Op vadrouille met Nick Trachet (4): Met tram 44 naar Tervuren

Nick Trachet
© Brussel Deze Week
09/08/2013
Leopold II liet de Tervurenlaan aanleggen. Een laan van tachtig meter breed, met tramlijnen, een ruiterpad en fietspad en statige bomen.

Waarom koos hij Tervuren en niet -pakweg- Asse of Lennik? Hij verbond hiermee twee warandes: die van Brussel met die van Tervuren. Het Paleis met het Kasteel. De hertogen van Brabant hadden wel een paleis op de Koudenberg, maar woonden in Tervuren, minstens sinds 1213. Het is dat Tervuren dat ik wil opzoeken. De naam heeft overigens niets met vuur te maken maar met de Voer, het riviertje dat er loopt.

Sloping
Tram 44 heeft een van de mooiste tracés van Brussel. Hij vertrekt in metrostation Montgomery en dendert dan gewoon de kronkelende laan af. Onderweg gaat de tocht door Ambassadistan. Residenties en Kanselarijen volgen elkaar op, sommige zijn pareltjes van architectuur.

Het eindpunt ligt verscholen in het groen. Wegwijzers willen mij naar het museum voor Midden Afrika leiden, maart daar kom ik niet voor, dat museum gaat overigens dicht voor een paar jaar. Het was ook meer een museum van een museum dan van Midden-Afrika. Het eerste gebouw waar ik voor sta, is dat wat opdoemt voor de automobilist aan het einde van de Tervurenlaan. Toch is dit niet het kasteel, en ook niet het museum, maar het "koloniënpaleis". Hier stond ooit een paviljoen waar Charlotte, ex-keizerin van Mexico, haar oude dag had moeten slijten. Maar ze stak het in brand en werd daarna veilig opgeborgen in Meise. Leopold bouwde hier in 1897 een tentoonstellingszaal voor 'zijn' Congo. Toen dat te klein werd, liet hij pas het museum bouwen, even verderop.

Ik stap door het park. Dat is zonder meer gigantisch. Men moet er wat tijd voor uittrekken. De kanaalvijver die de as van het park vormt, is wel anderhalve kilometer lang! Ik zie weinig wandelaars en zij die er lopen, spreken meestal Engels of Russisch.

Brusselaars lijken deze plek niet te kennen. Rechtsaf richting dorp ontmoet ik een modern restaurant met een uitnodigende kaart vol lokale specialiteiten. Maar ik stap linksaf tot aan het kerkje dat onder de bomen verscholen lijkt. Dit is de plek waar ooit het kasteel van de hertogen stond. Vlak aan de vijver zijn er nog kelders te zien. De laatste bewoner was Karel van Lorreinen, de verlichte landvoogd uit het midden van de achttiende eeuw. Het kerkje is het enige wat nog rechtstaat en maakt deze plek nog mythischer, want het herinnert er ons aan dat Sint-Hubertus, patroon van de jagers, hier zou overleden zijn in het jaar 727. Dit was de hofkapel van het kasteel, jagen was immers een privilege van de adel. Het moet wel een groot kasteel zijn geweest, de hertogen waren geen eenvoudige lieden. Maar keizer Jozef II moet een hekel hebben gehad aan zijn oom Karel van Lorreinen, die te veel geld uitgaf naar zijn zin. Na zijn dood in 1780 gaf de keizer het bevel tot sloping. Spijtig.

Hoefijzervorm
De warande is een echte koninklijke tuin, met een aantal typische kenmerken. Om te beginnen is hij helemaal ommuurd. Zeven kilometer bakstenen muur! Dat is niet zozeer om het gewone volk, maar vooral om het wild binnen te houden. Jachtopzieners bevolkten zo'n park met herten en everzwijnen die ze levend hadden gevangen. Zo konden de hoge heren zich amuseren. Hoe groot de hofhouding hier moet zijn geweest, kan ik zien aan de stallingen die in hoefijzervorm door Karel werden gebouwd. Ze liggen in hoefijzervorm tussen het kasteel en het dorp, maar we mogen niet binnen: militair domein. Wat ook absoluut bij een kasteeltuin hoort, is een molen. Deze warande heeft er zelfs twee! Eén ervan ligt helemaal aan de andere kant van de kanaalvijver. Het 'Spaans Huis' was ooit een watermolen, maar nu een cafeetje waar men van een streekbier kan genieten. Op deze plek had Karel een manufactuur, een fabriek voor luxeproducten gebouwd. Jozef II liet ze afbreken. Langs de andere kant van de vijver ga ik nog even de formele Franse tuinen bewonderen die voor het museum liggen, dat is meestal het enige stuk van de tuin die de bezoekers te zien krijgen. Ik spot ook nog even de ijskelder uit het begin van de negentiende eeuw. Ook die mag niet ontbreken in een kasteeltuin.

Wanneer ik uiteindelijk op het dorpsplein sta, ben ik al aardig bekaf. Toch is het zeker nog de moeite eens binnen te kijken in de Sint Jan-Evangelistkerk, een pareltje van gotiek, wat je niet zou vermoeden aan de buitenkant. Buiten langs de muur van de kerk nog even stilstaan bij de zeven blauwstenen graven die er zijn. Het waren Congolezen die hier 'tentoongesteld' werden door Leopold, maar ons klimaat en onze 'beschaving' niet overleefden.

Tervuren heeft een toeristische dienst vol vriendelijke mensen. Ze zijn te vinden op de gelijkvloerse verdieping van het nieuwe gemeentehuis bij het dorpsplein. Er is ook een museum, het hof van Melijn, dat de moeite waard zou kunnen zijn wanneer het regent. Net wat verder spring ik op snelbus 410 van De Lijn, maar dat had ik niet moeten doen. De bus rijdt met een slakkengangetje door de Oostrand van Brussel. Ik vlucht aan het Madouplein. Leve tram 44.

Op vadrouille met Nick Trachet

Vaak gaan uitstapjes in het weekend naar verre oorden of grote bestemmingen, maar Nick Trachet blijft dichter bij huis. In de onmiddellijke omgeving van Brussel zocht hij enkele pareltjes uit, waar nog niemand in een reisbureau aan gedacht heeft.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws , Op vadrouille met Nick Trachet

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni