Estafette: Kommer en kwel behoort tot het leven

Filip Van Der Elst
© Brussel Deze Week
09/03/2016

Op een koude woensdagavond, iets over tien uur, loopt de armzalige pot voetbal tussen RWDM en Doornik stilaan naar zijn einde toe. Op papier is de hekkensluiter een hapklare brok voor RWDM, maar de partij verloopt moeizamer dan gedacht en het spel is eigenlijk niet om aan te zien.

Toch is de stand 2-1, en in de tribune weerklinken de eerste overwinningsgezangen. Maar dan zakt de grond van onder de voeten van de trouwe aanhang weg: in de blessuretijd maken de bezoekers alsnog de gelijkmaker.
Iedere voetbalsupporter weet hoe het voelt: punten verliezen is altijd een beetje rot, maar als je die punten in de allerlaatste seconden kwijtspeelt, dan is het pas echt balen als een stekker. Een beetje vergelijkbaar met hoe Miss Colombia zich voelde toen ze even in de waan verkeerde dat ze tot Miss Universe was verkozen.

Er is niets dat zo doeltreffend aantoont hoe ellendig het eigenlijk is om gepassioneerd supporter van een club te zijn, dan een late tegengoal. Uitzinnige euforie en diepe ontgoocheling liggen nooit zo dicht bij elkaar.
Mensen gaan er verkeerdelijk vanuit dat voetbal draait om vreugde, ambiance en intens geluk, om prachtige doelpunten of een geweldige dribbel. Ze hebben er geen idee van dat frustratie zo’n wezenlijk deel uitmaakt van de psyche van een voetbalfan. Er is geen plek waar malaise, woede en verlangen naar vervlogen tijden zo hoogtij viert als een voetbalstadion. Het is waarschijnlijk ook daarom dat de meeste mensen supporteren voor een topclub: het is nu eenmaal iets geruststellender als je de garantie hebt dat je ploeg geregeld een wedstrijd wint.

In de achttien jaar als actief supporter van RWDM en later FC Brussels maakte ik twee sportieve degradaties en twee faillissementen mee. Ik heb het even nageteld: grosso modo heb ik mijn favoriete ploeg op al die jaren zo’n 250 keer zien verliezen. Er gaat geen wedstrijd voorbij dat ik me niet afvraag waarom ik als zevenjarig kind in godsnaam besloten heb om voor een club te supporteren die wekelijks of tweewekelijks verliest. Anderlecht lag zo dichtbij, en toch koos het nog niet volgroeide brein voor de eeuwige underdog uit Molenbeek.

Een leerrijke leeservaring daarover is het meesterlijke boek Fever Pitch van Nick Hornby, waarin de auteur zijn onnavolgbare en haast psychotische passie voor het Londense Arsenal illustreert. Niet het Arsenal dat intussen al jaren meedraait in de Engelse top, maar het Arsenal uit de jaren 1970 en 1980, toen de club zelden prijzen pakte en bekend stond voor zijn afgrijselijk saai voetbal. Voor de jonge Hornby op de tribunes van een slechte voetbalploeg draaide voetbal niet om plezier; maar om pijn, verpakt als entertainment. “I just didn’t want to have fun at football. I had fun everywhere else, and I was sick of it”, aldus Hornby.

Elke keer dat ik sindsdien in een voetbalstadion kwam, merkte ik hoe juist die woorden zijn. Als je rondom je kijkt, dan merk je pas echt hoe weinig mensen het echt fijn lijken te vinden om daar te zijn, om te volgen wat er die dag op de groene mat gebeurt. En het is prachtig. Een doorsnee voetbalsupporter gaat niet met zijn wekelijks uitstapje om zoals een fervent bezoeker van muziekoptredens of theatervoorstellingen dat doet.

Als je favoriete muziekgroep zijn beste dag niet had, geef je toch een bescheiden applaus, “voor de moeite”. In een voetbalstadion rollen de eerste fluitconcerten en verwijten al van de tribune, en krijgt de trainer op het internet stante pede een werkloosheidsuitkering toegewenst. De wanhoop of frustratie in de blik van een fan die zijn ploeg alweer zag verliezen, zal je zelden kunnen aflezen op het gezicht van iemand die net een matige optreden in de AB heeft gezien.

Toen FC Brussels in 2014 op de fles ging, mijn tweede faillissement in twaalf jaar tijd, vond ik dat het stilaan welletjes was geweest. Gedaan met verloren zaterdagavonden die ik spendeerde aan de illusie dat het verval voorbij was en dat er “zeven vette jaren” zouden aanbreken. Maar dan wordt snel duidelijk waarom al die fans bewust voor die avonden vol tristesse kiezen: omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Toen RWDM het afgelopen jaar herrees, heb ik dan ook geen seconde getwijfeld om opnieuw mijn sjaal te knopen en het koppig kind van weleer te zijn. Want hoe frustrerend zo’n laat tegendoelpunt in een nietsbetekenende wedstrijd ook moge zijn, het bewijst gewoon dat kommer en kwel een beetje tot het leven behoort.


Filip Van der Elst is journalist bij brusselnieuws.be en kijkt bij het betreden van een voetbalstadion eerder naar de tribunes dan naar de grasmat

Estafette

In Estafette schrijven BRUZZ-journalisten Filip Van Der Elst, Bram Van de Velde en Ken Lambeets om beurten over sporten in Brussel.    

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sport , Estafette

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni