Belgische onderhandelaars moesten naar de klimaatconferentie in Glasgow zonder intergewestelijk akkoord over de lastenverdeling, terwijl de tijd dringt. Brussel is het in tegenstelling tot Vlaanderen eens met het EU-streven om in 2030 ruim de helft minder uit te stoten dan in 1990, maar zoekt hoe dat kan. “De klimaatdoelen van het Gewest zijn technisch haalbaar, maar botsen waarschijnlijk op de realiteit op het terrein.”
Volgend jaar rond 15 juni vindt in het Brussels parlement de eerste jaarlijkse 'Klimaatdag' plaats, waar het jaarverslag van een comité van onafhankelijke klimaatdeskundigen en de reactie van de regering besproken worden. De vacature voor de experts verschijnt later deze maand nog in het Belgisch Staatsblad, laat het kabinet van Brussels minister van Klimaat Alain Maron (Ecolo) weten. Tegen maart 2022 zou het comité aan de slag gaan.
Er wacht de komende jaren een race tegen de klok om de opwarming van de aarde tegen te gaan, zo bleek de afgelopen week nog maar eens op de klimaattop COP26 in Glasgow. België ging ernaartoe zonder een nieuw akkoord tussen de deelstaten over de doelen voor 2030. In 2020 haalde ons land al niet de afgesproken 15 procent minder uitstoot in vergelijking met 1990.
Na jarenlang gebakkelei kwamen de vier Belgische klimaatministers in de aanloop van de klimaatconferentie van Parijs zes jaar geleden overeen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 15 procent te verminderen, en later met 35 procent tegen 2030. Bij haar aantreden heeft de huidige Brusselse regering die inzet meteen verhoogd naar 'minstens 40 procent', en bracht ze zo in lijn met de EU. Ze beloofde ook dat ze zoveel mogelijk zou bijdragen aan een verhoging van de EU-doelstellingen.
Op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten bleek de afgelopen jaren immers dat we zelfs met 40 procent minder uitstoot de opwarming van de aarde niet langer onder die cruciale anderhalve graad kunnen houden. De gevolgen zouden dramatisch kunnen worden (zie Brusselse klimaatprojecties in kaderstuk onderaan). Daarom beslisten de Europese leiders eind vorig jaar dat tegen 2030 minstens 55 procent minder moet worden uitgestoten, en dat Europa tegen 2050 klimaatneutraal moet zijn.
Vlaanderen houdt de boot af
Terwijl de Europese lidstaten en instellingen nog discussiëren over de verdeelsleutel – voor België ligt -47 procent tegen 2030 op tafel – moeten de interne Belgische onderhandelingen ook opnieuw van start gaan. Dit keer is er geen zes jaar tijd meer om tot een akkoord te komen.
Vlaanderen gaat zijn uitstoot met 40 procent verminderen, maakte de Vlaamse regering vorige vrijdag bekend. Sinds 2005 daalde de Vlaamse uitstoot maar met amper 5 in plaats van de afgesproken 15,7 procent, er is dus nog een bijzonder lange weg te gaan. Vlaams minister van Klimaat Zuhal Demir (N-VA) liet zich al geregeld ontvallen dat als haar (groene) collega's zo enthousiast zijn over een grotere uitstootdaling, dat ze dan ook de inspanning voor hun rekening mogen nemen. Door af te klokken op 40 procent tegen 2030, verplicht Vlaanderen de federale staat, Brussel en vooral Wallonië meer te doen.
Brussel, door zijn grootte en de afwezigheid van zware industrie direct verantwoordelijk voor maar 5 à 6 procent van de totale uitstoot in België, was dat sowieso al van plan. In de Brusselse klimaatordonnantie staat dat het Gewest 'indirecte uitstoot' in de andere gewesten “uit interregionale solidariteit” in rekening wil nemen, bijvoorbeeld vanwege elektriciteitsproductie in de rest van het land. Milieuagentschap Leefmilieu Brussel ontwikkelt tegen begin 2023 een methodologie om die indirecte uitstoot te kunnen berekenen.
De directe uitstoot in Brussel komt vooral vrij bij het verwarmen van gebouwen (meer dan de helft) en het verkeer (meer dan een kwart). Tussen 2005 en 2019 heeft Brussel zijn directe uitstoot van broeikasgassen al met 22 procent verminderd, een stuk meer dan was afgesproken, vooral wat de gebouwen betreft. Voormalig minister van Leefmilieu en Energie Evelyne Huytebroeck (Ecolo) sloot tien jaar geleden een akkoord met de bouwsector om vanaf 2015 alle nieuwbouw verplicht 'passief' te maken. Brussel was daarmee de eerste regio wereldwijd die (bijna-)energieneutraal bouwen verplichtte.
Maar er is nog heel veel werk aan de winkel, als de uitstoot in negen jaar evenveel of meer moet dalen als in de afgelopen vijftien jaar, om zo aan de EU-doelstellingen voldoen. “Brussel bereidt momenteel een ambitieuzer engagement voor in het kader van de discussies over de burden sharing 2030 (de evenredige lastenverdeling, red.),” laat het kabinet-Maron weten.
Maron nam daarvoor afgelopen zomer de adviesbureaus Climact en Ecores en een aantal universitaire experts in de arm. De oefening moet in 2023 leiden tot een nieuw Lucht-, Klimaat- en Energieplan. De Brusselse regering wil ook een maatschappelijk debat over de visie om van Brussel tegen 2050 een 'koolstofarme' stad te maken.
De ambities en de doelstellingen van de Brusselse klimaatpolitiek zijn duidelijk, zegt Michel Huart, professor in hernieuwbare energie aan de ULB. “De politieke actie is goed gestructureerd en werkt op verschillende terreinen tegelijk, zowel qua verkeer als qua renovatie van het vastgoed. Maar de moeilijkheid nu is om die doelstellingen ook in realiteit om te zetten. En dat hangt ook af van een aantal voorwaarden die Brussel als Gewest niet zelf in de hand heeft."
"Brussel wordt ondanks zijn lage-emissiezone en zone 30 nog altijd overspoeld door wagens uit de andere gewesten. Het fiscale regime van de bedrijfswagens, dat daar in belangrijke mate toe bijdraagt, is een federale bevoegdheid. Een kilometerheffing alleen in Brussel heeft niet veel zin, al hebben de Brusselse plannen daarrond wel een nationaal debat gestart. Tegelijk investeert het Gewest veel in zijn openbaar vervoer en fietspaden.”
“Met mobiliteitsplan Good Move heeft Brussel op het vlak van verkeer al een hoog ambitieniveau,” zegt ook Quentin Jossen, de projectleider bij Climact voor de verhoging van de Brusselse klimaatambities.
“Wij pleiten ook voor rekeningrijden, maar daar moet best minstens de Rand rond Brussel betrokken bij worden. Daarnaast moet de stedelijke landbouw ondersteund en uitgebreid worden, en is ook de verbrandingsoven een bron van CO2-uitstoot. We moeten ons haasten en alles aanpakken. Brussel moet minder afval produceren, door hergebruik, recyclage en meer verkoop in bulk. Verder moet de industrie zijn koel- en vriesinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen vervangen. Maar de voornaamste bron van broeikasgassen in Brussel is het gebouwenpark, en daar hebben we dus de meeste aanbevelingen rond geformuleerd.”
350 miljoen voor renovatiestrategie
De Brusselse regering besloot eerder al om een belangrijk deel van de middelen die het Gewest kreeg uit het Europese relanceplan te gebruiken om 'Renolution' te financieren – de renovatiestrategie voor het verouderde en vaak slecht geïsoleerde Brusselse vastgoed, waarvoor de regering in maar liefst 350 miljoen euro voorziet.
Renolution' streeft naar een gemiddeld energieprestatieniveau van 100 kilowattuur per vierkante meter per jaar voor Brusselse woningen tegen 2050 (ofwel een EPB-niveau C+). Dat komt neer op een verbruik dat drie of vier keer lager ligt dan in de huidige situatie.
Technisch is dat zeker haalbaar. Het onlangs afgewerkte hoofdkwartier van BNP Paribas Fortis aan de Warandeberg bijvoorbeeld gebruikt zeven keer minder energie dan voorheen, dankzij een koel- en verwarminstallatie op basis van een ondergronds watervat dat thermisch reageert op de ondergrond. Voor niet-residentiële gebouwen wil het Gewest al tegen 2040 naar energieneutraliteit gaan.
Renovatie per wijk
Het Brussels Gewest plant tegen 2030 ook renovatieverplichtingen, met sociale correcties. Adviesbureau Climact heeft onder andere een informatieplicht bij de verkoop van woningen aanbevolen, zodanig dat nieuwe eigenaars al meteen weten welke verplichte renovaties in het verschiet liggen en ze bijvoorbeeld meteen een hogere lening kunnen overeenkomen. “Als renovatie niet verplicht wordt, zullen we de doelstellingen nooit halen,” zegt Quentin Jossen. “Daarvoor zou per wijk een renovatiecoach moeten worden aangesteld, die nieuwe eigenaars van A tot Z begeleidt. Premies moeten ook makkelijker toegankelijk worden, en kunnen bijvoorbeeld dalen door de tijd.”
“De moeilijkheid is om de doelstellingen in realiteit om te zetten. En dat hangt ook af van een aantal voorwaarden die Brussel als Gewest niet zelf in de hand heeft”
Climact stelt ook renovaties per wijk voor, zoals dat bijvoorbeeld in Amsterdam al gebeurt. “Je zou duizend woningen kunnen onderverdelen in tien woningtypes, en in standaardoplossingen per type voorzien. Zo'n renovatiebeleid drukt de kosten door de schaalvoordelen, en leidt ook tot homogeniteit in de buurt.”
“Bij renovaties zijn stedenbouwkundige regels nu een belangrijk obstakel,” zegt Huart. “Het is heel moeilijk om een vergunning te krijgen om een gebouw langs de buitenzijde te isoleren bijvoorbeeld. De gemeentelijke erfgoedcellen willen de stijl van de gevels beschermen.”
“Een andere moeilijkheid is dat 40 procent van de Brusselse gebouwen in mede-eigendom zijn. Energiegemeenschappen, waarmee mede-eigenaars de vruchten van een gezamenlijke inspanning makkelijk kunnen delen, staan in de steigers. Maar als het niet administratief eenvoudig zal zijn, zullen mensen er geen gebruik van maken. En een eigenaar die een opbrengstpand renoveert, zal daarna waarschijnlijk meer huur vragen om zijn kosten deels te recupereren, en dat heeft dan weer sociale implicaties.”
De klimaatdoelen van het Gewest zijn technisch haalbaar, concludeert Huart, maar botsen om bovenstaande redenen vermoedelijk op de realiteit op het terrein. “Daardoor zal de realisatie van de doelstellingen waarschijnlijk vertraging oplopen.”
Momenteel worden alle aanbevelingen van Climact bekeken door een heel aantal Brusselse administraties, die daarna maatregelen mogen voorstellen voor de aankomende update van het klimaat-energieplan. “Dat politieke traject vraagt tijd, maar is noodzakelijk zodat het niet bij plannen blijft”, zegt Quentin Jossen van Climact. “In Wallonië werkten we ook al zo'n herberekening uit, maar die werd maar gedragen door één minister. En daardoor heeft dat plan niet gewerkt. Een klimaatplan kost geld, maar niets doen aan klimaatverandering zou België 2 à 3 procent van het bruto binnenlands product kosten.”
Meer en intensere hittegolven tegen 2100
Het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) publiceerde vorig jaar een klimaatrapport met daarin ook specifieke aandacht voor Brussel. Tussen het midden van de 19e eeuw en de laatste drie decennia is de gemiddelde temperatuur in Ukkel met 2,1 °C gestegen, en steeg de totale jaarlijkse neerslag met negen procent. Het aantal hittegolven neemt toe sinds 1981, maar vooral sinds 2015: sindsdien komt er elk jaar minstens één voor.
Als de uitstoot van broeikasgassen niet voldoende wordt ingeperkt, schrijven de onderzoekers, zal het centrum van Brussel in 2100 drie keer zo vaak door hittegolven getroffen worden dan nu het geval is. Die zullen twee keer zo intens zijn en de helft langer duren dan nu.
Tijdens de hittegolf in augustus 2020 bleek de temperatuur in Brussel-Stad 's nachts 10 graden hoger te liggen dan in Asse. Dat is te wijten aan het stedelijke 'hitte-eilandeffect': steen en beton stralen de hitte die ze overdag opnemen 's nachts uit. Ook in andere onderzochte Belgische steden speelde dat effect, maar het temperatuurverschil tussen stad en platteland was het grootste in Brussel. “Dat hoeft niet te verbazen: Brussel is de grootste stad, ze is erg verhard, kent heel wat hoogbouw en ze heeft geen doorstromende rivier of ander groot wateroppervlak,” legde projectcoördinator Steven Caluwaerts (U Gent) toen aan BRUZZ uit.
Brusselaars kunnen wel maatregelen nemen tegen de impact van de klimaatverandering. Zo raadt het KMI aan om daken in het wit te schilderen en andere materialen te gebruiken, zodat meer van de zonnestraling gereflecteerd wordt. Een recente KMI-studie heeft aangetoond dat hierdoor het hitte-eilandeffect met 0,45 °C verlaagd zou kunnen worden. Bovendien zou het hierdoor mogelijk zijn om tot 2050 de helft van de hittegolven te vermijden. Daarna vermindert het effect, omdat de temperatuurstijging dan te groot wordt.
Een andere maatregel is om de stad groener te maken door extra bomen aan te planten en parken aan te leggen, schrijven de KMI-onderzoekers. Extra groen in Brussel zou een derde van de hittegolven kunnen vermijden.
Brussel produceert nog te weinig hernieuwbare energie
Onderdeel van het nationale klimaatakkoord is ook de ambitie om een deel van de energie te halen uit hernieuwbare bronnen. Uit een recente raming van de Nationale Klimaatcommissie blijkt dat Brussel zijn doelen op dat vlak nog niet haalt. Van de 849 GWh (gigawattuur) die het gewest zelf in 2020 had moeten produceren, zou 150 GWh aangekocht zijn.
“Het aantal installaties van zonnepanelen is de laatste vijf jaar sterk gestegen,” zegt professor Michel Huart (ULB). “Dat is ook de enige echte optie voor Brussel als stadsgewest. Er is gewoon geen ruimte meer voor windturbines, daarvoor is de bebouwing veel te dicht, tenzij je er in het Zoniënwoud zou willen zetten. En al helemaal niet kleine turbines op hoge torens, dat heeft nergens ter wereld gewerkt.”
Klimaatadviesbureau Climact pleit per wijk voor een energieplan. “Je kunt per zone de mogelijke energiebronnen onderzoeken: aardwarmte, rioleringen die verkoelen in de zomer en verwarmen in de winter, het kanaal, warmtepompen, of biomassa eventueel ... We moeten al het potentieel exploiteren.”
Lees meer over: Brussel , Milieu , klimaatconferentie , broeikasgassen , klimaatdoelen Brussels Gewest , renovatie oude gebouwen , Zakia Khattabi , Alain Maron , Zuhal Demir , Philippe Henry , klimaatminister
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.