De even poëtische als politieke en prikkelende documentaire Dahomey opent je ogen voor het verhaal dat begint wanneer Frankrijk geroofde kunstschatten aan Benin terugbezorgt.
'Dahomey' is zoveel meer dan een documentaire over roofkunst
Film twee en we kunnen de Frans-Senegalese filmmaker Mati Diop al geen veelbelovend talent meer noemen omdat de term haar oneer aandoet. Met het spokende Atlantique schreef ze geschiedenis op het Festival van Cannes. Met Dahomey won ze dit jaar de Gouden Beer, de hoofdprijs van het Filmfestival van Berlijn.
Van een onderwerp op maat van nieuws- en duidingprogramma’s heeft ze stimulerende, meerstemmige cinema gemaakt die informeert en aanzet tot reflectie. Ze volgt 26 in de jaren 1890 geroofde kunstschatten die Frankrijk drie jaar geleden onverwacht teruggaf aan de West-Afrikaanse republiek Benin.
Ze doet dat niet om het over Frankrijk te hebben of het Europese debat over restitutie nog eens op te poken. Diop opent je de ogen voor het verhaal dat begint wanneer een imposant beeld zoals dat van Koning Ghezo na 130 jaar thuiskomt. Waar plaats je het letterlijk is nog een van de minder interessante vragen.
Diop toont dat het om zoveel meer gaat dan een geroofde kunstschat. Een nooit verwerkt en dus nog spokend verleden manifesteert zich plots. Voor de Franse kolonisatie was Benin (deels) het in slavenhandel gespecialiseerde koninkrijk Dahomey. En hoe dood en begraven is dat kolonialisme feitelijk?
Diop springt meesterlijk met haar artistieke vrijheid om en laat de ontheemde koning Ghezo bijvoorbeeld praten. Tegelijk deinst ze er niet voor terug om de problematiek en de complexe vraagstelling te relativeren én actualiseren in de climax van haar dekoloniserende en tegelijk verwonderende essay: een zelf georganiseerd debat waarin kritische jonge mensen hun stem laten horen. Fascinerend.
Dahomey is vanaf vandaag te zien in de filmzalen