Elke week verzint Michaël Bellon een nieuw onderschrift bij een oude persfoto. Deze week: het Congo-paviljoen op Expo 58.
Beeldspraak: biografie, een boompje opgezet
Wat een gemiste kans, dit krantenstuk, want achter deze foto zit een succesboek verscholen. Een turf waarmee zelfs een analfabeet prestigieuze non-fictieprijzen kan winnen. Om het te schrijven zouden Jan en Mia van het letterenfonds je omtermeeste projectsubsidies toestoppen. Want ook de cynische betweter voelt dat we tegenover dit op Expo 58 opgezette boompje een schuld af te lossen hebben.
Je hebt bomen van venten, en je hebt venten van bomen zoals deze. Het is een alien, een ruimteschip, één van die freaks of nature waarbij we ons even heel klein voelen. Tot we hem geveld hebben natuurlijk. Zoals alles wat zo groot is dat het boven gindse maaiveld uitsteekt. Grote mensen worden gekleineerd; groot wild en hoge bomen een trofee.
Zodra ze zijn omgelegd, draperen we ze voor de foto in de savanne, zetten we ze op in de huiskamer, of zagen we ze zoals hier met boomchirurgische precisie in stukken om hun inwendige intimiteit bloot te stellen. Wat ooit oerkracht was, wordt dan kwetsbare lompigheid waarmee de moord het loze excuus achteraf wordt verschaft.
Het zou best kunnen dat het koppel op de foto aanvankelijk nog uit ontzetting en ontzag naar de omheining moest grijpen, ondertussen is de onderkoelde mansplaining over de jaarringen waarschijnlijk al begonnen. Van dik hout zaagt men planken, en jongens is dit een dikke plak! Een vette schijf. Een tiendubbeltje op zijn kant. Dit is de maximalisatie van massief. Aan deze schors wil je je rug openkrabben, met deze supercent wil je sjoelbakken tegen de goden.
"Van dik hout zaagt men planken, en jongens is dit een dikke plak! Een vette schijf"
Biografie van een boom - een betere titel heb je niet eens nodig voor de bestseller. Deze foto komt op de cover, en het boek zelf vertelt dan over de zoektocht naar de identiteit van de gigant waarvan deze snipper oorspronkelijk deel uitmaakte. Waar stond de wolkenkrabber precies en hoe lang al? Leven er nog mensen die hem persoonlijk hebben gekend? Was het een eenling of stond hij te midden van zijn stamboom? Had hij misschien een naam? Een functie zelfs? Hoe groot is het oraal overgeleverde verhalencorpus dat onder zijn kruin is ontstaan? Hebben de stropers hem zorgvuldig uitgezocht en bloeddorstig omgehakt, of is hij op een dag stomweg omgevallen door een storm of een venijnige boomziekte?
De non-fictie krijgt literaire allure in het hoofdstuk dat de ervaring beschrijft van de getuige die de antieke reus met een kosmische klap ter aarde zag vallen. Daarna gaat het weer in detective-modus. Wie superviseerde achteraf de verdeling en de verspreiding?
Heeft de kolonist de buit als een vlot in de oceaan gegooid om er zo terug mee naar huis af te drijven? En welke ambtenaar van het ministerie van Koloniën of het comité voor de Wereldtentoonstelling vond het wel een goed idee om het explicatieve plaket er gewoon tegenaan te spijkeren? Tussendoor duiden experten als Peter Wohlleben het universum van verbindingen en processen dat op de overleden stronk zijn sporen heeft nagelaten.
In verbeelding gaan we met de vlakke hand over het grove oppervlak. De doorsnede leest als een kaart van Congo in het bijzonder, en moeder Aarde in het algemeen. Ze verzinnebeeldt alle bossen die vandaag in brand staan.
Vervolgens leggen we de vinger op de wonde, kerven in de kloof, tasten in de bast en in de barst die het gevolg was van zijn innerlijke krachten, of de oorzaak van zijn fatale zwakte. Het litteken heeft dan jammer genoeg niet de vorm van de Congorivier, zijn canyon laat zich toch lezen als de levenslijn op een handpalm, en onthult geen blijde boodschap.
In het ontroerende laatste hoofdstuk kondigen nuchtere boomknuffelaars dan ook de wettelijke bescherming van het hele plantenrijk aan, en ruilen we de enorme houten jeton in voor algehele consensus over doorgedreven dekolonisering, en de repatriëring van alle geroofde museumstukken.
Tot slot gaat een korte epiloog over het lot van het wrakhout na de Expo. Een deel is meteen opgestookt, een klein staal bevindt zich in Tervuren, en een vage verzamelaar beweert dat het schoolbankje in zijn Ukkels interieur uit het illustere hout is vervaardigd. Het laatste stuk van de stokoude stamvader kon echter nog worden verwerkt tot het papier voor een beperkt aantal peperdure bibliofiele exemplaren van mijn boombiografie.
Column: Beeldspraak
Lees meer over: Brussel , Column , Column: Beeldspraak , Expo 58 , Michaël Bellon , Congo , jaarringen
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.