Als je als vreemde een stad wil leren kennen, sla dan een praatje met een plaatselijke taxichauffeur. Zo luidt althans het cliché. De vraag is of dat ook van toepassing is als de Iraanse regisseur Jafar Panahi achter het stuur zit.
Artists in residence: Jafar Panahi in Teheran
Taxi Teheran is momenteel nog in de zalen te zien. Toen hij op het filmfestival van Berlijn de Gouden Beer, kreeg, werd de prijs niet afgehaald door de regisseur maar door diens nichtje. Jafar Panahi (1960) mag namelijk zijn land niet verlaten, nadat hij in 2010 werd veroordeeld omwille van kritiek op het Iraanse regime. Sterker nog: Panahi mag om dezelfde reden eigenlijk helemaal geen films meer maken. Toch is Taxi Teheran al zijn derde film sinds het beroepsverbod. De eerste twee maakte hij nog in zijn appartement, maar nu waagt hij zich als taxichauffeur in de Iraanse hoofdstad om een film te maken met beelden van de zogezegde veiligheidscameraatjes in zijn wagen. De personages zijn de regisseur die zichzelf speelt, en de mensen die in zijn taxi meerijden.
Dat is het soort truc waar totalitaire regimes nu eenmaal om vragen. Tegelijk klinkt het als een uitgangspunt voor een realistische film, een documentair portret van een stad waar we in het Westen weinig vat op krijgen. Sommigen noemen Taxi Teheran zelfs een portret van het hedendaagse Teheran. Toch liggen de zaken iets gecompliceerder. Om te beginnen kan de film alleen maar een portret van Teheran zijn in zoverre hij toont hoe het sociale en intieme leven zich daar achter gesloten deuren moet afspelen. Daarenboven zijn de passagiers in Taxi Teheran wel degelijk (amateur)acteurs. Over dat laatste laat Panahi ook weinig twijfel bestaan. De manier waarop hij met de glimlach zijn eigen maskerade ridiculiseert in het gezicht van de machthebbers is een deel van de dappere zwarte humor die over de film hangt. ‘Realisme’ wordt in Taxi Teheran dan ook een problematisch begrip, en daar gaat de film ten dele over.
Panahi’s film is duidelijk fictie, maar in tegenstelling tot veel van zijn lotgenoten die onder censuur moeten opereren, bedient Panahi zich niet van sprookjesachtige verhaaltjes en bloemrijke metaforen om zijn boodschap over te brengen. Zijn passagiers – Iraanse burgers – zijn op enkele (belangrijke) uitzonderingen na ook geen dappere opposanten, maar mensen van vlees en bloed die door de harde realiteit in hun land worden gecorrumpeerd: straatdieven, verkopers van illegale dvd’s, afpersers, … Zelfs het charmante kleine nichtje van Panahi dat in Berlijn de prijs ging afhalen krijgt in de film de rol van een schoolmeisje dat niet in staat is door de staatspropaganda heen te kijken. Ze doet heel hard haar best om in opdracht van haar schooljuf met haar fototoestelletje een filmpje te maken dat in overeenstemming is met de regels van de censuur. Een film zonder tekenen van Westerse invloed zoals stropdassen (tenzij voor de slechteriken), met mensen die Islamitische namen hebben, conform de religieuze voorschriften gekleed zijn, en niet in ‚rauw realistische’ situaties terechtkomen.
Rauw realisme
De ironie die Taxi Teheran blootlegt is natuurlijk dat het rauw realisme dat het regime wil uitgommen niet alleen alomtegenwoordig is, maar dat het ook voortdurend wordt gefilmd. Niet alleen door de veiligheidscamera’s in de taxi, maar ook door het fototoestel van het schoolmeisje, een videocamera, een gsm, een iPad … En al even ironisch is het feit dat de Iraanse leiders onrechtstreeks ook zelf figureren in het rauwe realisme dat ze veroordelen. Want door op het einde van de film te tonen hoe ook de camera’s uit zijn taxi worden gestolen, herinnert Pahani er aan hoe de leiders hem eerder van zijn camera hebben beroofd.
Artists in residence
Lees meer over: Cultuurnieuws , Artists in residence
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.