Het antwoord luidt kort en krachtig: heel veel. Het aandeel van de Belgische adel die in de Brusselse agglomeratie woont, is sinds 1830 alleen maar toegenomen. De jongste gegevens die professor Paul Janssens (UGent) in 2017 heeft gepubliceerd, dateren uit het jaar 2000. Daaruit blijkt dat twee derde van de Belgische adel in de vroegere provincie Brabant woont, dat is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaams- en Waals-Brabant. Een derde woont in de negentien Brusselse gemeenten.
JOUW VRAAG. Hoeveel adel woont er nog in Brussel?
"Hoeveel adel woont er nog in Brussel?"
Hoe is die permanente aantrekkingskracht van het centrum te verklaren? Janssens: “Die beweging, de trek naar het centrum van het land, kan eerst en vooral verklaard worden door het hofleven dat na 1830 opnieuw op gang komt in Brussel. Met de Coburgs die er zich permanent vestigen, ontstaat er een mondain leven in de hoofdstad, dat versterkt wordt door een rijke bovenlaag van financiers en industriëlen. Dat heeft de adel uit Vlaanderen en Wallonië zeker aangetrokken. In de 20ste eeuw ondergaat de adellijke levenswijze een complete metamorfose. Die mensen tonen zich plots bereid voltijds een beroep uit te oefenen, waarvoor ze eerst de nodige diploma’s behaalden. En het spreekt voor zich dat er zich veel interessante banen in Brussel bevonden.”
Heel veel adel had in de 19e eeuw twee verblijven, een kasteel te lande en een residentie in de hoofdstad. Hebben ze hun kastelen op het platteland opgegeven, omdat ze in Brussel werkten? Janssens: “Dat is nog een andere beweging die maar goed op gang komt in de 20e eeuw en zich in een versneld tempo manifesteert in de tweede helft van diezelfde eeuw. Dat heeft te maken met de toenemende onderhoudskosten van de kastelen. Men poneert al te gemakkelijk dat de adel verarmde, maar voor zover ik dat kan inschatten, is dat niet het geval. Zij die hun kastelen verlaten hebben, deden dat omdat de kosten voor het onderhoud steeds hoger opliepen. Die kosten waren vooral loonkosten ten gevolge van de sociaal-economische ontwikkelingen. Er zijn in het algemeen minder huisbedienden en dus niet alleen bij de adel, ook bij de bourgeoisie.”
Die kastelen en grote herenhuizen in de stad vervulden een speciale functie in het sociale leven van de elite. Janssens: “Pierre Bourdieu (Frans socioloog, red.) drukt dat heel mooi uit: ‘Je moet de mensen die van receptie naar receptie lopen niet misprijzen en denken dat ze dat doen omdat ze zich vervelen. Nee, ze werken aan hun sociale relaties.’ Dat is heel goed te zien aan de architectuur van die verblijven: er was een grote receptieruimte waar diners en bals konden worden georganiseerd, daarbovenop was er veel plaats om logés meerdere dagen of weken te herbergen. “In de loop van de 20e eeuw worden die sociale happenings gecommercialiseerd, er komen traiteurs en zalen die je kan huren. Dat is minder duur dan huispersoneel in dienst nemen. Waarom zou je veel uitgeven als je het evengoed kan doen met veel minder?” zegt Janssens.
Brussel
Twee derde van de adel woont in de vroegere provincie Brabant, waarvan de helft in het Brussels gewest. Het is niet Ukkel dat de kroon spant, maar Sint-Pieters-Woluwe.
“Je moet opletten met gemeenten als administratieve eenheid,” zegt Janssens. “Je moet niet de gemeente als eenheid nemen, maar het Brussels gewest op straatniveau inkleuren volgens het gemiddeld inkomen. Dan is het duidelijk te zien waar de rijke mensen wonen die belastingen betalen.”
Van de 2.725 adellijke gezinnen vermeld in Le Carnet mondain woont 19,2 procent in Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel volgt op korte afstand met 17,6 en Elsene op de derde plaats met 16,4 procent. Sint-Lambrechts-Woluwe staat op vier en Etterbeek op vijf. Samen is dat de helft van alle adel die in het Brussels gewest woont. De stad Brussel staat pas op de zesde plaats, terwijl ze in 1830 nog 17,3 procent van de Belgische adel herbergde, en de voormalige provincie Brabant 21 procent. Hier is dus sprake van een andere beweging.
“In 1830 was er nog geen Brusselse agglomeratie, er was bij wijze van spreken platteland rond de stad Brussel,” verklaart Janssens. “In de tweede helft van de 19e eeuw is er de urbanisatie van het ommeland en een massale uittocht, eerst naar de Leopoldswijk en dan naar de Louizalaan. In de 20e eeuw blijft de Leopoldswijk weliswaar bestaan, maar dan komen de banken en de Europese Gemeenschap er zich vestigen en komt er opnieuw een verhuisbeweging op gang.”
Hoeveel edelen er precies in Brussel wonen, kan Janssens niet precies zeggen, maar het zijn er dus minstens 2.725. Er zijn ongetwijfeld gezinnen die uit één persoon bestaan, maar er zijn er ook die vijf gezinsleden of meer tellen.
Hoe komt het dat we zo weinig merken van die adellijke aanwezigheid? “Je hebt adel met titel - baron, graaf, prins - maar ook adel zonder titel, die zich weliswaar jonkheer of jonkvrouw mogen noemen, maar die titel gebruiken ze niet beroepshalve,” zegt Janssens. “Een jonkheer die advocaat is, zet advocaat op zijn visitekaartje. In het mondaine milieu wordt de titel bij uitnodigingen en dergelijke wel nog gebruikt, maar dat behoort niet tot het publieke leven. Soms herken je edellieden natuurlijk wel aan hun dubbele naam, maar dat is weer een ander verhaal.” — danny vileyn
VOLGENDE WEEK: Waar kan ik nog echt Brussels dialect horen spreken?
BIG CITY: stel zelf je vraag
Elke week gaat BRUZZ met Big City op zoek naar antwoorden op jouw vragen over Brussel. Vragen allerhande over jouw stad stel je online aan de redactie. De vraag met de meeste voorkeuren wordt onderzocht en beantwoord.
Ook een vraag over Brussel? Zet onze journalisten aan het werk en stel je vraag in Big City.
Big City
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Big City , adel , Paul Janssens , adelstand , Ommegang
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.