Tom Peeters is journalist en geeft Nederlandse les aan nieuwe en anderstalige Brusselaars in het volwassenenonderwijs. Tweewekelijks schrijft hij over hoe in zijn klas de wereld samenkomt.
Een taalbad Nederlands voor een bloemenmeisje uit Albanië
Lees ook: Mijn Financietoren, mijn thuis
Veertien maanden woont Fiorida nu in Brussel. Het wil maar niet wennen dat Frans de lingua franca is. In winkels of op restaurant spreekt ze consequent Nederlands. De jonge Albanese vrouw met haar kastanjebruine haar en groene ogen lacht gul, zoals ze dat deed toen ze vorig jaar drie weken in mijn klas zat. “Zelfs als ze me niet begrijpen, blijf ik het doen,” zegt ze vastberaden, in bijna foutloos Nederlands.
Na acht maanden intensief taalbaden op campus Rouppe voelt Fiorida zich meer à l'aise in het Nederlands dan in het Engels. Na onze afspraak op een terrasje wordt ze bij de VDAB verwacht. Ze wil in een traject stappen voor een job in de taal die ze zo snel en zo vlot leerde spreken. Moeilijk? Nederlands? Ze wuift het weg: “We hadden snel een klik.”
“Onbewust heb ik haar op weg geholpen om de mooiste stad van het land te verlaten”
Journalist en leraar Nederlands voor anderstaligen
Met wie het ook klikte, was Emiliano. Haar Albanese man woont al sinds zijn zestiende in België. Haar broer stelde hen vorig jaar op een feestje in Brussel aan elkaar voor. Ze woonde toen nog bij haar ouders in Vlora, de tweede havenstad van Albanië, en dezelfde stad waarvan ze me na onze koffiedate beeldrijk zal app'en dat ze “over zee verbonden is met Italië”. Haar geurende voornaam komt uit het Italiaans – fiori betekent bloem. Als we denken aan Albanië en Italië, vallen al snel woorden als 'corruptie' en 'maffia'. Maar ik besluit de clichés te vermijden en zwijg ook zedig over de twee Albanese drugscriminelen in mijn klas in de gevangenis, met wie ik het tot mijn steeds groter wordende verbazing uitstekend kan vinden.
Dus, ja, de corruptie in haar land. Daarom wilde ze al lang geleden weg uit Albanië. Haar toerismediploma was niet genoeg voor een goede baan. In Albanië heb je connecties nodig om vooruit te komen, zegt ze, en als meisje uit een gewoon gezin had ze die niet. Zelfs met een goede job, zoals manager van een kledingwinkel, verdiende ze amper 300 euro per maand. Dus kwamen Emiliano en de vlinders op een goed moment aangewaaid.
Ze trouwden in het gemeentehuis van Koekelberg. Het was geen gearrangeerd huwelijk, benadrukt ze, en ik geloof haar. Ik zag het koppel eerder samen buiten de schoolmuren, in de koffiezaak in de voetgangerszone waar vroeger Au Suisse zat. De liefdevolle manier waarop ze met elkaar omgingen en hoe ze vanmiddag over haar man spreekt, zegt genoeg. Desondanks blijft ze zich in allerlei bochten wringen. Ze vertelt over hoe Emiliano na hun eerste ontmoeting vijf keer naar Albanië kwam om bij haar te vertoeven en haar ouders te ontmoeten. Ze wilden echt helemaal zeker zijn.
Een klik met een man en een taal betekent niet automatisch een klik met een stad. Ze houdt niet van Brussel, geeft ze toe. Te druk en te onoverzichtelijk. En dan die lingua franca. Ze heeft familie in Vlaanderen en zodra ze zich sterk genoeg voelt in het Nederlands, wil ze weg, met Emiliano, om dichter bij haar broer, ooms en tantes te wonen en te werken. Het lijkt de omgekeerde wereld, maar dat zeg ik niet. Als haar eerste leraar en mogelijk eerste anker buiten haar familiekring hoopte ik in stilte een stabiliserende invloed te zijn voor haar in Brussel. Onbewust heb ik haar op weg geholpen om de mooiste stad van het land te verlaten.
“Dank je wel,” zegt het bloemenmeisje uit Albanië. En ze betaalt onze koffies, eerst in het Nederlands en uiteindelijk toch maar in het Engels. De Franstalige serveerster heeft de grootste moeite om haar te begrijpen.
Lees meer over: Brussel , Column , BRUZZ Columnisten , Nederlands voor anderstaligen , CVO Lethas