‘De tedere onverschilligen’ is de recentste roman van Oscar van den Boogaard, de Nederlandse schrijver die vroeger in Brussel woonde. Het boek gaat over leven en dood, ik en de anderen, en speelt zich grotendeels af in Napels.
Artists in Residence: Napels zien en leven
De tedere onverschilligen is een korte roman, maar springt verschillende kanten op en bevat genoeg bespiegelingen, observaties, citaten, ervaringen en herinneringen om andere auteurs een heel oeuvre mee te laten verkopen. Het boek heeft duidelijke motieven en thematische lijnen, maar vertrouwt er ook op dat sommige elementen erin automatisch tot een betekenisvolle samenloop komen. Zo duikt er bijvoorbeeld ergens ‘een aquarel van een blinde rat in roze monnikspij’ op die wij nog niet meteen in het plaatje kunnen doen passen.
De roman heeft twee delen die ook twee delen van een verschillende roman zouden kunnen zijn, indien ze samen met het hoofdpersonage Albert de Vriend niet een grote bekommernis zouden delen over de grootste thema’s die je aan de orde kan stellen: het leven, de vraag of dat de moeite waard is om geleefd te worden, en met wie dan wel.
“Om gelukkig te zijn moet men zich niet te veel met anderen bezighouden,” klinkt het motto van het boek, dat ontleend is aan Albert Camus, filosoof van het existentialisme. Net als de titel De tedere onverschilligen overigens, waarover Camus’ terdoodveroordeelde maar bevrijde held Meursault het heeft op het einde van De vreemdeling: ‘zo gaf ik mij voor het eerst over aan de tedere onverschilligheid van de wereld.’
De tedere onverschilligen is niet de eerste existentiële roman van Van den Boogaard, maar dit keer is hij geschreven met de dood van zijn – en ook Alberts – vader vers in het geheugen, en het einde van de zelfdestructieve moeder nog steeds in de herinnering. In het boek figureren zonen van dode moeders, moeders van dode zonen, dochters van minnaressen, minaars van dochters, zussen, zwagers, kinderen en petekinderen, en de ik-persoon stelt vast dat al die anderen zijn leven bepalen op een manier die hem niet goed uitkomt, terwijl ze zich onverschillig tonen als het er voor hem wel op aan komt. De anderen zijn alleen maar de hel. Maar gelukkig wordt Albert ontslagen, en verliest hij zijn vriendin, minnares en vrienden. Nu moet hij alleen nog afrekenen met de schaduw van zijn moeder, vader en familie, en met de hem aangeprate verantwoordelijkheden.
Dat laatste gebeurt pas in Napels, waar Albert nog even neigt naar drastischer maatregelen: ‘Ik hoop dat de Vesuvius vannacht zal uitbarsten. Dat ik geborgenheid zal vinden onder een dikke laag as.’ Maar een ontmoeting met Dario - dubbelzinnige mannenvriend, vrijblijvende beschermer, evenwichtige leer- en levensmeester, tijdelijke metgezel - doen hem verzoenen met wat hij in Carravaggio’s schilderij De werken van barmhartigheid ontwaart: licht en donker, lijden en verlangen. Door de tederheid van de wereld en de mensen kan hij zich met hun onverschilligheid verzoenen, en leert hij een mens te zijn tussen de mensen.
Maar gaat De tedere onverschilligen ook over Napels zelf? Is Napels nodig? Albert zegt zelf dat voor hem in eender welke stad de mensen ondertussen primeren op de gebouwen. Maar als zijn leven na het eerste deel in het besneeuwde Amsterdam helemaal ‘kantelt’, dan heeft dat ook te maken met Napels, waar hij geniet van de koffie, de charme van de was in de straten, en de eenvoudige maar lekkere maaltijden, maar ook vaststelt dat een mensenleven voor de Napolitanen al wat minder waard is: naar dode Chinese immigranten wordt niet omgekeken, onder druk van de maffia stapelt het vuilnis zich op zoals vroeger de as van de Vesuvius. Het is die vreemde, uitvergrote gelijktijdigheid van tederheid en onverschilligheid, die bij Albert tot zijn inzicht leidt.
En dan is er ook nog de zon. Als ik aan Albert Camus denk, dan denk ik aan zweet dat van je wenkbrauwen druipt, aan verzengende hitte die je zintuigen in lichterlaaie zetten, waardoor de confrontatie met de omwereld onvermijdelijk wordt. U ervaart het misschien ook op vakantie: maanden heb je in een treurig of op zijn best matig klimaat de kop in de grond gestoken om te werken, en plots sta je daar op een dag in juli zonder zorgen in overdadig zonlicht en heb je met je besloten zelf van daags voordien helemaal geen uitstaans meer. Existentialisme heeft zonlicht nodig.
Artists in residence
Lees meer over: Samenleving , Cultuurnieuws , Artists in residence
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.