De Brusselse bevolking werd tussen de 14de en 17de eeuw geplaagd door dysenterie, ook wel gekend als hevige diarree. Dat blijkt uit onderzoek van wetenschappers van de Universiteit van Cambridge en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) naar (post)middeleeuwse beerputten. Ze troffen er namelijk een reeks darmparasieten en twee amoeben die hevige diarree veroorzaken.
Dysenterie is vandaag de dag eerder een zeldzaamheid, maar archeologische resten van drie beerputten uit Brussel tonen dat dit van de 14de tot de 17de eeuw niet zo was. De onderzoekers vonden er eitjes terug van verschillende parasitaire wormen zoals spoelworm, zweepworm, lintworm, kleine en grote leverbot en haarworm. Daarnaast vonden ze ook sporen van twee soorten amoeben die beide dysenterie veroorzaken: Giardia duodenalis en Entamoeba histolytica.
Het voorkomen van die parasieten toont hoe het met de hygiëne en leefomstandigheden gesteld was in het (post)middeleeuwse Brussel. De Zenne fungeerde toen nog als riool en was een belangrijke bron van infectie, terwijl ook akkers werden besproeid en besmet met infecties uit beerputten.
"Oude beerputten zijn een schatkamer," vertelt Koen Deforce, archeoloog aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. "De resten van planten en dieren die werden opgegeten maar niet volledig verteerd zijn, zoals pitten en andere zaden, kleine botjes en visgraten, kunnen vaak nog worden geïdentificeerd. Ze leveren ons informatie over het dieet en voedingspatroon van vroegere bevolkingsgroepen. We vinden in die beerputten vaak ook resten van darmparasieten waarmee die vroegere bevolking geïnfecteerd was."
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.