Die van Denderleeuw komen dagelijks massaal naar Brussel, als Brusselaar kunnen we ook eens wat terug doen, niet? Op vadrouille gaan, bijvoorbeeld.
Op vadrouille met Nick Trachet: met de trein naar Denderleeuw
Lees ook: Nick Trachet: Baked Beans
Er is geen plek in België die een betere verbinding heeft met Brussel dan Denderleeuw. Het dorp heeft echt wat met de hoofdstad: hoeveel van de 19.000 Denderleeuwenaars er in Brussel werken, is voer voor antropologen. Ik denk dat overdag zowat de hele bevolking in Brussel zit. Is er één koffiedame in een ministerie die niét dagelijks van Denderleeuw komt gespoord? Ik heb mij lang afgevraagd of er een Denderlandse maffia bestaat die in Brussel de koffiedistributie in handen heeft.
De website van de gemeente meldt met fierheid: “Geen enkele andere gemeente heeft zoveel kilometer spoor per vierkante kilometer.” De NMBS schrijft dat het station van Denderleeuw het tweede belangrijkste is van Oost-Vlaanderen, na Gent-Sint-Pieters, maar voor Aalst. Met de IR naar Gent vanuit het Zuidstation staan we er in negentien minuten, maar het kan ook met de boemeltrein via Bockstael en Jette, dan doen we er tien minuten langer over.
En dan stappen we uit op een van de vijf perrons tussen de negen sporen van het dorp. Een voetgangerstunnel brengt ons aan het stationsgebouw. Dat is prachtig. Het werd gebouwd in 1962 in een moderne stijl die ergens iets aan Le Corbusier dankt. Het is een eenvoudig bouwwerk, maar stijlvol en goed bewaard in zijn oorspronkelijke kleuren en lichtheid. Je waant jezelf even terug in the sixties, al is de buvette er nu vervangen door de obligate Panos. Ik hoop dat deze parel van een station beschermd is?
Tussen spoor- en snelweg
Denderleeuw heeft ook nog een echte stationsbuurt met enkele cafeetjes en restaurantjes. We lopen even ‘terug’ richting Brussel langs de berm. ‘t Kasteeltje, met gemeentelijke speelvelden errond, trekt onze aandacht. Voor de liefhebbers begint hier een wandeling langs de Wellemeersen (11 kilometer, afkorting mogelijk op 7 kilometer), “het laatste intacte overstromingsgebied van de Dender” tussen spoorlijnen en snelwegen. Moerasplanten en waterdieren: iets voor vroege vogels.
Wat verder loopt een straat onder de sporen door naar het ‘centrum’. Dit is de Guido Gezellestraat, afgelijnd met huisjes van na de laatste oorlog. Na 700 meter komen we aan het dorpsplein.
Het is een ruim plein met enkele grote terrassen, gedomineerd door de zware toren van de Sint-Amanduskerk. Het ziet er op het eerste gezicht erg oud uit, de toren zelfs Romaans, maar dan lees ik in de Gids voor Vlaanderen (VAB) dat de torenspits dateert uit 1942-43! Binnengaan is buiten de diensten niet mogelijk. Er staat bij de deur dat dit een “vleermuisvriendelijk object” is. Vadrouillevriendelijk dan weer niet.
Dender
Als het mooi weer is, hoort u nu al het geluid van spelende kinderen. De kasseiweg links van de kerk leidt langs de oude pastorij naar het Hof ter Leeuwe, een sympathieke speeltuin met plodderbad, er is een cafetaria voor de kinderen boven de twaalf jaar. Aan de andere kant zien we nu de Dender. Het water stinkt niet meer en het toerisme begint zich te ontwikkelen langs het jaagpad. Er is hier een fiets- en wandelaarsbrug met een perspectief van spoorweg en autobruggen in de verte. Aan de overkant ligt, voorbij de weiden, Liedekerke, het dorp der messentrekkers. Ooit was dit riviertje een heuse staatsgrens toen de graaf van Vlaanderen het land tussen Schelde en Dender had verworven. Denderleeuw lag in (Rijks-)Vlaanderen, Liedekerke in Brabant.
Terugwaarts
Terug naar het plein, de terrassen beginnen nu wel erg te lokken. Ik ga binnen bij De Vrede en ontdek tot mijn grote vreugde dat ze hier Orval-ambassadeur zijn. Er is zelfs keuze tussen Orval van verschillende ouderdom, maar de rest van de kaart oogt ook fraai, met een grote keuze van onder andere 75 cl-flessen. Het café telt heel wat oude reclameborden en meubels. Het blijkt vooral een plek voor fietstoeristen.
Via de Fonteinstraat neem ik de Kiekenbroekstraat rechtsaf en weer onder de spoorwegberm door. Ik volg de berm links, voor het voetbalveld. Nu in de hoogzomer is een spoorwegberm best mooi om langs te wandelen. Ik zie klis, boerenwormkruid en moerasspirea bloeien, het zit vol sprinkhanen en daarboven staat zowaar een appelboom vol wassend fruit.
Waar de weg afdraait naar rechts, kunnen we met een sprongetje rechtdoor, over een gemaaid open veld, naar het station dat weer opdoemt in de verte. Links is er verkeer dat van de autosnelweg komt, voorbij de beruchte/beroemde fabriek van Rendac, het vilbeluik van Vlaanderen. Wat ze daar doen, wordt op hun website zo verwoord: “De kernactiviteit van het bedrijf ligt in de innovatieve en duurzame verwerking van specifieke organische reststromen en dierlijke bijproducten met het doel om hieraan toegevoegde waarde te geven.” Zij verwerken slachtafval, dode landbouw- en huisdieren. Vroeger was de stank van het bedrijf waarneembaar tot in Lede voorbij Aalst (14 kilometer) als de wind juist zat. Vandaag ligt Rendac er frisgewassen bij, maar het omzetten van - pakweg - dode paarden in zeep en pillen, gaat nog steeds door. Een duurzame en tegelijk oeroude activiteit.
En dan zijn we weer bij de negen sporen en vijf perrons, tijd om terug naar Brussel te keren. In Denderleeuw kan men zowaar meer dan een dag op vakantie gaan!
De hele reeks nalezen?
www.brusselnieuws.be/opvadrouille
Op vadrouille met Nick Trachet
Lees meer over: Cultuurnieuws , Op vadrouille met Nick Trachet
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.