In haar nieuwe roman Mijn nachten met Spinoza dient de Brusselse schrijfster Els Moors de theorietjes van voorgenoemde verlichtingsfilosoof van antwoord. Met een openhartig, compromisloos, bijna schaamteloos verslag van echte angst en begeerte, afgunst en medeleven, wanhoop en liefde. Autobiografische fictie van de bovenste plank.
Lees ook: 'Op zondag versperren politici als een uitheemse diersoort de weg naar mijn groentenkraam'
WIE IS ELS MOORS?
Werd geboren in 1976
Studeerde Germaanse talen aan de UGent en Tekst en Beeld aan de Rietveld Academie in Amsterdam.
Debuteerde in 2006 met de poëziebundel er hangt een hoge lucht boven ons, die werd bekroond met de Herman de Coninckprijs
Ontving voor de bundel liederen van een kapseizend paard onder meer de J.C. Bloem-prijs
Was van 2018 tot 2019 Dichter des Vaderlands van België
Doceert creatief schrijven in Brussel, Antwerpen en Arnhem ArtEZ
Was een van de bezielers van het eerste meerdaagse festival voor Arabische literatuur KalimaFiesta
Heeft met Mijn nachten met Spinoza haar derde roman uit, na Het verlangen naar een eiland en Vliegtijd
Als ze niet aan het schrijven is, is het vrouwelijke hoofdpersonage van Mijn nachten met Spinoza voortdurend in beweging. Ze pendelt tussen Perugia, Berlijn, Keulen, Gent, Oostende en haar thuishaven Brussel, en overal voelt ze het verlangen om buiten te zijn. “Het is alsof een deel van mij altijd opnieuw moet kunnen zien en voelen en ruiken wat er allemaal in beweging is. Soms zou ik zelfs liever al wandelend met mijn vrienden afspreken, want er is niets zo vervelend als stilzittend te moeten praten.”
Dus doen we het interview met schrijfster Els Moors maar al wandelend. Op het lukraak gekozen maar schilderachtige traject tussen Flagey en de Abdij van Ter Kameren. Niet dat Moors samenvalt met haar hoofdpersonage, maar ze heeft er duidelijk heel wat voeling mee. “We hebben dit jaar allemaal gevoeld hoe belangrijk het is om buiten in beweging te zijn. Als je stilzit, volg je al sneller de meer wiskundige logica van je brein, die je vaak langs dezelfde smalle paadjes bij een eindpunt brengt. Een lichaam in beweging verzamelt steeds andere informatie en associaties. Dat kan je bij wijze van spreken het werk voor jou laten doen om tot een intelligentere samenhang te komen, waarmee je dan als schrijver aan de slag kan.”
Ook in de roman zelf, die de allure heeft van een literair dagboek, zit een voortdurende, ongedurige cadans waarop je als lezer graag telkens weer een eind meewandelt. Dat Moors duidelijk ook zichzelf met haar hele hebben en houden heeft ingezet bij het schrijven, verhoogt de aantrekkingskracht en de waarachtigheid van haar autofictie. Het hoofdpersonage zet zich aan een schrijfproject na een traumatische liefdesbreuk. Dat leidt tot een compromis- en schaamteloos onderzoek van zichzelf, de medemens en de wereld. Ze beschrijft wat ze drinkt en op welk terras, wat ze eet en met welke vrienden, met wie ze vrijt en met wie ze ruziet. Terwijl ondertussen rake observaties en omvattende uiteenzettingen over de menselijke psyche, de liefde, sociale ongelijkheid, klimaat, jazz en kolonialisme, filosofie of de strijd van het literaire schrijven elkaar opvolgen. Het doet me denken aan de zesdelige bestseller Mijn strijd van Karl Ove Knausgård, en het laat zich aanzien dat dit boek al langer geschreven wilde worden.
We zouden toch liever allemaal onze eigen weg gaan? Vraag het aan een veertienjarige en die is bereid daar alles voor op te geven
“Ik heb van een student ooit het eerste deel, Vader, van Knausgård cadeau gekregen,” zegt Els Moors terwijl we uitwijken voor een van de bankjes op het pad langs de vijvers van Elsene. “Ik heb er twintig pagina's in gelezen en was wel gefascineerd door het universum dat hij creëerde, maar ik ben toen voorlopig intuïtief gestopt met lezen. Ik weet dus niet of wat hij doet gelijkaardig is. Ik heb zeven jaar aan dit boek gewerkt, heb ondertussen veel manuscripten weggegooid en ben ook van uitgeverij veranderd (van Het balanseer naar De Arbeiderspers, red.). Het probleem met proza dat het alledaagse integreert, is dat je makkelijk uitkomt op banaliteit zonder spanningsboog. Die spanning kwam er pas door mezelf in te zetten om alles menselijkheid te verschaffen en de banaliteit te dragen. Het vertelperspectief van de schrijver die in zijn kookpotten laat kijken, is natuurlijk niet nieuw. John Fante deed het, en Louis-Paul Boon in Het nieuwe onkruid. Ook de dagboeken van Witold Gombrowicz of van Etty Hillesum zijn fantastische en fascinerende literatuur, omdat je als lezer toch hongerig wordt naar zo'n verslag van echte tijd en echte mensen.”
PAD VAN DE BEGEERTEN
Nog iemand aan de basis van het boek is dus de Nederlandse filosoof Spinoza, die in zijn Ethica uit 1678 gortdroge definities formuleert van alle menselijke begeerten, genre: “Liefde is een blijdschap begeleid door de idee van een externe oorzaak.” Die definities figureren boven elk hoofdstuk van Moors' boek, dat daar vervolgens de woelige werkelijkheid van de begeerten van het hoofdpersonage tegenover stelt.
“Spinoza kende de eeuwigheidswaarde die tot dan toe aan God werd toegeschreven, toe aan rationele wetenschappelijke kennis. De mens was dan wel niet meer overgeleverd aan de willekeur van een god, maar naar mijn idee kwam daar bij Spinoza geen menselijkheid voor in de plaats. Bij hem is de mens nog maar eens 'slachtoffer' van de begeertes, driften en zwaktes waarin hij verstrikt zit. De onredelijkheid van de mens zet hij af tegen een eeuwige waarheid. Dat maakt mij kwaad, omdat dat de perfecte manier is om mensen te onderdrukken. Wat Spinoza vervolgens ook doet: alleen een selecte elite heeft toegang tot de waarheid, en hij fulmineert tegen het gewone volk, dat te dom is om te snappen dat de begeerten iets zijn om te overstijgen. Terwijl ik denk wat ook Plato in zijn Symposium schrijft: dat het door oefening van de begeerten is dat je tot wijsheid komt. Dat oefenpad bewandel je zelf in al je kwetsbaarheid. Dat gaf me een extra excuus om een radicaal individualistisch boek te schrijven.”
Terwijl ons oefenpad ondertussen een soepele bocht neemt tussen de twee Elsense vijvers door, gaat de manier waarop het hoofdpersonage in Moors' roman haar eigen weg zoekt, ten koste van veel zelftwijfel, psychotherapie, allenigheid, financiële onzekerheid en aantoonbare tegenspraak. Geen wonder dat andere mensen zich in tegenstelling tot haar liever laten inkapselen in de al geconstrueerde sociale structuren die in naam van de ratio ons ordentelijke leven regelen.
“Langs de ene kant is mijn hoofdpersonage een snoever die denkt te weten hoe alles moet gebeuren. Aan de andere kant ben ik ook extreem onzeker en denk ik niet dat er in het boek veel staat dat consequent is, of waardoor ik mezelf niet tegenspreek. Voor Spinoza zou dat al reden genoeg zijn om het te diskwalificeren. Ik wilde weten wat er achter die onzekerheid zit. Want ik wil niet moraliseren, maar we zouden toch liever allemaal onze eigen weg gaan? Vraag het aan een veertienjarige en die is bereid daar alles voor op te geven. In dat verlangen naar een wereld waarin je zelf iets kan betekenen en de dingen op jouw manier kan doen, zit ook een grote schoonheid.”
De eend op het water in de tweede vijver vraagt of het boek ook een plot heeft. “Een grote plot,” zegt Moors. “Maar ik denk dat je een plot niet mag zien. Hij moet je als lezer overkomen.”
Wat het hoofdpersonage wel met neurotische frequentie oprakelt, is haar liefdesbreuk met de oudere Duitse schrijver H. – al schrijft ze over die relatie zelf weinig meer dan dat ze het einde ervan maar niet kan verwerken. De afwijzing in de liefde als culminatie van de menselijke onzekerheid: dit is behalve al de rest ook een break-uproman. Moors: “Nog banaler: toen het uit was, kon ik niets anders meer doen dan schrijven. Het boek heeft me moeten redden. Misschien dat ik met mijn verliefdheid op een schrijver dacht te bereiken dat ik mijn boek niet meer zelf hoefde te schrijven. Verliefd worden is namelijk ook altijd een poging om je iets toe te eigenen dat je in de andere bewondert, zonder dat je het zelf moet doen. Pas nadat ik die liefde was kwijtgespeeld, heb ik uiteindelijk gedaan wat ik al lang wilde doen. Mijzelf als mens helemaal aanwezig stellen en spreken.”
Zo maakt Moors ook in Mijn nachten met Spinoza aanschouwelijk en aannemelijk hoe schrijverschap voor iemand het allerhoogste kan zijn. “Men kijkt er makkelijk overheen, maar dat is in al mijn boeken zo.”
We zijn beland in de wonderlijke binnentuin van de abdij, die de stad grotendeels buitensluit. Terwijl Moors' hoofdpersonage zich in de stad voortdurend en haast zonder remmingen openstelt voor de stad en haar bewoners. “Als schrijver ben je extreem nieuwsgierig naar mensen. Dat is de professionele uitleg. Anderzijds is er ook de eenzaamheid die je contact doet maken. Als je opereert vanuit een gezin met kinderen en familie, dan zijn die menselijke contacten er vanzelf, maar als je alleen leeft, moet je daar een inspanning voor doen.”
Het schrijverspersonage uit Moors' boek voelt zich ook erg onzeker over haar kleine kamertje en het immer dreigende geldgebrek, en als kunstenaar betrekt ze die precariteit op zichzelf. Dat klinkt erg actueel, maar ook weer niet. “Het is niet nieuw dat het kunstenaars op dat vlak moeilijk gemaakt wordt,” weet Moors. “Een van de redenen waarom ik geen kinderen heb, is dat ik me dat niet zou kunnen permitteren zonder fulltime te gaan werken. Ook veel mannelijke kunstenaars worstelen daarmee. Dat kunstenaars die precariteit nu durven te expliciteren, vind ik een opluchting. Lang werd verondersteld dat je kunst dan gewoon niet goed genoeg zou zijn of je businessplan niet strak genoeg, en zwegen kunstenaars erover omdat ze niet als losers wilden worden weggezet. Nu het out in the open is, kunnen we erover debatteren en keuzes maken.”
WARE LIEFDE
We eindigen op een bank naast de vijver van de abdij, waar een reiger volstrekt non-fictief naar een goudvis komt happen tijdens onze pogingen iets baanbrekends te zeggen over seks, relaties, het gezin, of het ouderschap – allemaal kwesties die ook in de roman aan slimme analyses worden onderworpen. Zo is er de ingrijpende rol van de soms vermaledijde vader, en ook die van de niet-loslatende moeder. Het afgelopen jaar werd voor Moors niet alleen getekend door de (culturele) lockdown, maar ook door een verhuis, de laatste voorbereidingen aan haar boek, én het overlijden van haar moeder, aan wie het boek is opgedragen.
Dat ze het hoofdpersonage van haar roman “een beetje gedemoniseerd” heeft, zegt Moors. Net zoals haar moeder, die na de scheiding van haar vader met vallen en opstaan haar eigen weg was blijven gaan, ook ongemerkt werd gedemoniseerd om haar doen en laten. “Als kind dachten wij soms: wat voor moeder hebben wij eigenlijk, dat zij alleen moet zijn met Kerstmis? Als ze weer eens huilde of blij was om een nieuwe relatie, adviseerde ik haar als tiener, maar uiteindelijk was er die angst om te worden zoals zij. Terwijl zij gewoon een heel normale vrouw was, die bovendien in het leven veel klappen alleen had opgevangen. Waarom zou ik niet mogen zijn zoals mijn moeder? In het boek heb ik mijzelf ingezet als een vrouw van wie je bang zou kunnen zijn, omdat er iets ontregelds aan haar is. Een vrouw die zo diep zit, dat ze zich overgeeft aan de taxichauffeur van dienst en die je daarom demoniseert. Mag een vrouw over al die zaken spreken? Mag ze een man graag zien en dan weer dumpen zonder dat haar identiteit dan wezenlijk veranderd is? Sommigen zullen zeggen dat we toch al lang geëmancipeerd zijn, maar ik denk dat vrouwen nog niet altijd durven te spreken vanuit hun begeerte en verlangen. Als ze dat wel doen, wordt dat nog altijd als een enorme bedreiging gezien en worden ze onklaar gemaakt of niet meer serieus genomen. Hetzelfde zie je trouwens meer en meer gebeuren bij mannen.”
Sommigen zullen zeggen dat we toch al lang geëmancipeerd zijn, maar ik denk dat vrouwen nog niet altijd durven te spreken vanuit hun begeerte en verlangen
De studenten m/v/x van La Cambre komen nu buiten om in verspreide groepjes hun lunch te eten. Maar we zijn nog niet helemaal klaar. “Onze maatschappij is opgebouwd rond het gezin,” aldus Moors. “Het kapitalisme stort in elkaar als we geen vaatwasmachines meer kopen. Mochten vrouwen de vrijheid hebben om vrijer met hun lusten om te gaan, en de vrijheid om daarin op hun bek te gaan, zou er een nieuw evenwicht kunnen ontstaan. Of ze nu getrouwd zijn of niet, kinderen hebben of niet. De gezinsruimte zou dan misschien wat kleiner worden, en de publieke, politieke ruimte vanzelf wat vrouwvriendelijker. Omdat die dan wat meer als een gezin kan worden behandeld.”
En nee, het hoofdpersonage met haar mannen heeft het niet over polyamorie wanneer ze over liefde zegt dat we ze moeten “scholen” opdat ze groter wordt en de wereld in bescherming kan nemen. Moors: “Een bijkomstigheid van de coronamaatregelen is dat ze ook 'informele gezinnen' zichtbaar hebben gemaakt. Ook op terrassen, in cafés en clubhuizen zijn er familiestructuren en minigemeenschappen waar de wereld mee gebaat is. Alle mannen in het boek komen voorbij om te laten zien dat verliefdheid veel belangrijker is dan al die andere dingen, zoals seks of het gezin. Jezelf vinden, je identiteit vinden, gebeurt ook door verliefd te worden op een andere identiteit. Dat raakt je in je essentie. In die zin is dit ook een boek over een grote, ware liefde, waar al de rest bij in het niets valt.”
ELS MOORS: MIJN NACHTEN MET SPINOZA
De Arbeiderspers, 344 blz., 24,99 euro, www.singeluitgeverijen.nl
Lees meer over: Expo , Els Moors , Mijn nachten met Spinoza