Een stedelijke jungle waar ooit asfalt lag. Een groenzone die bij noodweer een kolkende beek ontvangt. En een ommuurd park dat in het diepst van zijn gedachten ook een regenmeer is. Kopenhagen spaarde de voorbije jaren kosten noch moeite om de stad klimaatbestendig te maken. “Waarom zou je beton gebruiken als het met groen kan?”
| Enghaveparken
Meer weten over het dossier 'Klimaatbestendige stad'?
Meer extreme regen en vooral veel meer hittepieken. We weten wat het klimaat in petto heeft de komende jaren en decennia, maar hoe bereid je de stad daarop voor? BRUZZ ging kijken in Wenen en Kopenhagen, twee steden die al heel wat verder staan dan Brussel en kwam terug met een rugzak vol antwoorden. Je leest erover in ons dossier ‘Klimaatbestendige Stad’.
Zaterdag 2 juli 2011. De hemelsluizen boven Kopenhagen openen zoals ze dat nooit eerder deden. Circa twee uur hevige neerslag is genoeg om de stad blank te zetten: behalve kelders lopen ook veel huizen en straten onder, de omwalling van het zeventiende- eeuwse kasteel in het centrum stort in en het verkeer op de snelweg stopt voor een watermassa. Als bij wonder vallen er niet meteen doden – die zijn pas te betreuren door ziektes na de overstroming – maar het prijskaartje is met 800 miljoen euro ontnuchterend.
De kwetsbaarheid voor het regenwater zendt een schokgolf door de Deense hoofdstad, die sowieso al bibbert voor de stijgende zee- én grondwaterspiegel. Het moet anders, beslist het stadsbestuur, dat het Cloudburst Management Plan lanceert. De omvattende aanpak van dat wolkbreukplan moet de stad in de toekomst voor de zondvloed behoeden. Want dat extreme regenval steeds frequenter zal worden, dat beseft de stad maar al te goed.
Augustus 2023. Samen met Bjørn Ginman van architectenbureau SLA stappen we rond op Sankt Kjelds Plads, tot voor kort een anonieme plek in de residentiële wijk Østerbro. “Is dat geen pimpelmees daar?” vraagt Ginman. “En daar, een koolmees!”
Tien jaar geleden was dit nog een grote rotonde, uitgesmeerd als een zee van asfalt, die bijna tot aan de huizen reikte. Vandaag slenteren we langs kronkelende paadjes door een soort stedelijk bos met honderd verschillende boomsoorten, vooral inheemse. Over een licht glooiend terrein gaat het langs bijen op een bloeiende struik en fladderende vlinders.
In het midden van het plein ligt nog steeds een rotonde, maar dan wel zo klein als technisch haalbaar, waardoor twee derde van het asfalt de schop op kon. En het groen van het plein vindt ook nog eens zijn verlengstuk in Bryggervangen, een van de straten die op het plein uitkomen. De meeste huizen kijken er uit op een strookje stedelijk regenwoud voor de deur. Het aantal parkeerplaatsen? Dat bleef gelijk na de werken, op uitdrukkelijke vraag van de bewoners. Ginman kijkt om zich heen en glundert. “Hier kan je verdwijnen in de natuur. Groen maakt iets los in mensen en wij stadsbewoners hebben dat nodig.”
De natuur – inclusief dode bomen die hier gewoon mogen blijven liggen of staan – eist alle aandacht op aan het nieuwe Sankt Kjeldsplein. Nochtans kwam de heraanleg er in de eerste plaats om de buurt resistenter te maken tegen een volgende watersnood. “Het regenwater van alle huizen rond het plein wordt naar het groen geleid,“ legt onze gids uit. “De vegetatie zuigt al heel wat water op, maar de regen wordt ook naar zones geleid waar hij kan insijpelen of desnoods een vijver vormt. Verder zijn de verschillende groene delen nog eens met elkaar verbonden, zodat we het regenwater zoveel mogelijk kunnen vertragen. (Plots) Ha, een duivennest!” Ginman haalt zijn smartphone boven om het nest op een goeie meter van ons vast te leggen.
Rock-’n-rollproject
De banale rotonde van weleer is vandaag een pleisterplek geworden. Voor de klanten in het nieuwe café aan het plein, maar ook voor bezoekers die zich op een van de schaarse banken nestelen in het groen. Katrin (61) en Derek (68) houden er even halt op hun fietstocht door de stad. “Je kan hier gewoon naar de bomen kijken, tot rust komen,” vindt de Britse Derek, “zolang je geen onnozele vragen moet beantwoorden van journalisten natuurlijk (Britse grijns).”
“Ik heb hier al Chinezen, Brazilianen, Australiërs en het stadsbestuur van New York rondgeleid. De huurprijzen zijn dramatisch gestegen”
Maar ook stadsbesturen en planners van heinde en ver komen deze plek bezoeken. “Dit is dan ook een rock-‘n-rollproject zoals je er nergens een vindt,” zegt architect Ginman. “Ik heb hier al Chinezen, Brazilianen, Australiërs en het stadsbestuur van New York rondgeleid. Mensen willen hier ook plots wonen. De huurprijzen zijn dramatisch gestegen.”
Voor de Kopenhaagse stadsplanner Jan Gehl, die we opzoeken in zijn huis in een buitenwijk, is het bosplein zelfs wat te veel rock-’n-roll. “Misschien zijn er wel wat té veel bomen, ik mis de plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten.”
Sankt Kjelds Plads is het hart van het Klimakvarter: de klimaatwijk, waar volop geëxperimenteerd wordt met stadsplanning die aangepast is aan veranderende weerpatronen. En de stedelijke jungle toont mooi wat de filosofie van de Kopenhaagse aanpak is: waar het niet anders kan, gaat het regenwater naar nieuwe megariolering en stormbekkens. Maar overal waar mogelijk kiest de stad voor een bovengrondse heraanleg met groen. Zo kan je het regenwater vertragen én tegelijk ook op andere fronten scoren. “You can spend the same money twice or three times,” om Gehl nog eens te citeren. Er ontstaat een nieuwe of vernieuwde groene ontmoetingsruimte, de stedelijke biodiversiteit vaart er wel bij én de nieuwe vegetatie koelt de stad ook af. Want zelfs het noordelijke Denemarken betreurde in 2018 zeker 250 hittedoden.
"Misschien zijn er wel wat te veel bomen, ik mis de plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten wat"
Het Cloudburst-plan beperkt zich niet tot Sankt Kjelds: tussen 2015 en 2035 krijgen 300 plekken zo’n groene en klimaatbestendige heraanleg. 17 ervan zijn ondertussen klaar, aan nog eens 59 wordt gewerkt.
“Als er één ding is waar ik trots op ben, dan is het wel dat we zo’n omvattend masterplan hebben, waar je dan alle nieuwe ontwikkelingen in de stad inpast. Hier en daar losse projecten opstarten heeft weinig zin,” zegt Jan Rasmussen van het stedelijke Climate Adaptation Center, terwijl hij ons door een andere groene ruimte leidt die net afraakte: Karens Minde. Het drassige en verwaarloosde park van weleer is vandaag een moderne groene ruimte, met onder meer een blits speelplein.
Dé blikvanger in het park? Een kronkelende rivierbedding, deels in tegeltjes, deels als groenbedding. Het verharde deel kan als speelruimte voor jong volk dienen, terwijl het groene segment vandaag al een bebloemd valleitje vormt. Bij een wolkbreuk vertraagt de bedding het water eerst, om het vervolgens naar een meertje op het eind van het park te leiden. Stijgt het water ook daar te hoog? Dan is er altijd nog een grote regenpijp, die overtollig water naar de zee voert.
Speelplein wordt vijver
Openbare ruimte klimaatvriendelijk maken is mooi. Maar de stad is natuurlijk meer dan dat. Het masterplan betrekt daarom ook huiseigenaren bij de plannen. Lene Andersen toont ons twee van die projecten. In het noorden van Kopenhagen lopen we langs een groot wooncomplex met 220 appartementen. Andersen toont hoe het regenwater van het hele gebouw naar verschillende insijpelzones wordt geleid. Een daarvan is een speelplein met natuurstenen die wat aan een Zuid-Franse rivierbedding doet denken. Bij zware regen kan het speelplein vollopen. Wat verderop wordt de regen dan weer naar een tuin geleid met ruimte voor een vijver en een ondergrondse waterbuffer. “Voor zover ik weet stond er nog nooit veel water aan de oppervlakte. Het werkt dus zoals bedoeld: in de eerste plaats als een fantastische groene ruimte voor de bewoners.”
Projecten op privégrond kunnen druppels op een hete plaat lijken, beseft Andersen. Met tien afgewerkte projecten en 4.000 vierkante meter zijn ze dat voorlopig nog. Op de stadsradar staan echter nog eens driehonderd projecten, goed voor ruim een miljoen vierkante meter. Wat daarbij helpt, is alvast de schaal van de woningbouw in Kopenhagen. Huizen voor één of enkele gezinnen zijn er hier veel minder dan in Brussel, grote ensembles des te meer.
Meertrapsraket
‘Gebruik gewoon groen in plaats van beton,’ het klinkt te mooi om waar te zijn. En dat is het ook, want bomen en overstroombare groenzones volstaan lang niet overal in de Deense hoofdstad. Dat zien we als we naar Enghaveparken trekken, een historisch park in het steeds hippere Vesterbro. Het is een park met vele gezichten: terwijl een nabijgelegen school haar turnles in de rozentuin houdt, hebben twee senioren met bierflessen plaatsgenomen op de lage muur die het park omzoomt. Langs de centrale vijver passeert een crèchegroep in XL-kinderwagens. En op de tribunes van het diepergelegen sportveld, pauzeert een schoolgroep op excursie. Een levend park.
Als Sankt Kjelds Plads een rock-‘n-rollproject is waar de natuur zijn gang gaat, kan je het vernieuwde Enghaveparken misschien nog het best vergelijken met een meertrapsraket in de strijd tegen wateroverlast. Dat zit zo: bij normale regenval stroomt het regenwater uit de omliggende wijken naar de vijver en een nieuw waterreservoir onder de rozentuin. Bij overvloedige neerslag zoals die eens om de één tot tien jaar voorkomt, loopt ook het betonnen sportveld vol. Vervolgens is de rozentuin aan de beurt. En als de weergoden ten slotte nog eens uithalen als in 2011, zoals ze dat maar eens in de honderd jaar doen, wordt het volledige park één grote ommuurde vijver. “Op dat moment komt hier een afsluiting uit de grond, die de betonnen muur rond het park afsluit,” legt architect Flemming Rafn van Tredje Natur uit.
De klimaatbestendige heraanleg van Enghaveparken was met zijn 16 miljoen euro niet bepaald goedkoop. Maar de watercapaciteit van het park is met 22.000 kubieke meter dan ook enorm. “Kent u het Waterplein in Rotterdam, dat overstroombare sportveld? Ons park heeft ruim tien keer die capaciteit,” zegt Rafn. Nog een ander ijkpunt: het stormbekken onder het Flageyplein, het tweede grootste van Brussel, kan 33.000 kubieke meter aan, maar kostte begin de jaren 2000 wél al 40 miljoen euro.
Het stadsbestuur maakt zich sterk dat de ingreep geen luxe is. Anders dan bij het Sankt Kjeldsplein bevindt het park zich immers aan de voet van een heuvel. “Op dit moment stroomt het regenwater van verschillende huizenblokken errond al naar het park,” legt de architect uit. “Maar gaandeweg zullen steeds meer gebieden hun regenwater hierheen sturen door het van de riolering af te koppelen. Uiteindelijk zal het park water ontvangen van een gebied dat circa twintig keer zo groot is als zijn eigen oppervlakte.”
"Uiteindelijk zal het park water ontvangen van een gebied dat circa twintig keer zo groot is als zijn eigen oppervlakte"
Net als bij Sankt Kjelds Plads werden ook de buurtbewoners betrokken bij het nieuwe Enghaveparken. “Ze zorgden er bijvoorbeeld voor dat er een soort café kwam in het ingangspaviljoen, zodat er ook sociale controle is op het park,” herinnert Rafn zich. De toewijding van de buurt ging soms ver. “De betonnen muur rond het park moest op een bepaald moment grijs blijven wegens besparingen. De bewoners hebben toen de kranten gebeld en moord en brand geschreeuwd over de getto-sfeer die dat zou veroorzaken. Zoals u ziet hebben we nu een muur in een prachtige zandkleur.”
Te duur
De aanpak in Enghaveparken toont dat er best nog wat beton wordt gebruikt in de Deense hoofdstad. Een noodzaak voor de een, overdreven investeringen voor de ander. “We leggen de stad nu aan voor die ‘één keer per honderd jaar-catastrofes’ die tegen 2100 verwacht worden,” zucht Anders Jensen van Miljøpunkt Nørrebro, een lokale milieuorganisatie. “Dat is extreem duur en stoot ook veel CO2 uit.” Jensen, die zelf een diploma klimaatadaptatie op zak heeft, pleit voor veel meer kleinschalige, lokale oplossingen met minder beton. “Het probleem is ook dat veel grootschalige projecten zo duur zijn, dat je die oplossingen niet kan uitvoeren op de schaal van de hele stad.”
Jensen staat niet alleen met zijn analyse. “We hebben nu die parels, spectaculaire projecten,” zegt de Kopenhaagse bouwmeester Camilla van Deurs. “Het komt er nu op aan om ze ook met elkaar te verbinden tot een halsketting, via minder spectaculaire ingrepen.”
We keren nog even terug naar Sankt Kjelds Plads. Daar bewondert architect Ginman net een dode boom, die gewoon blijft staan. “Op zijn manier is dat toch ook mooi?” Zijn plein vindt hij überhaupt niet duur uitvallen. “Vier miljoen euro voor zo’n groot project noem ik eerder goedkoop. En je moet ergens beginnen als je de wereld wil redden.”
Klimaatbestendige stad
Lees meer over: Brussel , Milieu , Gezondheid , Klimaatbestendige stad , Kopenhagen , klimaatverandering
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.