Hittegolven worden frequenter en extremer, ook in Brussel. Bovendien zijn ze in de stad een stuk dodelijker dan erbuiten. Hoe kan je van de stad toch een koele ruimte maken? We vonden antwoorden in Wenen, bij 36 graden Celsius. “Maak van de stad een spons.”
| Florian Reinwald (BOKU) in Aspern Seestadt
Meer weten over het dossier ‘Klimaatbestendige Stad’?
Meer extreme regen en vooral veel meer hittepieken. We weten wat het klimaat in petto heeft de komende jaren en decennia, maar hoe bereid je de stad daarop voor? BRUZZ ging kijken in Wenen en Kopenhagen, twee steden die al heel wat verder staan dan Brussel en kwam terug met een rugzak vol antwoorden. Koelte-oases, de sponsstad, openluchtzwemmen of de wind inzetten als ventilator? Je leest erover in ons dossier ‘Klimaatbestendige Stad’.
Het is pas 9 uur als we op de Schlingermarkt aankomen in het Weense stadsdeel Floridsdorf. Toch draaien de temperaturen al rond de 25 graden. Wat zei onze chef magazine ook alweer toen we op klimaatreis vertrokken? “Ik hoop dat je in zo’n stevige hittegolf terechtkomt.” We hadden instemmend geglimlacht. Maar hier in het continentale Wenen vergaat het lachen ons gaandeweg, vooral als het kwik later die week zelfs ‘s nachts niet meer onder de 30 °C wil. En wat voor ons geldt, is eigenlijk ook waar voor de hele stad: tegen 2030 al vreest Wenen voor 1.000 hittedoden per jaar, bepaald geen lachertje.
Terug naar de Schlingermarkt. Het verharde plein in een volkswijk telt een aantal ouderwetse gesloten marktpaviljoenen. Een van de zijden wordt gedomineerd door de Schlingerhof, één van de vele Weense wooncomplexen die tegen sociale voorwaarden worden verhuurd. Terrassen of balkons, die hebben de meeste bewoners niet.
Het hele plein bestaat uit asfalt, behalve één hoekje waar een groene oase verrijst. Een ensemble van zitbanken wordt er omzoomd door forse plantenbakken waarin onder meer bomen groeien. Boven de banken zijn zeilen aangebracht die samen met de vegetatie schaduw werpen. En wie op een knop duwt, wordt getrakteerd op een verfrissende wolk waternevel. Naast het groene schaduweiland bevindt zich dan nog eens een waterkraan.
In de zithoek is het een komen en gaan van bezoekers, vaak bewoners van de Schlingerhof. “Ik heb geen eigen huis, tuin of terras,” zegt Eduard (61), die vanaf zijn zitplek de voorbijgangers gadeslaat. “Dit is zo’n beetje mijn woonkamer.” In een andere hoek van de stedelijke living maakt een koppel het zich ondertussen gezellig.
‘Wat denkt u wel?’
We bevinden ons in een Tröpferlbad 2.0, een permanente installatie die gefinancierd werd door de stad Wenen. “Het is een koelteruimte, maar ook een sociale plek, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar ze niet moeten consumeren,” legt Doris Schnepf van architectuurbureau Green4Cities uit. “En de bewoners hebben mee kunnen bepalen hoe de installatie er moest uitzien.”
Dat de omwonenden zich daardoor ook verantwoordelijk voelen, ondervinden we even later aan den lijve. Een buur komt speciaal uit zijn appartement naar beneden om ons te vermanen: wat denken we wel, op de rugleuning zitten en onze voeten op de bank plaatsen waar de bewoners dan moeten zitten? We nemen deemoedig een niveau lager plaats.
De koelte-oase werkt, zoveel is duidelijk. Wenen telt momenteel twee openbare prototypes, maar dat aantal zal de volgende jaren wellicht groeien. Toch is zo’n installatie niet dé grote oplossing voor de opwarmende stad, beseft Schnepf. “Maar het is wel iets dat je snel kan realiseren én dat ook effect heeft.”
"Zo'n koelte-oase is niet dé hittte-oplossing, maar het kan snel en het heeft effect
De locatie van de koele oase is ook kenmerkend voor het algemene beleid van de stad Wenen als het over hittestress in de stad gaat: dat beleid probeert vooral bewoners in kwetsbare wijken te beschermen, door die buurten als eerste om te vormen. Hitte is immers ook een sociaal probleem.
Wie de stad wil koelen, beschikt daar vandaag over een hele batterij van mogelijke maatregelen voor. In steden als Sevilla moeten zeilen schaduw werpen over de smalle straten. Steeds meer overheden experimenteren met het wit verven van oppervlakten, die daardoor de zon reflecteren. Traditionele Griekse en andere mediterrane dorpen zijn dan ook niet toevallig sneeuwwit. Bij de keuze van bouwmaterialen is de albedofactor (de mate waarin licht weerkaatst wordt, letterlijk ‘witheid’) de voorbije jaren dan ook steeds belangrijker geworden.
Je kan nevelinstallaties plaatsen, zoals Wenen doet. Op ruim driehonderd plekken in de stad vind je ze in verschillende vormen: sproei-installaties die automatisch geactiveerd worden als de temperatuur verschillende dagen boven de 27 °C klimt. Het verfrissingseffect is reëel, maar erg lokaal en “het is natuurlijk leuk voor een politicus om ze in te huldigen,” horen we al eens schamperen.
De goeie ouwe boom
Dé koeltechnologie van de toekomst is er een die we eigenlijk altijd al hadden: groen in de openbare ruimte. Binnen die categorie is er dan nog eens één afgetekende kampioen: grote bomen met een echt bladerdek. Ze geven schaduw en de verdamping via de bladeren levert ook extra koeling. En Wenen mag dan best veel parken hebben, net als in Brussel telt de stad ook veel straten zonder één boom, vooral in het centrum. Het is de reden waarom de Oostenrijkse hoofdstad deze legislatuur 25.000 bomen wil bijplanten. En Brussel? Dat houdt het op een intentieverklaring om meer te planten, zonder cijfer.
"Strategieën, daar zijn we hier goed in"
Bomen planten is één zaak, ervoor zorgen dat ze overleven een andere. “Zowat een vijfde van de nieuwe aanplantingen haalt het niet,” geeft stadsklimatoloog Max Wittkowski toe. “En doordat we steeds meer XL-bomen planten, die meteen schaduw geven, loopt dat cijfer nog op. Want grotere bomen hebben het ook moeilijker om zich aan te passen aan een nieuwe omgeving.”
Om nieuwe bomen toch meer kansen te geven, past Wenen steeds vaker het Schwammstadt-principe toe: de sponsstad. Daarbij krijgen stadsbomen een extra grote ruimte voor de wortels, die voor straatbomen tot onder het wegdek reikt. Die wordt vervolgens gevuld met grotere stenen en waterhoudend materiaal. De wortelruimte functioneert op die manier als een grote voorraadspons voor de boom. Bijkomend voordeel: het opgeslagen water vermindert de druk op het rioleringssysteem bij sterke regens en de boom kan langer verdampen en dus ook koelen.
Sponsstad, het is een begrip dat de voorbije jaren steeds vaker valt als het over klimaataanpassing gaat. De ondergrond als één grote spons gebruiken, die regenwater vasthoudt, vegetatie van water voorziet, overstromingen tegengaat én ook nog eens de omgeving koelt, het is een principe dat je niet enkel bij straatbomen kan toepassen. Parken, bloem- en plantenperken of tuinen: allemaal kunnen ze met de juiste aanleg als grote stedelijke spons fungeren. Zo’n watervertrager heeft meteen ook het voordeel dat hij efficiënt is tegen verschillende effecten van de klimaatopwarming: wateroverlast, hittegolven of droogte? De spons weet raad.
Dat steden zo hard opwarmen, heeft natuurlijk alles te maken met de enorme hoeveelheid stenen die er hitte opslaan en warm blijven tot een gat in de nacht. Net die stenen kunnen ook een deel van de oplossing zijn. Benedikt Kiesling van Green4Cities neemt ons mee naar een proefinstallatie buiten Wenen, waar een koelend wegdek wordt getest. Onder een loden zon liggen er vier verschillende testtrottoirs naast elkaar, elk met een waterlaag onder, met daaronder een waterdichte folie. Als we op het voetpad met de gewone trottoirsteen gaan zitten, wordt het al snel ongemakkelijk onder het achterwerk. Op de strook ernaast, uit speciaal ontwikkelde waterzuigende stenen met open voeg, blijkt de temperatuur dan weer erg comfortabel. “Met CoolWays zou je het trottoir én de hele straat kunnen koelen,” zegt Kiesling. Onze zittest leert ons: veelbelovend.
Boze buren
Een nieuwe dag, een nieuw hitterecord. Terwijl de temperatuur ondertussen naar 36 °C is geklommen (in de schaduw), hebben we afgesproken met onderzoeker en stadsplanner Florian Reinwald (BOKU) in Aspern Seestadt. Reinwald is ook coauteur van de Weense strategie om het hitte-eilandeffect in te dammen, een document dat voor Brussel niet echt bestaat. “Strategieën, daar zijn we hier goed in,” zegt Reinwald zonder ironie.
Het nieuwbouwgebied Seestadt, rond een nieuw gegraven meer, is een van de grootste stadsontwikkelingsgebieden in Europa, met plaats voor 25.000 nieuwe inwoners en nog eens 20.000 werkplekken. Een referentiepunt? De veelbesproken friche Josaphat zal minder dan 5.000 inwoners tellen, als ze al wordt bebouwd.
Aspern Seestadt is een boeiende plek. Om te zien wat je vooral wél moet doen om een nieuw stadsgebied klimaatproof te maken, maar ook waar het fout kan gaan. “In dit afgewerkte deel overheerste aanvankelijk asfalt in de voetgangerszones,” legt Reinwald uit. “De nieuwe bewoners protesteerden daarop zo luid, dat het nieuwe stadsbestuur uiteindelijk een groot deel opnieuw openbrak om er groenzones aan te leggen en grote XXL-platanen van dertig jaar oud te planten.” Stadsplanning is een traag proces en loopt wel vaker achter op nieuwe inzichten, zo weet de onderzoeker. “Ook bij de begroeide gevels die je hier ziet, was het in het begin vaak experimenteren. Wat we dan weer wél goed deden, was eerst de metro bouwen en dan de wijk. Zo maak je nieuwe bewoners niet meteen afhankelijk van de auto.”
Een tweede en recenter stadsdeel oogt niet alleen groener, maar toont ook de kenmerken van de sponsstad, met tal van zones waar het water desnoods een vijver kan vormen voor het in de grond sijpelt. Het klinkt eenvoudig, maar een detail toont aan hoeveel de stadplanners daarbij moeten denken. “Zie je deze plantjes?” vraagt Reinwald. “Die zijn zoutbestendig, want in de winter kan er al eens strooizout van de straat in dit perk stromen.”
In een deel van de Seestadt dat nog moet gebouwd worden, is bovendien een grote overdekte gaanderij gepland, die op het meer uitkijkt. “Ook dat is klimaatbestendig plannen: het is een plek die je zowel tegen regen als zon en hitte beschermt.”
Een ventilator voor de stad
Groen en bomen zijn cruciaal voor een koele stad, maar het is niet het enige recept. Wat doet u zelf in uw appartement als het zowel binnen als buiten snikheet is? Misschien wel naar een ventilator grijpen. Die ventilatie kan ook op een grotere schaal, door de dominante windstromen in te calculeren in de planning. “In het afgewerkte stadsdeel is daar nog geen rekening mee gehouden,” betreurt Reinwald, terwijl hij een plan van de buurt uitspreidt op de bodem van het lokale skatepark. “Op sommige plekken riskeer je daardoor oververhitting, terwijl andere net te veel wind krijgen. Neem de lokale sigarettenhandelaar: die kreeg in het begin zijn deur niet meer open van al het zand dat ertegen waaide.”
In het toekomstige deel van de Seestadt, konden Reinwald & co. wél een microklimatische analyse doorvoeren én ingrijpen. In de nieuwe wijk worden de koelere luchtstromen van buiten de stad door de buurt geleid. ”Vaak ging het om kleine wijzigingen: een kleine opening tussen twee gebouwen laten of de locatie van een bomenrij veranderen, zodat die luchtstromen niet blokkeert, maar naar een bepaalde plek leidt. Niemand was tegen die wijzigingen, het is vooral een kwestie van die kennis hebben en delen. Of zo’n windanalyse ook in Brussel nuttig zou zijn? “Wind is er overal.”
“Je moet plannen maken die alle stadsafdelingen meedragen en er openbare én privé-actoren bij betrekken”
De analyse van de windstromen en hun effect gebeurt niet enkel op het niveau van de wijk zelf. “We kijken ook of dat grote, nieuwe stadsgebied op zich ook een hindernis kan vormen voor de koeling van het stadscentrum verderop,” legt Reinwald uit. “Maar dat blijkt niet het geval.”
“In deze wijk bouwden we eerst de metro en dan de wijk. Zo maak je nieuwe bewoners niet meteen afhankelijk van de auto”
Kan de onderzoeker iets zinnigs zeggen over het omstreden dossier van de Josaphat-site in Brussel, willen we weten. “Enkel in algemene termen: een groengebied koelt zijn omgeving al vanaf 1 à 2 hectare, die 25 hectare hebben dus zeker effect. Maar als je me vraagt of je daar op een intelligente manier kan bouwen, zodat je de koeling en de ventilatie richting centrum behoudt, dan is mijn antwoord ook: vast en zeker.”
Rummikub in de koelruimte
Het hele arsenaal aan maatregelen die de openbare ruimte koelen is broodnodig voor de stad van de toekomst. Maar als de Weense hittegolf ons één ding duidelijk maakt, is het ook dat het niet zal volstaan. Bij 36 graden wordt het ook in de parken te warm voor kwetsbare bewoners, om van de nachten in een opgewarmde centrumwoning nog te zwijgen. Koele binnenruimtes zullen in de toekomst dan ook een wezenlijk deel moeten uitmaken van de hittestrategie van steden.
Wenen is daar ondertussen mee begonnen. Op twee plekken in de stad is een ‘Cooling Zone’ ingericht, waar ieder die dat wil kan op adem komen. We bezoeken er eentje in de Greiseneckergasse, waar een dagcentrum voor gepensioneerden er een koelfunctie bijkrijgt. Elke Cooling Zone beschikt minstens over twee ruimtes: een voor ontmoeting – een gezelschap van montere dames op leeftijd speelt er net Rummikub – en een met ligstoelen om te rusten. Er zijn gratis drankjes en de thermometer toont een aangename 26 °C. Volgend jaar wordt het netwerk wellicht uitgebreid tot een tiental. Andere steden, zoals Barcelona, zijn op dat vlak een heel stuk verder. De Catalaanse hoofdstad heeft ondertussen een netwerk van tweehonderd refugios climáticos (klimaatschuilplaatsen), meestal in openbare gebouwen.
Zo’n netwerk is nodig, denkt Bernd Vogl, voorzitter van het Oostenrijkse klimaat- en energiefonds. De bestaande oudere woningen zullen immers niet van vandaag op morgen plots makkelijk te koelen zijn. En ook klassieke airco’s zijn geen klimaatoplossing. Vogl zet zijn hoop daarom op grote schoolcomplexen die milieuvriendelijk gekoeld worden en als schuilplaatsen kunnen dienen, zegt hij in een interview in dit dossier (verschijnt online op vrijdag 29 september.).
Een week in Wenen maakt duidelijk dat er veel gebeurt in de Oostenrijkse hoofdstad. Toch willen we van al onze gesprekspartners ook weten wat de stad nog beter moet doen. Het antwoord is opvallend gelijklopend en van toepassing op de meeste steden met hittestress: de maatregelen die we vandaag al kennen moeten op een veel grotere schaal worden uitgevoerd.
“Je moet plannen maken die alle stadsafdelingen meedragen, die minstens op het niveau van een volledig stadsdeel worden gerealiseerd en waarbij je zowel openbare als privé-actoren betrekt,” zegt Doris Schnepf, terwijl we in de schaduw van het Tröpferlbad zitten. “In zo’n project moet je het dan niet enkel over groene ruimtes hebben, maar ook over energie en verkeer. De plaats voor nieuw groen in de binnenstad is nu eenmaal beperkt. En je moet het cocreatief doen, mét de inwoners. Dan kan je resultaten boeken.”
Klimaatbestendige stad
Lees meer over: Brussel , Milieu , Gezondheid , Klimaatbestendige stad , wenen , klimaatverandering , opwarming van de aarde , levenskwaliteit
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.