De halsbandparkiet is de bekendste exoot in het Brussels Gewest, maar er zijn er nog veel meer. En ze bedreigen de inheemse biodiversiteit.
“Wij werken heel erg op preventie,” zegt Olivier Beck (44), bioloog en binnen het departement biodiversiteit van Leefmilieu Brussel verantwoordelijk voor het soortgericht beleid. “Sinds 2012 mag je bepaalde soorten niet meer verkopen, gratis of tegen een vergoeding overdragen, ruilen of aanschaffen. Het is verboden om ze te herintroduceren of bewust in de natuur los te laten. Dat zorgt er in de eerste plaats al voor dat er niet langer invasieve diersoorten in parken en vijvers terechtkomen. Ten tweede zijn er ook wel effectieve maatregelen om die dieren daar weg te halen.”
Daarbij is het cruciaal dat er zo snel mogelijk wordt ingegrepen. Dat gebeurt met het 'Early warning rapid response'-systeem van waarnemingen.be. “Stel dat een wandelaar een grijze eekhoorn – die in Engeland zijn rode broeder verdrijft – in het Zoniënwoud spot, dan krijg ik diezelfde dag nog een mail met de exacte locatie. Daar wordt dan een vangkooi gezet, waarna die naar het opvangcentrum gaat.” En dan?
“Dan wordt die geëuthanaseerd,” zegt Beck. “De veearts beslist hoe, maar doorgaans is dat met een spuitje. Ook Canadese ganzen – die groter en sterker zijn dan onze eigen ganzen – worden bijvoorbeeld in de vleugel geprikt.”
Maar waarom moet er ingegrepen worden: gaat de natuur niet juist om de 'survival of the fittest'? “In West-Europa is er haast geen wilde natuur meer, en moet je ingrijpen om een biologisch optimum te bereiken. Als je dat niet zou doen, worden enkele soorten al snel dominant. De Canadese gans bijvoorbeeld, is zo struis en sterk dat de vos de strijd er niet mee aangaat, wat hij wel doet met de andere vogelsoorten. Als je die ongemoeid laat, krijg je al exponentiële groeicurves,” zegt Beck, “en ecologische verarming. Daarenboven vreten ze alles kaal, vertrappelen ze de oevervegetatie, en veroorzaken de uitwerpselen een enorme vervuiling, zeker in de periode dat ze ruien, en vier weken niet kunnen vliegen.”
Toch wordt niet altijd ingegrepen. Zo heeft het Zoniënwoud een optimum bereikt, en hebben zelfs invasieve exoten het moeilijk om daar binnen te dringen: alle ecologische niches zijn al ingenomen. “Daarom blijft bijvoorbeeld de populatie van Siberische grondeekhoorns er heel klein, en kunnen we die ongemoeid laten zolang we ze alleen daar terugvinden. Op andere plaatsen, zoals in nieuw ingerichte parken, is er veel meer beweging en dus verstoring, en hebben exoten het veel makkelijker om er voet aan de grond te krijgen. Zoals de Japanse duizendknoop in het park van Thurn & Taxis. De oplossing ligt erin de parken veel minder intensief te beheren. Vroeger moest het gras in een park overal als een gazon getrimd zijn. Waar mogelijk, wordt nu nog maar twee keer per jaar gemaaid. Een extensiever beheer is goedkoper en ecologisch waardevoller.”
Welke planten- en diersoorten prioritair worden aangepakt, wordt mee bepaald door Europa. Want behalve de Brusselse lijst van invasieve soorten, is er ook nog een veel dwingendere Europese lijst, die de lid- en deelstaten tot actie aanzet.
Voedsel
Op dit moment is Brussel prioritair bezig met verschillende waterplanten en zoetwaterkreeften, die vegetatie kortknippen, en vissen en kevers eten. “Als je er niks aan doet, heb je er in één vijver duizend van,” zegt Beck. “Daarom zullen we dat via een Europees LIFE-project monitoren en beheren. Hoe dat concreet zal gebeuren, weten we nog niet.” Of dat als voedsel verkocht kan worden? “Liever niet, want dan creëer je weer een vraag, die juist tot meer zoetwaterkreeften leidt.”