Voor onze wekelijkse portie Smalltalk kruipen we samen met Ambroos De Schepper, bezieler van en saxofonist bij Bandler Ching, op schoot bij Moeder Lambic in Sint-Gillis. We pellen we er de laagjes van zijn debuut Coaxial, een muzikaal wonderland waarin techno, kamermuziek, minimal jazz, krautrock en hiphopbeats elkaar een tong draaien.
“Ik woon hier gewoon naast,” zegt Ambroos De Schepper van het kwartet Bandler Ching - de Homo Postironicus spot meteen een verwijzing naar Chandler Bing van de televisieserie Friends. Moeder Lambic moet zijn Central Perk zijn, bedenk ik wanneer De Schepper aan de serveerster vraagt om hem te verrassen met een van hun in krijt op een bord gekalkte bieren. “Het aanbod is gigantisch, de kaart verandert voortdurend.”
Het is geen café waar hij dagelijks komt, eerder een eindstation om even tot rust te komen na een drukke dag. “Dit is geen plek om stevig door te zakken zoals in de Archipel of Le Coq in het centrum, maar eerder om rustig te genieten van een speciaal biertje met vrienden. In de zomer schuiven we ons tafeltje gewoon bij op het terras.”
Ik identificeer mij eigenlijk amper nog als jazzmuzikant. De jazzscene zal dat ook beamen, ik heb niet het gevoel dat ik daar deel van uitmaak
Na de eerste lange lockdown dronk hij er opnieuw zijn eerste pint in gezelschap. “Ik herinner me dat ongelofelijke gevoel van vrijheid, het was speciaal om dat te delen met mijn zus, mijn vriendin en een goeie vriend. Straf hoe snel we vergeten hoe kut die situatie was. Alsof we nood hebben om die herinnering uit te vagen.”
De Schepper groeide op in Nieuwpoort, studeerde jazzsax in Gent en daarna in Brussel. “Gent was lang een sterke bubbel. Het eerste jaar dat ik in Brussel woonde, zat ik nog voortdurend ginds, ook omdat ik er in verschillende bands zit. Ik heb wat moeten doorzetten om hier te blijven, maar nu voel ik mij hier op mijn gemak. Hier kan ik wat anoniemer zijn. In Gent had ik het gevoel dat er te veel pottenkijkers waren bij hoe ik mij wilde profileren.” (Lacht)
Ik las dat je als jonge gast al internationale tournees deed.
Ambroos De Schepper: Ik ben opgegroeid met folkmuziek. Mijn familie langs mijn pa’s kant zat heel hard in die scene toen ook groepen als Laïs opgang maakten. Ik herinner me dat ik als zevenjarige naar Dranouter ging om mijn vader te zien optreden. Voor een voorstelling van een kindertheatergezelschap mocht ik eens djembé spelen. Er zat een moment in dat iedereen een solo mocht doen. Dat loskomen van de groove en er weer induiken vond ik geweldig, het was de vonk die mij de muziek in stuurde. Onder meer door een verzamelalbum van John Coltrane ben ik overgeschakeld naar de saxofoon. Met mijn broer Florian, die gitaar speelt, had ik een groepje, op mijn twaalfde deden we mee aan De Kunstbende. Nadat we Music Live gewonnen hadden, mochten we optreden in Tanzania. Door de folk leerde ik vrij musiceren. Ik volgde klassiek aan de muziekschool, maar daar kreeg ik het verwijt dat ik te veel improviseerde en te weinig mijn lessen oefende. Daarna ben ik jazz gaan studeren.
Vandaag zit je in tig verschillende bands, zoals Kosmo Sound, Azmari en Boogie Belgique. Waar past Bandler Ching in dat rijtje?
De Schepper: Bandler Ching is mijn baby, al de rest zijn zijprojecten. We hebben alleen nog niet zo veel getoond. Omdat we nu bij een label zitten, moeten we rekening houden met timings. Ook corona heeft een dikke rem gezet op onze output.
Hoe komt het dat jazzmuzikanten vaak in zoveel projecten tegelijk zitten?
De Schepper: Ik heb dat mezelf ook al afgevraagd. Veel van die projecten bestaan al een tijdje. Ze zijn gegroeid vanuit een nieuwsgierigheid om samen te spelen met anderen en het gevoel dat ik vooral op die manier bijleerde. Ik ben niet iemand die in een kotje kruipt om zijn toonladders te oefenen. Nog altijd als ik een nieuw effectpedaaltje koop, neem ik die mee naar een optreden en doe ik er iets mee. Maar ik geef toe dat het een beetje te veel wordt, het begint wat vermoeiend te worden. (Lacht) Je wilt je ook verdiepen in één project.
De Belgische jazzscene is de voorbije jaren helemaal ontbolsterd. Vanwaar komt die opstoot van creativiteit?
De Schepper: Ik identificeer mij eigenlijk amper nog als jazzmuzikant. De jazzscene zal dat ook beamen, ik heb niet het gevoel dat ik daar deel van uitmaak. Maar gewoon omdat ik sax speel in een instrumentale band, word ik in die hoek geparkeerd. Wat er in België gebeurt, is deels een reactie van een jonge generatie op het academische dat ons werd voorgeschoteld. Veel van de muzikanten uit de scene komen uit de conservatoria. Ik heb daar heel veel aan gehad, maar ik heb er ook vele kleine complexen opgebouwd. Niet iedereen haalt uit zo’n opleiding wat hij of zij er zouden moeten uithalen. Dat is de paradox van muziekeducatie die altijd zal zorgen voor frictie tussen muziek als ‘product’ en muziek als ‘kunst’.
Mijn medemuzikanten en ik zijn niet antijazz, maar wij omarmen dat niet als een genre dat wij moeten spelen om een identiteit te hebben. Dat zie je ook bij mensen als Lander Gyselinck en Nathan Daems, het is niet omdat ze jazz gestudeerd hebben, dat ze het ook moeten spelen. Zij zijn wegbereiders geweest, maar we mogen niet vergeten dat we in België al lang een open vizier hebben. Kijk naar Aka Moon, of daarvoor Marc Moulin. Belgische muzikanten hebben altijd een unieke eigenzinnigheid gehad.
Je hebt muziek die moeilijk te definiëren is, en dan heb je Bandler Ching. Jullie sound zijn eclectisch, songs veranderen onderweg ook vaak van gedaante.
De Schepper: Veel nummers hebben twee gezichten, ja. Dat heeft ook met hun lange ontstaansgeschiedenis te maken. Ik vind dit wel een aangename rijkdom om mee te beginnen. We zijn heel blij met de plaat, maar we begrijpen dat je bijna elke track in een andere playlist kan pitchen op Spotify. Wat ik stiekem had gehoopt. (Lacht) In de toekomst zullen we misschien meer distilleren om het niet te moeilijk te maken voor programmatoren en voor onszelf om op te treden. Nu, als we op het podium staan en je ziet wie wat doet, zit er al een stuk meer eenheid in. Het is grappig dat mensen zo hard vasthangen aan genres. Ook labels. Waarom kan een band niet alle genres tegelijk spelen? Dan ga je gewoon voor de experience. Wat alle nummers met elkaar verbindt, zijn de groove en de verbeelding.
De titel van jullie album, Coaxial, maakt het er niet echt helderder op.
De Schepper: Dat woord verwijst naar verschillende dingen die rond één punt draaien. Dat vond ik wel steekhouden. In die zin dat wij met z’n vieren naar het repetitiekot komen en van alles samen gooien. Ik kan wel de aanzet geven, maar dan giet Alan (Van Rompuy, alias Azertyklavierwerke, red.) daar zijn Aphex Twin-fascinatie over of belijdt Olivier (Penu, red.) zijn liefde voor prog, en wordt het iets totaal anders. Ik zit hier nu wel omdat Bandler Ching mijn baby is, maar de kunst is ook om die andere drie mee te krijgen in jouw wereld en zij je te laten voeden met hun ideeën.
Eigenlijk past jullie weerwil om alles te definiëren perfect in de tijdgeest.
De Schepper: Ironisch genoeg zijn we heel hard op zoek naar die identiteit, want je voelt die druk om je plek in te nemen in een scene. Ach, er zullen nog wel dingen komen die onze identiteit scherper zullen stellen, maar Bandler Ching is gewoon een reflectie van een generatie muzikanten die haar ding doet.
Coaxial verschijnt op 27/1 (Sdban), Bandler Ching is live te zien op 3/3 in Volta
Lees meer over: Muziek , smalltalk , ambroos de schepper , Bandler Ching