In het zesde jaar van de middelbare school maakten wij geen Romereis maar een Praagreis. Het initiatief daarvoor kwam niet van een leraar talen maar van een fysicaleraar die de reis op een chaotische maar enthousiaste manier organiseerde. Waarom de leraar precies naar Praag wilde, weet ik niet. Iets uitleggen was ook niet zijn sterkste kant.
Artists in residence: Franz Kafka in Praag
Ik ben er echter nooit rouwig om geweest dat we het Forum Romanum links hebben liggen ten voordele van het Wenceslausplein. Het verhaal van de zelfverbranding van Jan Palach maakte ook minstens zoveel indruk als dat van de slachtoffers in het Colosseum. De reis was tenslotte zowat de laatste kans om eens te piepen achter het ijzeren gordijn. Eigenlijk waren we daarvoor iets te laat, want de Muur was al gevallen en Vaclav Havel was al twee jaar president. Maar het land heette nog Tsjechoslovakije en Praag was nog niet zoveel veranderd. Dat was niet onbelangrijk, want als er nu één stad gebaat was bij het zwart-witbeeld dat er van in de tijd van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie tot aan de val van het communisme van werd opgehangen, dan was het Praag.
Steden horen er vandaag gerestaureerd en opgepoetst, zonnig en kindvriendelijk uit te zien. Zo wil het de wet van de citymarketeers. Praag zou een uitzondering moeten zijn op die regel. Net zoals Venetië in de winter heeft de stad baat bij een gordijn van mist en mysterie. Bij natte kasseistraten die oplichten in het donker. Bij woonblokken waarvan de verf van de gevel bladdert. De standbeelden op de Karelbrug over de Moldau, waaronder dat van de Boheemse martelaar Sint-Jan Nepomucenus – waar in Brussel ook een straat naar vernoemd is – horen de voorbijgangers te intimideren. Na drie bezoeken in de jaren 1990 ben ik niet meer in Praag geweest, maar ik vrees dat de zaken er nu anders liggen. Nu zijn het de toeristenstromen die de beelden op de brug intimideren. En de K uit het werk van Kafka is wellicht vervangen door de K van het uniformiserende kapitalisme.
Onze begeleider in 1992 was dus geen literatuurleraar, en ik kan me niet meer herinneren of ik toen al iets van Kafka had gelezen. Maar de film Kafka die Steven Soderbergh in 1991 had gemaakt had me wel al in zijn wereld geïntroduceerd. Die film zwelgt in de Kafka-clichés, maar wat mij betreft is dat geen minpunt. Dat neemt niet weg dat je beter het werk van Kafka zelf leest als je al dan niet in levenden lijve Praag wil bezoeken. Mijn voorkeur gaat wat dat betreft uit naar Het Slot. Vele kortverhalen van Kafka zijn sterk, de krachtige uitgangspunten van Het Proces en de Gedaanteverwisseling overstijgen de literatuur, maar naar mijn smaak hebben die verhalen nog iets te veel plot. Het Slot is nog iets radicaler, iets abstracter, iets frustrerender. De totaal ongerijmde verhouding tussen de opeenstapeling van onbeantwoorde vragen enerzijds, en de onverdroten stelligheid waarmee de lange volzinnen elkaar blijven opvolgen anderzijds, is bijna onverdraaglijk.
En boven die monumentale volzinnen torent, nog monumentaler, dat onneembare slot uit. In het boek is het Slot ‘omgeven door mist en duisternis’, het Praagse slot dat Kafka tot inspiratie diende, is dat minder. Het slot is in werkelijkheid een verzameling van gebouwtjes, straatjes, een park, en de dominante Sint-Vituskathedraal. Een bezoek aan de site op de heuvel is zeker de moeite, maar doet onvermijdelijk afbreuk aan de waanvoorstelling die je je er als lezer van gemaakt hebt. Kafka-fans die daar tegen kunnen vinden in Praag trouwens nog andere bestemmingen die met de schrijver te maken hebben: het geboortehuis dat een museum is geworden, en de pleinen, cafés en restaurants die hij frequenteerde. Want tot de tuberculose zijn lot bezegelde, genoot Kafka volop van zijn stad die natuurlijk nooit zwartwit is geweest.
Artists in residence
Lees meer over: Cultuurnieuws , Artists in residence
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.