Zomerboeken (4): Cities for People

Laurent Vermeersch
© brusselnieuws.be
11/08/2015

Zomertijd is leestijd. En omdat we bij brusselnieuws.be mateloos geboeid zijn door steden in het algemeen en Brussel in het bijzonder, krijgt u van ons een leeslijstje mee naar het strand. Deel 4: 'Cities for People' van Jan Gehl, inspiratiebron voor pleitbezorgers van autovrije steden.

In de architectuur is de 78-jarige Jan Gehl een buitenbeentje. Mooie gebouwen vindt de Deen bijkomstig. Steden op mensenmaat, daar draait het voor hem om. Dat betekent extra ruimte voor voetgangers en fietsers. Vandaag is dat populair maar Gehl zwom tegen de stroom in toen iedereen nog de auto achterna holde. Mede dankzij zijn advies, is de Deense hoofdstad Kopenhagen vandaag een voortrekker in stadsplanning. Ondertussen adviseerde hij tal van steden wereldwijd, tot Melbourne en New York, waar hij een hand had in het autovrij maken van Times Square.

De filosofie van Gehl steunt op het werk van de eerder besproken activiste Jane Jacobs en stedenbouwkundige William H. Whyte, maar ook op studies uit de sociologie, de psychologie en andere (mens)wetenschappen. Daarbovenop komen zijn eigen ervaringen en observaties in steden wereldwijd. Alles komt samen in Cities for People, Gehls boek uit 2010.

Zelfs voor een lezer met enige ervaring in de thematiek, is Cities for People geen hapklare brok. Gehl mag dan een groot denker zijn, hij is geen groot verteller. Er zijn weinig uitgewerkte anekdotes, laat staan dat er een verhaallijn in het boek zit. Cities for People is vooral een grote opeenstapeling van ideeën en praktijkvoorbeelden. Het standaardwerk is dan ook in de eerste plaats bedoeld voor mensen die effectief bezig zijn met stadsplanning.

Schoolboekgevoel
Het schoolboekgevoel wordt nog versterkt door het droge taalgebruik, de kernwoorden in de kantlijn en de talloze foto's en grafieken. De beelden zorgen tegelijk wel voor de nodige variatie. De lezer kan regelmatig halt houden en op adem komen, net zoals een wandelaar die door de stad flaneert. Wat dat betreft heeft Gehl zijn eigen principes over voetgangersvriendelijkheid alvast zorgvuldig toegepast.

Los van de leesbaarheid bevat Cities for People natuurlijk tal van interessante ideeën over steden. Soms liggen die erg voor de hand voor een ervaren stadsbewoner (voorbeeld: mensen wandelen niet graag langs een blinde muur). Maar even vaak zetten ze vanzelfsprekendheden op losse schroeven. Zo vindt Gehl speeltuintjes voor kinderen in wezen ook een uitwas van het modernistische denken waarbij functies strikt gescheiden worden. Het afbakenen van een speelruimte impliceert immers dat spelen elders niet kan. Volgens de idealen van Gehl moet spelen overal kunnen: op trappen, bankjes of aan waterpartijen. De stad als speeltuin.

Mens als uitgangspunt
Een van de kernideeën uit het boek is dat de mens het uitgangspunt van een stad moet zijn, en niet de gebouwen en/of het verkeer. Dat laatste zorgt ervoor dat mensen verbannen worden tot afgebakende en vaak te kleine voetpaden die bovendien nog eens bezaaid liggen met obstakels zoals verkeersborden, parkeermeters en elektriciteitskasten. Dat voetgangers op sommige plaatsen op een knop moeten duwen om groen licht te vragen is voor Gehl al helemaal te gek voor woorden.

De stad moet uitnodigen om te wandelen, maar ook om te blijven zitten en elkaar te ontmoeten of gewoon te kijken naar andere mensen. De grootste attractie van de stad is immers de mens, volgens Gehl. Voldoende banken, terrassen, water en groen zijn daarbij belangrijke elementen, maar de plaatsing mag niet willekeurig zijn. Planners moeten rekening houden met tal van gegevens zoals het klimaat, het (beperkte) gezichtsveld van de mens en de schaal. Pleinen mogen niet te groot zijn, straten niet te lang of te recht. Voor goede voorbeelden grijpt Gehl steevast terug naar eeuwenoude stadscentra zoals die van Siena of Venetië in Italië. Die zijn organisch gegroeid rond menselijke activiteit. Zo zijn de oude centra doorgaans niet veel groter dan 1 vierkante kilometer zodat alle mogelijke bestemmingen binnen een aanvaardbare wandelafstand liggen.

Tegen torens
Het ultieme tegenvoorbeeld is Brasilia, de nieuwe Braziliaanse hoofdstad bedacht in de jaren 1950. De imposante gebouwen en enorme ruimte ertussen zien er misschien goed uit vanuit de lucht of op foto, maar voor wie zich te voet verplaatst is het "een ramp." Het is een "levenloze stad", zonder straatanimatie. Mensen voelen zich nietig tussen de grootsheid, dus haasten ze zich weg van straten en pleinen. Terwijl de aanwezigheid van mensen andere mensen aantrekt, schrikt de leegheid af. Het leven speelt zich af binnen de muren van gebouwen. Interactie tussen mensen wordt gefnuikt.

Behalve tegen auto's heeft de Deense architect ook iets tegen torengebouwen. Die zorgen niet alleen voor schaduw en wind, maar zijn ook niet aangepast aan het menselijk gezichtsveld, dat eerder horizontaal is. Vanaf een zekere hoogte is bovendien geen relatie meer mogelijk met het straatniveau, terwijl interactie tussen gebouwen en straten of pleinen net cruciaal is. "Boven de vijfde verdiepingen moeten kantoren en woningen eigenlijk onder de luchtverkeersleiding vallen", schrijft Gehl. "Ze behoren in geen geval meer tot de stad."

Cities for People, Jan Gehl, Island Press, 2010, 288 blz.

Zomerboeken

Zomertijd is leestijd. En omdat wij van brusselnieuws.be mateloos geboeid zijn door steden in het algemeen en Brussel in het bijzonder, krijgt u van ons een leeslijstje mee naar het strand.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving , Zomerboeken

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni