Review
Score: 4 op 5

'Untold stories' plaatst vergeten vrouwelijke designers in de schijnwerpers

Elien Haentjens
© BRUZZ
16/10/2024

Net zoals in de architectuur en de beeldende kunsten richt de designwereld een kritische blik op haar geschiedenis. Met een dubbelexpo geeft Design Museum Brussels internationale en Belgische vrouwelijke ontwerpers een forum.

“Eindelijk,” zegt de Brusselse Marie Wabbes als ze haar textiele creaties ontdekt in de tentoonstelling Untold stories. Als kranige negentigjarige heeft ze lang moeten wachten op de erkenning die haar man Jules Wabbes, die op veertigjarige leeftijd overleed, al veel langer overvloedig te beurt viel. Hoewel haar werk tot nu niet was opgenomen in museale referentiekaders rond design, verdiende ze er al die jaren goed haar brood mee. Het was onder meer te koop bij de bekende Brusselse kinderwinkel Dujardin op de Louizalaan, en roept bij veel mensen herinneringen op.

In diezelfde buurt bevond zich de interieurwinkel van Baucher-Feron van het Frans-Belgische koppel René Baucher en Sylvie Feron. Interieurtekeningen, meubilair en stoffen – die gesigneerd zijn in de zijkanten, die meestal worden omgestikt en dus onzichtbaar worden - geven een inzicht in haar werk als ontwerpster. Dat het museum recent hun archief verwierf, helpt om in de toekomst meer onderzoek te doen naar zijn én haar werk.

Met 'Untold stories' geeft het curatorenteam een aanzet om dieper te duiken in de verhalen en het werk van vrouwelijke Belgische ontwerpers, en neemt Design Museum Brussels doelbewust stelling in

Daarnaast is er behangpapier, dat zo goed als zeker kan worden toegeschreven aan Maria Sèthe. Als vrouw van Henry van de Velde hielp ze hem met het onderzoek naar artistieke trends, en in brieven staan er ook passages over haar rol als ontwerpster. Toch is het ook hier haar man die wereldfaam geniet. Net als bij internationale voorbeelden zoals Charlotte Perriand en Le Corbusier, die deel uitmaken van de gelijklopende Vitra-tentoonstelling, blijken Belgische ontwerpersvrouwen tot nu vaak in de schaduw van hun man te staan.

Als tegengewicht voor deze ‘onzichtbaarheid’ focust de tentoonstelling op zichtbaarheid. Zo signeerde de Gentse kunstenares Clara Voortman-Dobbelaere haar werk expliciet met haar voornaam, op lederen boekbanden of een bronzen schaaltje. Of zijn er prachtige modernistische meubels te zien van Mig Quinet, die zich al op zestienjarige leeftijd inschreef aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Brussel en nauwe banden onderhield met de redactieleden van het invloedrijke avant-gardetijdschrift 7 Arts. Speciale ‘vrouwententoonstellingen’ moesten hun werk tonen, maar vormden net door die afbakening ook een obstakel voor de juiste erkenning.

Daarnaast zetten verschillende ontwerpsters hun werk in om het feminisme kracht bij te zetten: als een van de eerste studenten in de opleiding drukkunst aan La Cambre gebruikte Hélène Denis-Bohy er de drukpersen om haar speelse pamflet Propos sur l’égalité (1935), waarin ze stereotypen over vrouwen en mannen onderuithaalt, te drukken. Ook de affiches van Nicole Van Goethem of posters met het symbool van de Dolle Mina’s schetsen een fascinerend tijdsbeeld.

Subversieve acties
De tweede tegenstelling waarrond de tentoonstelling is opgebouwd, is die tussen huisvlijt en professionalisering. Zo valt onder meer de kunstig beschilderde soepterrine van schrijfster Virginie Loveling uit 1879 binnen die eerste categorie. Margrit Duchateau breide in de jaren 1970 een nieuwe bivakmuts voor haar broer, die acties uitvoerde voor een marxistische groep. Ook andere vrouwen gebruikten hun huiselijke vaardigheden voor subversieve acties.

Als tegenpool is er de professionalisering, waarin Brusselse scholen als Bischoffsheim en La Cambre een cruciale rol speelden. Naar een Frans voorbeeld werd die eerste door liberale filantropen in 1864 opgericht met het doel om meisjes uit de lagere klassen aan beter werk te helpen. Ze leerden er onder meer kunstbloemen maken, of porselein beschilderen. Sommigen onder hen – zoals Marguerite Van Biesbroeck - volgden de internationale trends, en wisten naam te maken. Anderen werkten bijvoorbeeld voor het keramiekatelier Saint Ghislain en bleven daardoor anoniem.

Hoewel verder onderzoek nodig is, vormde La Cambre internationaal een van de eerste kunstscholen waar vrouwen in verschillende richtingen – en dus niet louter in bijvoorbeeld textiel – mochten studeren. Zo studeerde Simone Guillissen-Hoa, aan wier oeuvre CIVA net een expo wijdde, er architectuur, of konden textielontwerper Elisabeth De Saedeleer en boekbinder Berthe van Regemorter er – dankzij de visie van Henry van de Velde – aan de slag als professor.

Met Untold stories geeft het curatorenteam een aanzet om dieper te duiken in de verhalen en het werk van vrouwelijke Belgische ontwerpers, en neemt Design Museum Brussels doelbewust – “een museum mag niet neutraal zijn in het debat,” dixit directeur Arnaud Bozzini – stelling in.

Untold Stories – Vrouwelijke ontwerpers in België 1880-1980 loopt nog tot 13/4, designmuseum.brussels

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni