Als je het over Manchester en de kunsten hebt, dan heb je het over de Manchester muziekscène, die sinds de jaren 1960 tientallen ook buiten Engeland geapprecieerde groepen heeft voortgebracht, zoals The Bee Gees, The Smiths, Joy Division, Happy Mondays, Oasis, Lamb, The Chemical Brothers en blijkbaar ook Take That. Maar de zware industrie waarop de Noord-Engelse steden draaiden, was ook veel directer het artistieke onderwerp in het werk van schilder L.S. Lowry.
Artists in residence: L.S. Lowry in Manchester
In de muziek die sommige van de genoemde groepen maakten, vallen wel wat lijnen te ontwaren: de assemblagelijnen van de industrie die Manchester tot de hoofdstad van het noorden van Engeland heeft gemaakt. Het is inderdaad geen toeval dat de niet bepaald opgewekte postpunk van de jaren 1980, en de niet bepaald door intellectuele concepten omlijste Madchester-scene in de jaren 1990, temidden van de working class tot bloei kwamen. En dat een platenlabel met de naam ‘Factory’ en een nachtclub met de naam ‘Hacienda’ daar grote bijdragen toe leverden.
Maar we zouden het dus over Lowry hebben. Hij werd in 1887 geboren in het voorstadje Stretford, waar ook de wiegjes van Ian Curtis en Morrissey, en van het Old Trafford stadion van Manchester United staan. Hoewel niet iedereen het daarmee eens is, zou je Lowry een outsider kunstenaar kunnen noemen. Hij was dan wel een moderne schilder die de traditie van het landschapschilderen verderzette op het moment dat dat landschap bezet werd door staal en stenen, en hij heeft op die manier dan wel als een van de enigen die definiërende eigenheid van Noord-Engeland vastgelegd (en zo hoge prijzen gekregen voor zijn werk), zijn schilderijen zijn toch uitgesproken naïef. De twintig jaar avondschool die hij volgde terwijl hij overdag een baantje had als klerk, heeft nooit tot enige virtuositeit of een significante ontwikkeling van zijn stijl geleid. Hij bleef zichzelf trouwens autodidact noemen, en leidde ook na zijn acceptatie en succes een vrij teruggetrokken leven in een bescheiden huisje waar niet al te veel mensen over de vloer kwamen. Hij tekende en schilderde obsessief op alles wat los en vast zat, en hoewel hij ook wel eens een rivier of strandscènes schilderde, bleef het stadsgezicht en het industriële landschap hem onverminderd boeien.
Vlaggenschip
Wat volgens mij bijdroeg tot Lowry’s succes is het feit dat hij de mens nooit uit het oog verloor. Die mens is op zijn schilderijen klein en anoniem afgebeeld, en loopt verloren in de massa die zich van en naar de grijze en buitenmaatse loodsen en fabrieken spoedt. Bij de Mancunians staat Lowry overigens bekend als de schilder van ‘matchstick men’. Maar de smalle figuurtjes met de stekkebeentjes zijn er dus altijd wel. En hoewel ze grote panorama’s bevolken, vallen ze toch op, omdat ze regelmatig een rood jasje of een blauwe rok aangemeten krijgen. En ze ontmoeten elkaar en ze hebben contact – weliswaar al eens bij een burenruzie, of een arrestatie, maar ook tijdens een kermis, of bij een voetbalwedstrijd. In die zin doen Lowry’s schilderijen onvermijdelijk denken aan het werk van Bruegel, waarop niet de industrie maar wel God en gebod het doen en laten van de mens stuurde, maar waaruit ook een groot humanisme sprak.
Lowry stierf in 1976. Vorig jaar kreeg hij nog een retrospectieve in Tate Modern, maar zijn werk is ook permanent te zien in de Manchester Art Gallery, de Whitworth Art Gallery én in het opvallende kunstencentrum ‘The Lowry’ dat naar hem is genoemd en dat in 2000 werd geopend als vlaggenschip van de reconversie van de Manchester-dokken. Zo won Lowry’s kunst het uiteindelijk zelfs van de industrie hij afbeeldde.
Artists in residence
Lees meer over: Cultuurnieuws , Artists in residence
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.