Nog geen half uur doet de trein erover om naar Zinnik te rijden vanuit Brussel-Zuid. Het is de IC richting Bergen en Saint-Ghislain, en hij stopt onderweg ook nog in Halle en ‘s Gravenbrakel.
Op vadrouille met Nick Trachet: met de trein naar Zinnik
Lees ook: Nick Trachet: Baked Beans
Waarom we naar Zinnik zouden moeten? Omdat het zo dichtbij ligt en voor de nodige dépaysement zorgt, zeker?
We komen aan in het station met ervoor een parkje. Achteraan loopt de Rue de la Station naar beneden. Vooraleer zover te gaan, bezoeken we in de uiterst linkse hoek van het parkje, verscholen onder een treurwilg, een monumentje ter ere van Jules Bordet, de eerste Belgische winnaar van de Nobelprijs voor de Geneeskunde (1919). Hij werd aan dit plein geboren. Het huis staat er niet meer, maar een gedenkplaat hangt aan de gevel van waar het ooit moet geweest zijn. Verder in de Rue de la Station komen we voorbij Hotel Modern, een art-nouveau-eetgelegenheid met een perfect bewaard interieur. U kan nog naar binnen kijken door het venster, maar de zaak staat te koop. Spijtig. Beneden, aan het Franciscanenklooster gaat de weg weer bergop en zien we de parel van dit stadje tronen in de hoogte: de collégiale (kapittelkerk) van Zinnik. Let ondertussen op de vele versierde oude gevels langs de weg. Zinnik is de hoofdstad van de ‘blauwe steen’. Tachtig procent van alle Belgische natuursteen (van bouwkwaliteit) komt uit de omgeving van dit stadje!
Arm riviertje
De Collégiale, met de twee robuuste torens, is binnenkort duizend jaar oud. Het gebouw nodigt uit om er in cirkels rond te draaien. Net ervoor gaan we dus naar links (Rue de la Régence) en lopen we door tot aan de deur, tot onze aandacht wordt opgeëist door een rustieke steeg met hardstenen trappen en kunstige leuningen. We dalen af naar het plein beneden. Hiernaast ligt trouwens een klein museum gewijd aan die ‘nationale’ steen die uit het Tournaisiaan (een geologische periode van het Carboon, zo’n 345 miljoen jaar oud, nt) stamt. Beneden, voorbij het cultureel centrum, komen we op de ruime Place Paul Van Zeeland, die verwijst naar de oud-premier en minister van Buitenlandse Zaken, die hier werd geboren. Dit plein gaat over in de Place Verte waar het negentiende-eeuwse stadhuis staat. Er zijn hier een aantal eenvoudige terrasjes en op dinsdag en zondag is er markt. Onder deze brede pleinen stroomt de Zenne, die even hogerop ontspringt tussen de dorpjes Mignault en Naast. Het arme riviertje werd dus niet alleen in Brussel overwelfd!
Edelman
We wandelen de Rue du Lombard op. Links ligt het toerismebureau voor meer informatie en helemaal bovenaan komen we dan eindelijk bij de kerk. De ingang ligt aan de Noordkant, op de Grand’Place.
Binnenin sta ik paf. Het interieur, luchtig geschilderd in licht roze, doet de tijd stilstaan. Dit is de perfecte Romaanse kerk, nauwelijks veranderd sinds de bouw ervan begon rond het jaar 1025. De tijd heeft haar gespaard, de nieuwe modes van gotiek tot barok zijn er nauwelijks voorbij geraasd, tenzij dan in de heel geslaagde zeventiende-eeuwse eiken lambrisering en het laat renaissance-doksaal voor het hoogkoor, met albasten beeldhouwwerk, alstublieft! Dit is een pareltje waar ik in de boekjes nauwelijks wat over las. In het hoogkoor zien we de zilveren reliekschrijnen van Sint-Vincentius Madelgarius tussen wellustige eiken koorbanken en veel bladgoud. Maar daarrond leeft de Romaanse eenvoud. Er is een museum met de kerkschat in het klooster (open op zondagnamiddag of na afspraak).
Madelgar was een edelman in dienst van Koning Dagobert, je weet wel: diegene die zijn broek verkeerd aan had. Samen met zijn vrouw Waltrui (Ste Waudru, relieken in Bergen) stichtte Madelgar een voorbeeldig gezinnetje. Ze werden allemaal heilig, ook de tante en grootmoeder. De vier kinderen heetten Landrik, Dentelien, Aldetrui en Madelbert. Interessant als u ooit nog op zoek gaat naar originele kindernamen. O, en Landrik zou in Melsbroek hebben gewoond!
Verademing
De Romaanse schoonheid van de kerk mag dan bevroren zijn in de tijd, het kapittel van Zinnik was behoorlijk invloedrijk. Zo vielen Schaarbeek en Evere onder zijn bezittingen. Daarom hebben beide gemeenten, naar het voorbeeld van Zinnik, groen en wit in hun vlag.
Terug op het plein kunnen we niet naast de Halle aux Draps kijken, een geklasseerd pand in vakwerk, waar men naar binnen kan voor een pint of een hap. In die hoek van het plein vertrekt ook een klein straatje naar het oude kerkhof (Rue Henry Leroy). Dit is een stemmige plek met hoge bomen en een kapel waar nu en dan tentoonstellingen plaatsvinden. René Magritte vertelde hoe hij hier voor het eerst een schilder aan het werk zag met een schildersezel en gefascineerd raakte door de kunst.
Door de monumentale poort achteraan komen we op de oude stadswallen terecht (Rempart du Vieux Cimetière). Ze zijn pas gerenoveerd voor de wandelaar. Op de Place du Jeu de Balle nemen we de Rue Neuve naar beneden langs blauwstenen huizen uit allerhande eeuwen. Beneden begint de Rue de la Station opnieuw die ons terugbrengt naar de trein. Wie mobieler is kan over de spoorlijn tot in de arbeiderswijk rond de steengroeve van Winqz en het wereldberoemde Durobor (robuuste drinkglazen) fietsen. Overal straalt Waalse hartelijkheid je tegemoet. Zinnik is een verademing die zelfs als namiddaguitstap kan. Nog een plek waar niets te zien was!
Op vadrouille met Nick Trachet
Lees meer over: Samenleving , Op vadrouille met Nick Trachet
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.