De Tour de France start in Brussel, maar doet dat zonder Brusselse deelnemers. Waarom produceert onze hoofdstad geen coureurs meer, ondanks een roemrijk wielerverleden? "Het is absoluut niet eenvoudig om hier wielrenner te worden."
Waarom er geen Brusselaars meedoen aan deze Tour
"Zou je dat nu wel doen? Waar begin je eigenlijk aan?" De familie van Dimitri Peyskens was niet direct gewonnen voor het idee dat hij zou gaan wielrennen. Maar in de hoogdagen van de Boonen-gekte, midden jaren 2000, was er geen houden aan: de inwoner van Watermaal-Bosvoorde zou coureur worden.
Maar hoe word je dat eigenlijk? Dat is een vraag die, zeker in het hedendaagse Brussel, niet eenvoudig te beantwoorden is. "Mocht ik toen geweten hebben wat ik nu weet, dan had ik veel sneller stappen kunnen zetten," vertelt Peyskens (27) over zijn zoektocht naar een wielerclub, het juiste trainingsterrein en de toegang tot wedstrijden. "Het is absoluut niet eenvoudig om wielrenner te worden in Brussel. Ik kende niemand in het wielrennen en wist van niets."
Ergens is dat logisch, want de koers is nagenoeg volledig uit het Brusselse straatbeeld verdwenen, ook al is dat ooit anders geweest. Op de Brussels Cycling Classic (het vroegere Parijs-Brussel) na, wordt er geen enkele profkoers meer georganiseerd in het gewest. Ook op lager niveau blijft het beperkt tot de start van de beloftekoers Brussel-Opwijk en een paar jeugdwedstrijdjes in Molenbeek, die dit jaar pas voor het eerst op de kalender stonden. Deze winter werd er voor de eerste keer een veldrit op de VUB-campus georganiseerd.
Geen koerscultuur
“Ik ben gaan kijken bij die koers in Molenbeek, maar het is niet gemakkelijk om daar iets te organiseren,” zegt Marc Hindrijckx, voorzitter van wielerclub Cureghem Sportief, de laatste overgebleven Brusselse competitieve wielerclub. “We hebben een paar keer ons hart vastgehouden in verband met de veiligheid. Automobilisten die nog nooit een koers hebben zien passeren, weten niet wat dat is en wat ze moeten doen.”
Maar niet alleen automobilisten, ook de Brusselse jeugd blijkt amper iets van wielrennen te weten. Hindrijckx: “Een paar jaar geleden kregen we bij verschillende Brusselse scholen een stand om kinderen warm te maken voor de wielersport. We hadden foto’s van Tom Boonen, Fabian Cancellara en Philippe Gilbert opgehangen. Op een hele dag wisten nog geen vijf kinderen ons te vertellen wie dat waren.” De koers staat ver weg van de Brusselse ketjes.
Vlaams
“Wielrennen zit meer in de Vlaamse cultuur dan in de Brusselse of Waalse,” vertelt John Lelangue, de Brusselse algemeen manager van Tourploeg Lotto-Soudal. “Het is ook moeilijk voor een jongere om te trainen in een stad als Brussel. Op de openbare weg is het te gevaarlijk. Als je in Brussel als 15- of 16-jarige wil trainen, moet je na school al aan je ouders vragen of ze je naar de Rand brengen met de auto. Daar kun je dan een of twee uur fietsen, waarna je weer terug in de wagen moet.”
Op die manier moest Peyskens het aanpakken, toen hij bij de wielerploeg van Scott in Kortenberg begon met koersen. Zelfs Cureghem Sportief traint noodgedwongen buiten het gewest. “Onze maatschappelijke zetel is nog wel in Anderlecht, maar we trainen altijd in het Pajottenland,” zegt Hindrijckx. “Het drukke verkeer in de stad is veel te gevaarlijk.” De meeste leden van Cureghem Sportief komen dan ook uit de Zennevallei of het Pajottenland: “Momenteel hebben we een jeugdrenner uit Etterbeek en een uit Watermaal-Bosvoorde.”
"Wielrenner worden in Brussel? Ik kende niemand in het wielrennen en wist van niets."
Velodroom
Een afgesloten wielerparcours of wielerpiste zou een oplossing kunnen zijn om meer Brusselse kinderen op de fiets te krijgen. “Een wielerpiste is veilig, want er is geen verkeer,” zegt Hindrijckx. “Wij zijn daar samen met het gewest jaren mee bezig geweest, maar dat dossier is van links naar rechts gegaan en zit momenteel volledig geblokkeerd. Onder anderen Guy Vanhengel heeft zich daar toen voor ingezet.”
Navraag bij het kabinet van Vanhengel (Open VLD) leert dat er midden jaren 2000, toen Vanhengel een jaar minister van Sport in de Vlaamse regering was, ideeën voor een Brusselse wielerpiste geopperd werden. Vlaams-Brabant kreeg toen een piste in Affligem, maar in Brussel bleef het plan op de tekentafel liggen. Later haalde de Anderlechtse oud-politicus Jan Abbeloos het idee van een Brusselse wielerpiste vanonder het stof door er een thesis over te schrijven en het politiek opnieuw onder de aandacht te brengen. Zonder resultaat.
Het wielerbaantje dat momenteel tijdelijk in de oude Fritz Toussaintkazerne in Elsene ligt, is niet geschikt, volgens Hindrijckx. “Dat is te klein. Het is wel goed voor initiaties, maar daar kan geen competitie op bedreven worden.”
Peyskens-effect
Op korte termijn hoeft er dus geen verbetering te worden verwacht op infrastructureel vlak. Al heeft Hindrijckx wel de hoop dat de Grand Départ de interesse van de jeugd in de hoofdstad voor het wielrennen kan aanwakkeren. Dat is nodig. “Het Boonen-effect is uitgewerkt. Dat geldt niet alleen voor Brussel, maar ook in Vlaanderen zijn er steeds minder jeugdrenners.”
Een Peyskens-effect dan misschien? De Brusselaar vond zijn weg naar het profpeloton, via zijn club in Kortenberg, de nationale ploeg en de opleidingsploeg van Lotto-Soudal. Tussendoor haalde hij een diploma Lichamelijke Opvoeding aan de VUB. Momenteel is hij actief voor Wallonie-Bruxelles, een ploeg op het tweede niveau.
Hij reed dit jaar Luik-Bastenaken-Luik, maar aan de Tour mag zijn ploeg niet meedoen. Wanneer zijn collega’s in Brussel beginnen aan de belangrijkste koers van het jaar, vertrekt Peyskens naar Oostenrijk voor de Ronde van Oostenrijk.
Brussels Grand Départ
Lees meer over: Brussel , Sport , Brussels Grand Départ , Le Grand Départ , wielrennen , Tour de France , Ronde van Frankrijk , dimitri peyskens
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.