“Dat koning Albert en koningin Paola na hun verzoening naar de Vlaamse mis in de Finisterraekerk kwamen, was voor de Franstaligen niet te verteren,” zegt priester Staf Nimmegeers lichtjes geamuseerd. En Johnny De Mot: “Ik heb geen tandarts nodig die iedere zondag de mis bijwoont in de Bijstandskerk, maar een die de tanden verzorgt van mensen zonder centen die door hun kapotte gebit geen korsten meer kunnen eten.”
| Johnny De Mot en Staf Nimmegeers, de voormalige pastoors van de Goede Bijstands- en de Finisterraekerk: nog steeds even geëngageerd.
Een gesprek met twee priesters die het sociale gezicht van Brussel mee bepaald hebben, maar ook zeggen dat ze zich opnieuw meer als christen moeten affirmeren.
Nimmegeers was 25 jaar lang pastoor in de Finisterraekerk, de biechtkerk bij uitstek waar passanten ‘hun zonden’ kwamen biechten en prostituees hun hart kwamen luchten. Na Nimmegeers pensionering heeft De Mot, die al meer dan drie decennia pastoor is in de Bijstandskerk, de Finisterraekerk erbij genomen.
Nu ook Daniel Alliët van de Begijnhofkerk met pensioen is, is De Mot de enige Nederlandstalige pastoor van de dekenij Brussel. Vroeger waren er een tiental kerken waar Nederlandstalige missen opgedragen werden, nu resten er nog twee.
Nimmegeers heeft nog de tijd meegemaakt van voor mei ’68, de tijd dat er in Brussel geen afzonderlijke Nederlandstalige en Franstalige pastoraal was. In de Pletinckxstraat en de Wilde Woudstraat werden er op zolders ’s morgens vroeg Nederlandstalige missen opgedragen.
Nimmegeers: “Voor de knechten en de meiden vooraleer ze naar de bakker trokken om pistolets en croissants te kopen voor hun bazen.” En kardinaal Suenens mag dan de boeman van de Leuvense studenten in mei ’68 zijn geweest, hij besefte dat er een aparte Nederlandstalige en Franstalige pastoraal moest zijn, zegt Nimmegeers. Maar mensen veranderen soms trager dan structuren.
Toen Nimmegeers zich in 1972 ging presenteren aan de Franstalige pastoor van de Finisterraekerk, een Ardense missionaris, zei die hem onomwonden: “Ici on n’aime pas les femmes, ni les étrangers ni les flamands.”
“Ik ben begonnen met de mis van halfvijf, maar ik mocht de klokken niet luiden en kreeg alleen afgedragen gewaden, waar letterlijk de mot in zat en met Kerstmis mocht het kribbetje niet verlicht worden tijdens de Vlaamse mis.”
Nimmegeers, die ook negen maanden pastoor ad interim geweest is in de Bijstandskerk, herinnert zich goed hoe de banden van de auto’s van de Vlamingen die naar de mis in het Nederlands kwamen in de Bijstandskerk werden platgestoken.
Albatros
Toen De Mot tot pastoor aangesteld werd in de Bijstandskerk kende hij de buurt goed: tijdens zijn priesteropleiding woonde hij in bij Albatros, een opvangtehuis voor thuislozen: “Het was een wijk met arme mensen, een bouwvallige wijk met vierhonderd gemeubelde kamers, waar niemand wou wonen.
Toen ik er 33 jaar geleden aankwam, ging het niet goed met de kerk. Tijdens mijn eerste mis waren er vijftien mensen aanwezig, verspreid over heel de kerk. Het was weliswaar zomervakantie, maar het greep me naar de keel: ik was priester gewijd in Dilbeek in een overvolle kerk.
Ik voelde me zo eenzaam dat ik de mensen gevraagd heb rond het altaar te komen zitten.” Anno 2020 wonen er op zondag zeventig mensen de mis bij, de derde zondag van de maand als er kinder- en jongerenmis is, zijn er meer dan honderd.
De pastoor van de Bijstandskerk was automatisch voorzitter van de Buurtwinkel, waar ook een kookgroep bedrijvig was met een sociaal restaurant. Op die manier ontstonden netwerken met buurtwerkers.
De Mot: “Het waren buurtwerkers die me vertelden dat er aan het Fontainasplein dingen gebeurden die niet door de beugel konden. Ze zagen auto’s die jonge jongens oppikten die zich prostitueerden.
In de jaren 1990 hebben we Adzon (de vereniging die prostitués vijftien jaar lang geholpen heeft, red.) opgezet met een uitgebreide groep vrijwilligers, jonge priesters die stage kwamen lopen in Brussel, missionarissen die terug naar België kwamen en hun draai niet vonden in Vlaanderen of Wallonië, en dan waren er leraars die op hun 55ste op pensioen moesten en zich wilden inzetten voor Adzon en armoedebestrijding.
En zo zijn we ook gaandeweg mensenhandel op het spoor gekomen, waarop we Pag-Asa hebben opgericht. Daarvan ben ik zeventien jaar voorzitter ben geweest.”
De jaren 1980-1990 waren ook de jaren dat aids een ware ravage aanrichtte, zegt De Mot. “Aids was de grote verdoemenis,” zegt De Mot. “Als we in het Sint-Pietersziekenhuis hiv-patiënten bezochten, moesten we maskers en handschoenen dragen.
We hebben in die jaren in de Noordwijk een paar appartementen op de negende verdieping gehuurd, zodat die gasten voor de luttele maanden die ze nog te leven hadden, buiten zouden kunnen kijken. De bijstandswijk is een krik geweest voor al die sociale initiatieven.
De wijk is ook goed gelegen, tussen noord en zuid, vlak bij de premetro, met - en daar ben ik blij om - nog altijd drie goed draaiende cafés waar iedereen welkom is, jong en oud, homo, hetero of bi, het maakt niet uit.”
“Iedere keer als er een kerkganger van de Finisterrae sterft, blijft de stoel leeg, er komt niemand in de plaats”
Nederlandstalig
De Nederlandstalige katholieke kerk in Brussel is een kleine gemeenschap geworden, zegt Nimmegeers: “Iedere keer als er een kerkganger van de Finisterrae sterft, blijft de stoel leeg, er komt niemand in de plaats. Ik heb de tijd meegemaakt dat we in de Finisterraekerk de mis met vijf priesters concelebreerden.” Maar de achteruitgang van de katholieke Kerk in Brussel is niet nieuw.
De Mot: “Wijlen kardinaal Danneels zei me ooit: ‘Brussel is het laboratorium voor de Vlaamse Kerk, daar ontstaat, groeit en sterft af wat we over een aantal jaren mogen verwachten in Vlaanderen.’ Hij heeft gelijk gekregen.”
Maar De Mot nuanceert: “De Finisterrae is altijd een stuk klassieker geweest dan de Bijstand, maar sinds een aantal jaren is er een groep Filipijnen neergestreken en ook een aantal zwarte mensen hebben er hun plaats gevonden. En nee, de vergaderingen van de parochieploeg verlopen niet helemaal in het Nederlands, een gedeelte verloopt in het Engels, we hebben ook een Filipijn in de ploeg opgenomen.”
“Heiligheid is abstract, maar moet concreet gemaakt worden”
Brussel is volgens de statistieken de stad waar het meest gepratikeerd wordt, maar het zijn dus niet de Belgen, Nederlandstaligen of Franstaligen, die naar de kerk gaan.
De Mot: “En ook niet langer de Polen, ook daar zit de klad erin. Je ziet geen Poolse busjes meer aan de Kapellekerk en ze dragen geen Russische jeans meer. En als ze iets groots te vieren hebben, gaan ze net als de Belgen naar Wittamer. In de Rijkeklarenkerk daarentegen vind je iedere zondag driehonderd latino’s.”
Finisterraekerk
Nimmegeers genoot ook landelijke bekendheid als producer televisie en radio van religieuze programma's die uitgezonden werden via de VRT en gelegenheidscommentator bij belangrijke uitzendingen op VRT en VTM.
“Twintig, dertig jaar geleden ging het zeer goed in de Finisterraekerk, in de advent zat de kerk zelfs in de week nokvol. Er kwam ook veel VRT-volk over de vloer dat nieuwsgierig was, maar ook geïnteresseerde vrijzinnigen. Patrick Janssens en Steve Stevaert die een zachte vrijzinnige was, kwamen naar de kerk. Ze hebben me ook financieel geholpen om armoede te bestrijden.
Maar in principe gaven we nooit geld, we betaalden wel de geneesmiddelen van mensen zonder middelen. Toen ook Albert en Paola naar de Vlaamse mis kwamen, was dat voor de Franstaligen niet te verteren.”
Nimmegeers werd ook door de koning ontvangen om het te hebben over armoede, prostitutie en eenzaamheid. “Maar niemand hoefde dat te weten,” zegt Nimmegeers. “Maar het stond wel in La Libre Belgique, ik heb er ook een paar keer in gestaan,” repliceert De Mot.
In tegenstelling tot de Bijstandskerk is de Finisterraekerk een rijke kerk, zegt Nimmegeers: “De kerk heeft gecollaboreerd met Napoleon en heeft op die manier haar eigendommen kunnen behouden, maar ze hebben nooit willen investeren in de kerk.
Het is dankzij koning Albert II dat we vloerverwarming hebben in plaats van rook spuwende kachels, dat de kerk een verfbeurt heeft gekregen, en dat we het orgel hebben kunnen vernieuwen.” Maar er moet meer gebeuren, zegt De Mot: “De Finisterraekerk is nog altijd een biechtkerk, maar soms zit ik er een halve dag zonder dat er iemand langskomt. Op andere dagen heb ik tien zware gesprekken.
Maar niet iedereen die nood heeft aan een gesprek wil in een donker gat kruipen, er is een aantrekkelijk lokaal nodig dat vreugde uitstraalt. En daarbovenop: goede verlichting en goede muziek.”
De Mot en Nimmegeers zijn atypische pastoors die soms met een scheef oog bekeken werden. “Staf en ik konden een potje breken bij Danneels omdat hij wist dat we dezelfde feeling als hij hadden,” zegt Demot.
“We brachten net als hij het sacrale in het dagelijkse leven. Heiligheid is abstract, maar moet concreet gemaakt worden. Zo was er een aspect van heiligheid aan de hoopvolle strijd met ziek zijn en pijn die Marieke Vervoort gevoerd heeft, al besef ik dat ze zeker niet zou gewild hebben dat we haar tot het altaar verheffen.”
De katholieke Kerk is het quasi-monopolie op sociaal werk kwijt, zegt De Mot. “Patsy Sörensen is niet gelovig en verricht schitterend werk, daartegenover is er in het Sint-Jansziekenhuis geen zuster Leontine meer om sans-papiers op te vangen. Een ziekenhuis dat beheerd wordt door geneesheren heeft ook zijn nadelen.”
Nimmegeers groeide op in Lokeren en werd opgevoed door niet-gelovige ouders, maar, zo zegt hij, “de katholieke Kerk heeft moraal veel te veel herleid tot seksuele moraal. Toch mogen we onze traditie niet opgegeven. We mogen het klokhuis niet verdoezelen, we moeten uitkomen voor wie we zijn, of het nu christen of vrijmetselaar is. We moeten sociaal werk blijven doen, maar niet anoniem, de mensen moeten weten dat we christenen zijn, we moeten er rustig over praten.”
Nimmegeers is ook vier jaar ondervoorzitter van de Senaat geweest voor de SP.A, hoe kijkt hij daarop terug? Nimmegeers: “Dat was een grote vergissing, ik had veel meer vrijheid binnen de Kerk dan binnen de partij.”
Nimmegeers woont nog altijd op een steenworp van de Finisterraekerk, vanuit zijn appartement ziet hij hoe de daklozen zich te slapen leggen langs de straat, maar er is meer aan de hand.
De Mot: “Er zijn zoveel noden, er is zoveel eenzaamheid, dat gaat op een dag op onze kop terechtkomen. Er is ook een wereldwijd onbehagen van jongeren wereldwijd, wat zich vertaalt in het ongenoegen tegenover de klassieke politieke partijen die geen antwoord hebben.”
Vileyne gedachten
Lees meer over: Brussel-Stad , Samenleving , Vileyne gedachten , Danny Vileyn , Johnny De Mot , Staf Nimmegeers , Finisterraekerk , Goede Bijstandskerk , thuislozen , daklozen , armoede , christendom , sociaal werk
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.