Charlotte De Cort is een Brusselse scenarist en regisseur en schrijft voor BRUZZ tweewekelijks een column over haar ervaringen in de stad die haar inspiratie geven voor nieuwe filmcreaties.
'Een halsbandparkiet scheet op mijn hoofd, wat een kutbeesten'
Merde. Wanneer ik mijn metro wil halen in Simonis – of is het Elisabeth? Nooit goed de twee stations van elkaar kunnen onderscheiden – schijt een halsbandparkiet op mijn hoofd.
Witte, warme drek van een groene, roodgebekte vogel. En terwijl ik naar een zakdoek grijp die ik niet vind, loopt het jus langs mijn slapen. In mijn brein gaat het razendsnel. Waarom ik weer? En zag iemand het? Natuurlijk, kan niet anders, een vernedering komt nooit alleen.
Kutbeesten. Maar toegegeven: mooie kutbeesten.
Ik beslis om mijn mouw te gebruiken, en 's avonds – nog steeds in een vreselijk humeur – bel ik naar mijn vader, want zelfs dochters voorbij de dertig zoeken troost bij degene die de wereld een beetje minder guur en kil maakt. Heel freudiaans misschien, maar daarom niet minder van betekenis.
“Merde! Onderweg naar Simonis schijt een halsbandparkiet op mijn hoofd”
BRUZZ-columniste
Hij luistert kalm naar mijn verhaal dat tegen dan al de allures en de omvang krijgt van The Birds van Hitchcock, en zegt dan plots iets dat nog een grotere freudiaanse ontknoping lijkt dan mijn zoektocht naar een mentaal warm dekentje: de parkieten doen hem altijd aan zijn eerste liefje denken. Dus niet aan mijn moeder, maar aan een of andere onbekende vrouw wier leven mij tot dan toe totaal onbekend was.
Als jonge ket die in de jaren vijftig en zestig opgroeide in Neder-Over-Heembeek, nam hij ooit eens een meisje mee naar het Meli Park op de Heizelvlakte. Onder de bollenschaduw van het Atomium liepen de twee stiekem hand in hand, terwijl ze soms stilstonden om naar de kooitjes te kijken met de meest vreemde en kleurrijke vogels. Hun favoriet? De Psittacula krameri – de Latijnse, deftig klinkende naam voor, jawel, halsbandparkiet.
(Bezoekers konden naar verluidt ook samen honing proeven in het park, maar dat vind ik een iets te ongemakkelijke associatie in mijn hoofd.)
Kontje
Psittacula krameri. Vandaag zijn de vogels niet meer weg te denken uit het Brusselse luchtruim. Ze krijsen als oude wijven, kijken hooghartig van op de bovenste takken neer op de voorbijgangers, en heffen met plezier het kontje om zich te ontlasten – ongeveer één keer om de vijftien minuten.
Vooral rond het Elisabethpark leeft de grootste kolonie, hoog weggestopt in de toppen van de platanen, prachtige bomen die als het ware de ruggengraat van Koekelberg vormen. Het is tevens ook de plek waar ik sinds kort – regen of niet – met een paraplu loop.
Iedereen kent ondertussen het verhaal, hoe in 1974 een veertigtal exemplaren werden vrijgelaten uit het Meli Park. En blijkbaar, zo wist mijn vader zich nog te herinneren, vormde dat nieuws destijds ook een luchtig debat aan tafel met zijn nieuw gehuwde vrouw, mijn moeder, die zijn disproportionele bezorgdheid over de vogels toen niet goed begreep.
Zullen ze wel kunnen vliegen? Zullen ze eten vinden? Zullen ze de winter overleven?
Zoveel jaar later kan ik alleen denken: laat ze maar vliegen. Laat ze maar op mijn kop (of paraplu) schijten. Want de halsbandparkiet staat symbool voor een jeugdliefde die mislukte, zonder dewelke ik op een vreemde manier niet zou bestaan.
Column Charlotte De Cort
Lees meer over: Column , Column Charlotte De Cort , halsbandparkiet , Charlotte De Cort
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.