen.”
“Mijn vader woont nu samen met een neef die hem een deel van zijn huis ter beschikking heeft gesteld. Het leven is voor hem nog steeds overleven. Hij moet zien rond te komen met 90 euro per maand. 90 euro! Per maand! Ik tracht hem te helpen, zo goed en zo kwaad mogelijk, door af en toe wat geld te sturen. Maar het is een druppel op een hete plaat. En dan zijn ze daar in Oekraïne er op het platteland nog beter af, dan in de steden. Ze kunnen er tenminste nog hun eigen groenten en fruit kweken. In de steden daar is het 24 uur op 24 een strijd om te overleven. En de toestand wordt er alleen maar slechter op. Sociaal contact is er nog amper, de mensen sluiten zich steeds meer en meer van de anderen af. Door het internet, door de mobiele telefonie. Discussiëren op straat, in cafés, samen zingen: het bestaat allemaal niet meer. Het is ieder voor zich, thuis binnen de vier muren.”

Vicieuze cirkel
Zijn familie heeft Victor niet meer teruggezien sedert zijn vertrek, nu negen jaar geleden. Zijn vader niet, zijn zuster niet, zijn broer niet. “Natuurlijk dat ik hen mis, gelukkig maar dat er de moderne communicatiemiddelen zijn. Ik bel nog steeds elke week. Niet meer drie keer per dag, zoals ik deed toen ik hier net was toegekomen. Toen was het allemaal zo nieuw, zo opwindend, zo moeilijk dat het eruit moest. En de enigen waaraan ik mijn verhaal kwijt kon, waren mijn vader, mijn broer, mijn zus.”

“Terugkeren wil ik niet, neen. Hen bezoeken is ook uitgesloten, zolang ik mijn papieren niet heb. Want ik ben er zeker van dat ik dan niet naar België zou kunnen terugkeren. En ik wil hier blijven: in Brussel heb ik het ondanks alles goed. Ik heb ook werk, doe niets verkeerd. Nooit zal ik ook maar een cent van iemand stelen. Ik verdien mijn brood op een eerlijke manier. Door links en rechts te werken. Een echte stiel heb ik niet, maar ik kan zo’n beetje met van alles uit de voeten, heb goede handen”.

Victors vriend pikt in. “Het is een vicieuze cirkel. Een werkcontract heeft Victor niet, omdat hij geen papieren heeft. Hij heeft geen papieren, omdat hij geen vast werk heeft. Hij is wel verplicht om in het grijze circuit te werken. Wanneer ik kan, help ik hem, het is het minste wat ik kan doen. Het hele systeem rond asielzoekers, vind er maar je weg in als je de taal niet kent, de mensen niet kent, het land niet kent. Ze maken het volgens mij expres zo ingewikkeld om de mensen te ontmoedigen. Een labyrint is het.”

Victor: “Ik heb ook het geluk gehad dat ik in de negen jaar dat ik hier ben, nooit gecontroleerd ben geweest op papieren. Een keer slechts heeft de politie mij geïnterpelleerd. Maar dat was gelukkig voor een drugscontrole. Drugs, no way. Ik leef zoals het moet, zal nooit iets verkeerds doen. Ik vind ook dat de politiemannen hier vriendelijk zijn, helemaal anders dan in Oekraïne. Daar zijn het bullebakken.”
“Ik ben geen dief. Ik wil werken. Heel dikwijls is me al gezegd geweest. Victor, je bent te braaf. Je moet assertiever zijn, meer op je strepen staan, de boel al eens durven te belazeren. Maar zo steek ik niet in elkaar. Ik ben een goede mens, wil een goede mens zijn. Je bent wie je bent en ik ben wie ik ben.”

Igor intomen
Koekelberg is nu Victors thuis. Maar de nieuwsgierige mens in hem, ontdekt ook al eens graag andere stukjes van Brussel. “Zeker in het begin was ik gretig om te verkennen, zowat elke zondag was ik op stap. Dit is een prachtige stad. Zoveel te zien, zoveel moois. De Grote Markt onder meer, het Atomium, de Basiliek hier. De architectuur, ongemeen verschillend. Het is een waar plezier over straat te lopen en je ogen te kijk te geven. Veel mooie kerken ook, belangrijk voor de gelovige die ik ben. Het is mijn vriend die me op de goede weg heeft gezet. Neem de tram van het vertrekpunt tot de terminus en geef je de ogen de kost. Niet dat ik Brussel zo goed ken, maar ik ben toch al deftig op verkenning geweest. Schaarbeek, Ganshoren, Molenbeek, Anderlecht, het centrum... En af en toe stuur ik een foto naar het thuisfront om te tonen hoe mooi Brussel wel is.”

“Veel contact met andere landgenoten heb ik hier niet, neen. Van een hechte Oekraïense gemeenschap is geen sprake. Een Oekraïner blijft graag binnen de geborgenheid van zijn familie, plooit op zichzelf terug. Het ligt nu eenmaal in onze aard. Om me te ontspannen, het hoofd leeg maken, luister ik graag naar muziek. Enya, de symfonische metalband Within Temptation, Gregoriaanse gezangen ook. En dan is er nog mijn vriend Igor, met wie ik graag een biertje drink, samen naar het voetbal kijk. Niet dat ik zo’n geen voetbalfanaat ben, integendeel. Maar Igor, ho zeker! Mijn taak voor de televisie is hem in te tomen. Telkens weer is het lachen geblazen.”

BDW in gesprek met ...

Brussel Deze Week ontmoet iedere week een interessante Brusselaar voor een boeiend gesprek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Koekelberg , Samenleving , BDW in gesprek met ...

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni