Op een online antiquariaat bestel ik Strijd in de wielersport, een boek van Jan Emiel Daele, in 1970 uitgegeven in eigen beheer. De ondertitel, ‘Of een inleiding tot betere kennis over doping en uitbuiting in de westeuropese wielersport na de tweede wereldoorlog’, verklaart meteen de inhoud van het werkstuk. Daar gaat een mens al eens voor zitten.
Estafette: Strijd in de wielersport
Om langer te kunnen vechten aan het front, krijgen heel wat soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog amfetamines toegediend. Na de oorlog beginnen wielrenners tijdens de grote rittenwedstrijden te experimenteren met diezelfde drug.
Het keerpunt in de geschiedenis noemt Daele de opkomst van de publicitaire extrasportieve wielermerken. De wielersport wordt een middel om de commerce te stimuleren. De belangen van de sponsors en de concurrentie in het peloton vergroten. Tegelijkertijd groeit de invloed van dokters in de sport: zij “stellen alle grote renners medisch en wetenschappelijk op punt”.
Het eerste, misschien wel leukste deel van Strijd in de wielersport bevat vijftien openhartige, maar ook anonieme interviews met renners en ex-renners, voornamelijk over de ontwikkeling van doping. De namen van de renners die tijdens de gesprekken genoemd worden, zijn zo gefingeerd dat ze voor alle wielervolgers herkenbaar zijn: Koppi, Stonedbergen, Banketil, enzovoort. Een beetje flauw, maar wellicht vreesde Daele een proces.
Het boek hangt dan ook geen fraai beeld op van de wielersport. Terwijl sommige wielrenners zoveel doping slikken als ze willen, weten andere renners niet eens dat ze gedopeerd worden. “Ik kende een sportbestuurder die doping inspoot in de broodjes van zijn renners die ze tijdens de wedstrijd moesten opeten.” En ook: “Tijdens de bevoorrading kunnen de renners fruit ontvangen met pillen, in kleine gaatjes in appels, druiven, citroenen of appelsienen.”
Sportbestuurders oefenen zelfs druk uit op hun renners om toch maar doping te nemen. “Vroeger was mijn sportbestuurder dikwijls woedend omdat ik mijn bevoorradingszakje soms niet wou hebben. Je wist gewoon niet wat daar allemaal in zat.”
Een renner die een rit wint in de Ronde van Spanje, weet achteraf niet of dat met of zonder de hulp van extralegale middelen gebeurde. “Ik had niets geslikt, maar in bed herinnerde ik me dat ik een half busje drinken had gekregen van een van de Spanjaarden (in de kopgroep, KL). Zou ik zonder dat halve busje ook gewonnen hebben?”
De strijd tussen wielrenners lijkt soms een strijd tussen dokters, die het niet altijd zo nauw nemen met de eed van Hippocrates.
Behalve doping zijn centen een belangrijk thema in het boek. Heel wat wielrenners worden in de jaren 1960 uitgebuit door malafide managers en zelfs door hun eigen sportbestuurders.
Ook de rol van de sportjournalisten wordt in vraag gesteld. Zij houden volgens Daele de lezers onwetend en dom. Met oppervlakkige en leugenachtige sensatie vergroten ze de omzet van de krant.
Via een ietwat vreemde omweg maakt Daele uiteindelijk een marxistische analyse van de wielersport. “Het kleine milieu van de wielersport weerspiegelt op een verbazende en perfecte wijze de wantoestanden uit onze moderne massaconsumptiemaatschappij. Een beperkte minderheidsgroep centraliseert bijna alle macht en gezag. De meerderheid der bevolking geniet van een ogenschijnlijke welvaart, maar wordt in werkelijkheid zowel materieel en financieel als psychologisch en intellectueel gemanipuleerd.”
Is doping vandaag uit de wielersport verdwenen? Zelfs met het biologische paspoort en de whereabouts steek ik mijn hand voor niemand in het vuur.
Niet zo lang geleden was er nog ophef omdat heel wat renners in de finale van een wedstrijd Tramadol zouden gebruiken, een pijnstiller die de concentratie aantast en waar je gemakkelijk verslaafd aan geraakt, met gevaarlijke valpartijen tot gevolg. Veel renners vonden dat volstrekt normaal.
Mijn gevecht, de onlangs verschenen biografie van de Nederlandse ex-renner Thomas Dekker over bloedtransfusies en het bezoek van prostituees tijdens de Tour de France, ontketende een relletje in de wielerwereld. Maar ook na Dekkers bekentenissen bleef het oorverdovend stil in Vlaanderen, een van de laatste plekken waar de omertà in het wielerpeloton standhoudt.
Tot slot nog kort iets over de auteur van het verdienstelijke Strijd in de wielersport, Jan Emiel Daele. In 1971 schrijft hij zijn bekendste roman, De achtervolgers, een ietwat slordig egodocument over de liefde. Daeles schrijverscarrière komt niet van de grond, als schrijver en als mens voelt hij zich steeds meer miskend.
In 1978 vermoordt hij, 35 jaar oud, uit jaloezie zijn vrouw, daarna slaat hij de hand aan zichzelf. Jeroen Brouwers heeft het allemaal mooi opgeschreven in De laatste deur, zijn essays over zelfmoord in de Nederlandse letteren.
> Freelancejournalist Ken Lambeets houdt van literatuur en van echte sporten
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.