Het is kwart over twee. Ik zwier mijn schoudertas in de hoek en hang mijn jas ernaast te drogen over het hobbelpaard. Over welgeteld een uur en tien minuten gaat de schoolbel. Een prangend dilemma sluipt mijn hersenpan binnen. Wat doe ik met die zeventig kostbare minuten?
Ik overloop met u de mogelijkheden.
Estafette: lopen vs. gaan lopen
a) Als een volleerd ontmijner doe ik de toer van het huis op jacht naar rondzwervend ondergoed en gevaarlijk rondslingerende Duplo-blokken, terwijl ik Jeroen Meus internetgewijs om wat inspiratie vraag voor de avonddis.
b) Stilte voor de kleuterstorm. Ik plof in mijn zetel, steek sans gêne mijn hand in mijn broek en check wat nieuw is op Netflix.
c) Ik zet het met een vers gewassen - want nog half natte - outfit op een lopen op het gevaar af straks dampend en druipend voor juf Gerlinde te staan (al zou geile Gerrie - zoals we haar noemen - dat misschien graag hebben).
U bent een snuggere lezer. U heeft al lang in het snotje dat u op de sportpagina’s van deze stadskrant bent beland en dat opties a en b hoewel perfect mogelijk of wenselijk, effenaf ongepast zouden zijn in dit katern. Zonde van de inkt. Optie c dus.
Buiten is het regenachtig doch zacht. Een kort broekje moet volstaan. Ik zie de jongste weken meer en meer lopers in lange tights. Wat gaan die jongens doen als het straks vriest? Een extra sok rond hun scrotum moffelen uit vrees voor bevroren bijballen? Ik trek drie laagjes over mijn lijf. Een dun mutsje op mijn grijzende manen maakt het af. Maar welk mutsje? Datgene waar in het groot het logo van motortype Goldwing op staat? Het heeft geen ene moer met sport te maken, maar het geel past bij de rest van mijn outfit. Het rode van Runner’s World is meer sporty, maar dan dreigt de kleurenkakofonie. Ach wat, ik kies rood. Nog even mijn steunzolen in mijn loopschoenen wringen - gelukkig gebruik ik maar één paar - en voesj.
Lopen, de simpelste aller sporten, zeggen ze dan. En dat klopt. Gáán lopen is de rattenval, de queeste vol beproevingen en twijfel. Waar ga ik lopen? En vertrek ik al lopend van aan mijn deur, of neem ik eerst even de fiets naar een leuk, groen plekje in de stad? En wordt het een duurtraining in een gelijkmatig tempo? Of steek ik er wat intervalletjes in?
Als ik professioneel twijfelaar kon worden, ik zou - oh ironie - geen seconde twijfelen. Optie b van daarnet klinkt opeens des te aantrekkelijker. Ik check even of mijn hand comfortabel in mijn loopbroek past. Neen, die zit al te vol. De liftdeur schuift open. Ik monster mijn evenbeeld in de spiegel. Mijn muts kan wat rechter en de borstband van mijn hartslagmeter schuif ik wat hoger. Tot drie keer toe check ik of mijn horloge het gps-signaal heeft gevonden. “Wat denkt je nu zelf, droplul. Je staat in een lift!” Mijn spiegelbeeld is veel wijzer dan mijn echte ik.
Ik verlies mezelf in nutteloze details. Ik maan mezelf aan om snel enkele knopen door te hakken. Het wordt een intervaltraining, met versnellingen op een vertrouwd stukje Groene Wandeling achter het Woluwepark in Oudergem. Weliswaar te vertrekken van aan mijn voordeur.
De lift stopt. Ik stap eruit. Heeft mijn horloge al de nodige satellieten gevonden? Ondertussen wel. Dezelfde blik op mijn horloge leert dat mijn hartslag 130 slagen per minuut bedraagt, zonder ook maar één stap te zetten. Is dat trouwens al een druppel zweet op mijn voorhoofd? Soms is het zeer vermoeiend om mij te zijn. Een sport op zich. Gelukkig beslist het leven vaak voor mij. Ik kan beter voortmaken, want straks gaat de schoolbel.
Bram Van de Velde is radiopresentator bij BRUZZ en actief vrijetijdssporter
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.