Als de koningin overlijdt, de laatste van haar soort, begint een jonge journalist een dagboek. Al schrijvend leert hij vragen te stellen die verder gaan dan de ‘wie-wat-wanneer’ van de journalistiek. Het boek gaat over het gezag in crisis en de ik-figuur die tegelijk een crisis doormaakt. Op het einde komen de twee verhaallijnen verrassend samen, maar ook de ambiguïteit is niet ver weg. ‘De Fragmenten’ van schrijver-filosoof Maarten Goethals (33) ligt deze week in de boekhandel. Een gesprek vooraf.
| Maarten Goethals.
Lees ook: Het ABC van Maarten Goethals
Bezoekers worden op het trottoir verwelkomd door de heer des huizes en Claus – naar Hugo - een Chevalier (Cavalier) King Charles-spaniël, populair aan het Britse Hof. “De koningen sliepen samen met de hondjes, omdat die klein waren, veel warmte afgaven, en vlooien afvingen. Heel aanhankelijke beestjes, die je overal trouw volgen. De ideale hofhouding, maar dan met een vacht en vier poten,” mailt Maarten Goethals de avond na het interview. En: “Nu ik het opschrijf, merk ik opnieuw een onbewuste link met het koningshuis. Het zit dus wel degelijk ergens in mij verankerd.”
Met het boek waarin Maarten Goethals aan het lezen is – het verzameld werk van Gerard Reve – zijn we bij de (hyper)seksualiteit van de dagboekschrijver beland. Niet dat het boek over de herenliefde gaat, helemaal niet, maar Maarten Goethals’ personage weet ook wel een en ander af van fascinatie, adoratie en rukken.“Ieder keer als de herfst eraan komt, bekruipt me de goesting om Reve te lezen, nu is Het Hijgend Hert aan de beurt,” vertelt Goethals. Boven op een van de boekenrekken staan twee plaasteren heiligenbeelden - de Maagd Maria en haar zoon, met doorboord hart - zoals ze nog en masse op de zolders van hoogbejaarde Vlamingen moeten te vinden zijn.
Bent u schatplichtig aan Reve? De dagboekschrijver in ‘De Fragmenten’ loopt met een stevige erectie te pronken voor een foto van de net overleden koningin. De scène doet denken aan Reve die masturbeerde voor een Mariabeeld.
Maarten Goethals: Ik lees Reve ontzettend graag omwille van het soort leuke uitspattingen die je net aanhaalt, maar Reve countert de werkelijkheid met ironie, dat doe ik niet, ik ben niet ironisch van inborst. Hij poneert iets, dat zie je ook in filmpjes op YouTube, maar eindigt steevast een monkellachje of een ironische wenkbrauw. Meent hij het of meent hij het niet? Wil hij choqueren of niet? Maar ondertussen heeft hij het toch maar gezegd.Bij het aanschouwen van het Mariabeeld schieten Reves lenden vuur, mijn ik-persoon geeft op het einde van het boek toe dat hij nooit gedacht had dat de monarchie, toch een kleurloos instituut hem zo zou raken. Hij dacht dat hij een rationeel wezen was, een journalist die observeert en analyseert, maar vraagt zich niettemin vertwijfeld af: ‘Wie ben ik dan nog nu de koningin wegvalt, haar beeltenis hing in het klaslokaal toen ik op de lagere school zat, ik herken haar stem, als ze sterft, valt een stuk van mezelf weg.’ Misschien heeft de scene inderdaad reviaanse trekken.
"Ik huiver van de platvloersheid die overal binnendringt, van de luiheid om argumenten uit te werken"
Behalve de koningin spelen ook de kolonie, seks en de fazant een prominente rol. Wat verbindt die vier?
Goethals:De koningin staat voor macht, seks voor aantrekkingskracht en de fazant belichaamt de dood. De kolonie is een afgeleide van de macht, maar de kolonie staat natuurlijk ook voor het exotische. In zijn boeken verbindt Jef Geeraerts het exotische schitterend met seks. Ik doe dat niet, niemand zou het geloven, ten andere. Voor mij staat de kolonie eerder voor het onbevattelijke. Macht, seks, de dood en het exotische, in zijn sensuele of absurde vorm, zijn vier fenomenen waarover de mens al vele eeuwen tobt, en waar hij maar blijft mee worstelen, een spel van aantrekken en afstoten, van koketteren en fascineren, maar op den duur ook van vervelen, omdat je nooit een definitief antwoord krijgt. We blijven steken in basisintuïties.
U hebt voor de dagboekvorm gekozen, maar u werkt niet met data maar met streepjes. Dat doet op het eerste gezicht vreemd aan.
Goethals: De dagboekvorm geeft je veel meer vrijheid, bij de krant had ik al moeite met de structuur van lange stukken, maar met het schrijven van dit boek waaraan ik met tussenpozen vier jaar gewerkt heb, ben ik dit stadium wel voorbij. Ik vind het jammer dat de kunst van de korte stukjes, van de aforismen niet meer beoefend wordt. Ik ben gek op aforismen zoals de Frans-Hongaarse schrijver-filosoof Emil Cioran ze neergepend heeft. Vaak heel donker en scherp.
Ik was daarom heel nieuwsgierig of de uitgever het boek in die vorm wou aannemen, maar dat heeft hij dus gedaan. Dit gezegd zijnde, het is geen experimenteel boek, want dat kost me allicht meteen de helft van mijn lezers, als ik dat beweer. Er zit logica in, maar er zit wel een kras op, ieder boek wekt de (valse) belofte van een geheel. Maar in tegenstelling tot andere boeken belooft De Fragmenten geen geheel.
Het boek is bellettrie in de ware zin van het woord, er staan heuse pareltjes in, zoals (over de dood van de koningin): ‘Als zij een schokgolf door de samenleving jaagt, dan komt mijn dood neer op een scheetje.’ En dan wordt de lezer op een voetnoot getrakteerd: maar stille scheetjes ruiken het felst. Het schrijfplezier spat er af.
Goethals: Hier heeft mijn poëtische inborst het gehaald. Ik heb stijl altijd heel belangrijk gevonden ook bij de krant De Standaard. Dat was mijn frustratie als journalist, ook aan kortjes wou ik blijven schaven. Op het autistische af soms. Het deed iedere keer pijn als de eindredacteur een kunstig geconstrueerde zin veranderd had. In die mate dat ik soms van platte colère de volgende ochtend de krant tot aan de andere kant van mijn kamer smeet. Beetje overdreven, maar toch.
Eén van de mooiste scènes in uw boek is de beschrijving van een betoging. Hier vallen journalist, filosoof en romanschrijver naadloos samen. Enerzijds schrijft u: ‘Geweld is slechts voor een speciaal soort natuur weggelegd, denk ik soms – voor de uitverkorenen.’ En, een paar bladzijden verder: ‘Soms denk ik dat enkel nog goede manieren de samenleving kunnen redden.’
Goethals: Ik heb een panische angst voor geweld en als je in een grote stad, in Brussel woont, word je weleens met straatgeweld geconfronteerd. Ik kan daar niet tegen. Ik word bang en dat raakt me ook in mijn mannelijkheid. Wat ik dom vind, maar het is zo. Geweld in al zijn vormen, ook verbale vernederingen of obscene gebaren, ik voel me daar altijd slecht bij. Ik denk dan: we zijn toch geen op hol geslagen machines, we zijn toch geen dieren. Moeten we ons nu echt overgeven aan dat extatische gedoe?Als we nu eens begonnen met na te denken, en drie seconden te wachten alvorens te reageren. Geweld vernietigt de ander, geweld roept geweld op, maar ik wil evenmin à la Gandhi de totale geweldloosheid prediken. Soms heeft geweld iets therapeutisch. En geweld fascineert, de terrorismefilmpjes op sites als LiveLeak zijn er het bewijs van.
Wat maakt Maarten Goethals verder nog bang?
Goethals: Een soort tijdsgeest, een soort platvloersheid die overal binnendringt, een soort luiheid om argumenten uit te werken. Ik beschouw mezelf als progressief, maar als journalist ben ik er altijd van uitgegaan dat beide kanten een gegronde overtuiging hebben, dat ik moest luisteren naar de argumenten van beiden. Maar wat je vandaag op Twitter en op Facebook leest, daar heb je geen verhaal tegen, daar kan je niet tegen argumenteren. Die platte kant dringt ook ongenood je leven binnen, Facebook weet dat angst en woede verkopen. Ik heb de laatste tijd de neiging om terug te schelden, maar ik doe het niet, omdat ik het nooit kan halen, ik heb die vaardigheid niet.
Ook eigen aan deze tijdsgeest is de kloof tussen publiek en privaat die alsmaar groter wordt. Op internet word je geconfronteerd met miljoenen konten en tieten en terroristen die zichzelf in brand steken, terwijl tegelijk in de publieke sfeer een nieuw puritanisme oprukt. Er mag steeds minder. Stel dat Louis Paul Boon vandaag met Mieke Maaike’s obscene jeugd naar een uitgever zou stappen. Hij zou het manuscript aan de straatstenen niet kwijtraken.
De ironie met Boon is dat Mieke Maaike aanvankelijk als een reactie op de katholieke kerkmoraal werd geschreven, en tegelijk ook literair provoceerde, want het pornografische was al bij al een besmuikt, inspiratieloos genre - nu zou het net om morele redenen verketterd worden. Destijds moest het verlossen, nu wordt het in de ban gegooid. Waarom? Omdat niemand de ironie snapt. Deze samenleving mist humor.
Bekijk hieronder het gesprek met Maarten in de radiostudio.
Lees meer over: Brussel , Expo , Maarten Goethals , Fragmenten
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.